MEESTER, HET BEGINT WEER
Over enkele dagen maakt de grote vakantie tot veler spijt plaats voor het nieuwe schooljaar. Hoofdrolspelers in het onderwijsdebat zijn “Georges en Luc”. Georges staat voor Georges Monard (54 j.), secretaris-generaal van het departement Onderwijs, of de hoogste onderwijsambtenaar van het land. Luc voor Luc Van den Bossche, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken.
Georges Monard dient zijn minister met groot gezag. Nochtans lag de verhouding tussen de CVP’er Monard en de SP’er Van den Bossche in het begin moeilijk. Na de vorming van de rooms-rode regering in ’88 werd Van den Bossche tijdelijk tot de federalisering later dat jaar geparkeerd als staatssecretaris van Onderwijs. Monard, sinds ’86 secretaris-generaal van het departement Onderwijs, werd toen hoofd van de schaduwcel onderwijs. Het opzetten van een schaduwkabinet is een traditie bij een maatschappelijk geladen materie als onderwijs. Vandaag oefent het kabinet van Luc Martens, minister van Cultuur, Gezin en Welzijn die opdracht uit. Monard nam zijn taak heel ernstig. Hij moest alles weten en liet daarbij geregeld iets lekken naar de pers, tot grote wanhoop van Van den Bossche.
In ’92 volgde Van den Bossche Daniël Coens op als Vlaams minister van Onderwijs. De tegenstellingen met Monard waren scherp. Maar de erfvijanden groeiden snel naar elkaar toe. Van den Bossche en Monard leerden elkaar appreciëren op basis van hun dossierkennis en intelligentie. Ook beleidsmatig leunen ze dicht tegen elkaar aan. Dat komt omdat Monard de dossiers veel minder ideologisch aanpakt dan bijvoorbeeld Coens deed. Monard is geen pilarenbijter en stelt zich zo neutraal op als zijn CVP-signatuur dat toelaat. Hij beseft dat onderwijs zo maatschappelijk geviseerd is dat een niet-ideologische opstelling de enige weg is naar hervormingen en meer kwaliteit. Dat leidt soms tot spanningen met de koepel van het katholieke onderwijs, de Guimardstraat. De polemiek rond het eigentijdse blad Klasse is daarvan een recent voorbeeld. Monard tekende als verantwoordelijke uitgever een brief van de redactie die de scholen aanspoorde het blad grondig te lezen, terwijl de Guimardstraat aanstuurde om het blad niet langer te verdelen.
Monard heeft een duidelijke visie op de toekomst van het onderwijs : “De goede werking van het onderwijs hangt steeds meer samen met met de zelfstandigheid van de afzonderlijke school.” Voor Monard moet de overheid alleen nog de kwaliteit waarborgen (via de eindtermen). Ook de lerarenopleiding en de bestrijding van de kansarmoede voert Monard hoog in het vaandel. Maar al het overige wil hij zo veel mogelijk aan de scholen zelf overlaten. Hij zegt daarover : “De gedachte dat het onderwijs door de overheid kan worden bepaald, hebben we verlaten. De scholen moeten meer armslag krijgen op het vlak van de inzetbaarheid van het personeel of het ontwerpen van de lessenroosters.” Beheersmatig mikt Monard op enveloppefinanciering (waarbij elke school haar eigen budget beheert) en samenwerkingsverbanden tussen scholen zonder dat de vrije keuze in het gedrang komt. Dat is de weg om meer kwaliteit met minder middelen te bereiken. Monard : “Laten we niet vergeten dat het Vlaamse onderwijs betrekkelijk rijk is. We klagen zoals mensen die goed verdienen en die vinden dat ze nog meer kunnen verdienen, maar die dat beter niet in de grote massa uitschreeuwen.”
Een en ander gaat gepaard met deregulering en decentralisatie. Monard heeft het dan over het departement Onderwijs als de derde betaler waarop iedereen de kosten tracht af te wentelen. Wat mogelijk is door de sterke centralisatie. Leraars en directeurs gooien het op een akkoordje, de overheid betaalt. Vandaar ook de vastberadenheid van Monard om het systeem van enveloppefinanciering in te voeren, ook in het secundair onderwijs. Monard ziet dat te veel directeurs liever de rekening naar Brussel sturen en te weinig schoolmanager zijn.
Monard ligt niet alleen aan de basis van de onderwijshervormingen door zijn pragmatische aanpak, gekoppeld aan zijn visie. Hij heeft nog meer pijlen op zijn boog. Hoewel hij in zijn gedragingen eerder een onbeholpen indruk geeft en heel zenuwachig en onzeker kan overkomen velen onderschatten hem daardoor is hij een gewiekst onderhandelaar. Hij weet waar hij wil uitkomen en slaagt daar meestal in. Monard kan compromissen bedenken die werkbaar blijven. Hij maakt daarbij graag en met suces gebruik van het wapen van de humor. Met een kwinkslag hier en een grapje daar kan hij iedereen plat krijgen en de sfeer ontspannen. Een harde werkkracht en een feilloze dossierkennis handelsmerken van de Dehaene-boys, waartoe ook de secretaris-generaal Onderwijs behoort doen de rest.
Monard kent dan ook perfect zijn weg in het Vlaamse politieke landschap. Ooit was hij voor de CVP de jongste volksvertegenwoordiger van het land. Zijn eerste stappen in de politiek zette hij in 1971 als gemeenteraadslid en schepen van Financiën, Onderwijs en Jeugdbeleid van de stad Hasselt. Van ’72 tot ’78 was hij volksvertegenwoordiger en lid van de kamercommissie Onderwijs en Wetenschapsbeleid van de Vlaamse Raad. In ’79 verliet hij de parlementaire route en dook de kabinetten in, onder meer als adjunct-kabinetschef van Coens (’81-’85).
Vanaf ’86 tot vandaag is hij secretaris-generaal. Daar etaleert hij ook een uitstekend organisatietalent. Heel bruikbaar in een departement met een effectief van meer dan 120.000 krachten. Technieken van modern management stroomlijnen nu de organisatie van het departement. Monard voerde principes in als klantvriendelijkheid en evaluatie van de ambtenaren. Voorbij zijn de laattijdige loonbetalingen. Ook de relatie tussen de scholen en het departement verbeterde gevoelig.
De belezen en wetenschappelijk onderlegde Monard dwingt ook gezag af op basis van zijn intellectuele capaciteiten. De licentiaat in de wijsbegeerte en letteren, kandidaat in de klassieke filologie en de rechten en baccalaureaat in de Thomistische wijsbegeerte heeft er ook een academische carrière aan de KU Leuven opzitten. Daar zet hij in ’78 een punt achter als hoofd van het universitaire studiebureau. Monard blijft er bescheiden bij. Maar op toespraken durft hij radicaal zijn standpunt uit de doeken doen, wat voor geviseerde toehoorders niet altijd even aangenaam is. Zo dwingt Monard de nodige aandacht af. Men weet wie de secretaris-generaal Onderwijs is, wat in het verleden niet altijd het geval was.
DAAN KILLEMAES
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier