Managers aan de drugs
Sportmensen zijn niet de enigen die offeren op het altaar van de prestaties. Om het hoofd boven water te houden, aarzelen ook kaderleden niet om hun toevlucht te nemen tot psychostimulerende middelen. En als ze dan toch onderdoor gaan, nemen anxyolitica en antidepressiva de taak over. De wals van de psychotropen.
In een oorlog moeten de stoottroepen weerstand kunnen bieden, in alle omstandigheden. Tijdens de Golfoorlog in 1991 bijvoorbeeld hadden de militairen hét wonderpilletje op zak, waarmee ze zestig uur konden wakker blijven: Modafinil. In de economische oorlog gaat het net zo: een enquête uitgevoerd in Frankrijk en overgenomen door Le Point wijst uit dat op 600 ondervraagde personen 12 tot 18% stimulerende middelen innemen zonder medisch voorschrift. De meesten onder hen zijn tussen de 30 en 39 jaar oud en oefenen een hooggeplaatste, zogenaamd stresserende functie uit: kaderleden, ingenieurs, verkopers. “In pillen verpakt prestatievermogen is een referentieproduct, een pijler van het dagelijkse en het beroepsleven,” verzekert dopingspecialist dokter Patrick Laure, docent aan de universiteit van Nancy en medeauteur van het onderzoek. Een rondvraag in Vlaanderen, die in 1995 werd uitgevoerd door het Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie, toont aan dat tussen 8 en 26% van de bevolking tussen 18 en 65 in aanraking komt met stimulerende middelen. De grootste consumenten zijn de mannen in de leeftijdsklasse van 18 tot 24 (zie tabel).
Doping blijft taboe
Ondanks toenemend onderzoek zal doping een taboe-onderwerp blijven waarop moeilijk vat te krijgen valt: de dokters die doping voorschrijven zullen het niet van de daken schreeuwen. Bovendien worden de meeste van die producten van hun oorspronkelijke bedoeling afgeleid. Dat is onder meer zo voor de bètablokkers, die in eerste instantie bedoeld zijn om hart- en vaataandoeningen te behandelen, maar die ook gebruikt worden om angst en plankenkoorts tegen te gaan. Het is dan ook onmogelijk om conclusies te trekken uit de verkoopcijfers van deze middelen. Alleen onderzoek uitgevoerd door beroepslui laat toe om de alarmbel te luiden.
Bedrijfsartsen staan niet open voor een gesprek – ze kennen ook niet alle achtergronden van de werknemers. De klassieke praktijkdokters halen heftig uit als ze het hebben over de toestand van hun patiënten. Henri Boon, neuropsychiater en geneesheer-directeur van een psychiatrisch ziekenhuis: “Onze wachtzalen puilen uit van jongeren die geen werk vinden en kaderleden die bedreigd worden door brugpensioen. De ondernemingen denken enkel maar aan resultaten. Ze vergeten het menselijke aspect.” Hij stelt een merkelijke verhoging vast van het aantal gevallen van neerslachtigheid en alcoholisme. “Om het hoofd boven water te houden, slaan kaderleden die tussen twee stoelen zitten aan het drinken omdat ze vrezen dat ze door jongere collega’s zullen voorbijgestoken worden, of ze komen vragen naar psychostimulerende middelen. Een heleboel onder hen moet anxyolitica of antidepressiva slikken.”
Steeds dezelfde klachten
Dokter A.F. is huisdokter met een praktijk in het noorden van Brussel. Zijncliënteel telt heel wat kaderleden en beoefenaars van vrije beroepen. Steeds weer uiten ze dezelfde klachten: “We worden almaar meer afgejakkerd, ik moet nu het werk doen van twee want mijn collega doet zijn opzeggingstermijn uit.” Bovendien is het zo goed als uitgesloten een collega of een meerdere in vertrouwen te nemen. Dan dreigt men immers over te komen als een zwakkeling. Het resultaat is dat Temesta en Prozac een mooie toekomst beschoren is en dat geldt ook voor whisky. Men moet toch op één of andere manier zijn angsten onder controle krijgen om te kunnen slapen.
Dokter F. gelooft echter niet dat mensen in een verantwoordelijke functie hun toevlucht kunnen nemen tot doping van het type amfetamines: “Met dat soort producten verliest men de controle over zichzelf. Wanneer ik vaststel dat de Belgen behoren tot de grootste gebruikers van benzodiazepines, kan ik moeilijk geloven dat ze die geneesmiddelen nog cumuleren met dopingproducten. Dat zou een té explosieve cocktail zijn.”
Dokter Jacques Sporck
(66 j.) is veel minder genuanceerd. Lange tijd was hij arbeidsgeneesheer bij Westinghouse en de RTBF, vandaag leidt hij het lab voor arbeidsgezondheid aan de École de Santé Publique (ULB). Zijn oordeel is ongenadig: “Ik heb technici en kaderleden gekend die gemiddeld twaalf uur per dag werkten. Zonder opwekkende middelen gaat dat niet. En zo vorm je dan een soort van sufferds die helemaal afgesneden worden van het gezinsleven,” barst hij uit. Als ze helemaal uitgeblust zijn, worden ze afgestoten en trekt men frisse en goedkopere jongeren aan.
“In de huidige context wordt van steeds minder werknemers steeds meer gevergd.” Dat verklaarde dokter Carlier, geneesheer-directeur van de interbedrijven medische dienst (MSR) tijdens een colloquium georganiseerd door de Belgische Liga tegen Depressie in 1996. “De mens op het werk wordt aangepord door een ondernemingscultuur waarmee hij zich moet identificeren om te slagen of om zijn job te behouden. Het is overduidelijk dat alleen degenen die psychisch en fysiek het sterkst staan, overleven. De zwakkeren gaan onderdoor.”
Tegelijk worden steeds meer
antidepressiva geslikt, in 1995 was de hoeveelheid goed voor meer dan 4 miljard frank. En daar werden de kalmeermiddelen en andere pijnstillers of de hele resem natuurproducten niet eens bijgerekend. Twee recente publicaties geven een overzicht van al die substanties. Een eerste werd samengesteld door Thierry Souccar, waarin hij duidelijk partij kiest voor de pilletjes en hun stimulerende ingrediënten zonder zich veel vragen te stellen bij de redenen van het gebruik. Patrick Laure dan maakt zich in zijn publicatie zorgen over het fenomeen. “Door om het even welk product in te nemen om zijn prestaties te bevorderen,” aldus Laure, “gaat het individu uiteindelijk zichzelf ervan overtuigen dat hij het nodig heeft. Gekoppeld aan zijn, echte of vermeende, kwetsbaarheid, dreigt hij daardoor zijn capaciteiten definitief te verliezen omwille van een capsuletje.”
Le Point, 23 mei 1998.
Patrick Laure, Les gélules de la performance, collection Vivre et Comprendre, Ed. Ellipses, Parijs 1997.
Handelingen van het colloquium ‘Jongeren en Geneesmiddelen’ van 27 november 1997, gepubliceerd in het Bulletin d’Education du Patient van het Centre d’Education du patient.
Dépression et sphère du travail, Belgische Liga tegen Depressie, mei 1998.
Thierry Souccar, Le guide des nouveaux stimulants, Albin Michel, Parijs 1997.
MARIE BRANDELEER
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier