Wim Moesen over het begrotingsevenwicht: ‘Europa heeft nooit een nulsaldo voor 2018 gevraagd’
Een begrotingsevenwicht komt er ten vroegste in 2020. Dat hoeft geen drama te zijn, zegt specialist overheidsfinanciën Wim Moesen. Al is een verdere sanering wel nodig om de staatsschuld af te bouwen.
De Hoge Raad van Financiën stelt voor pas tegen 2020 te streven naar een begrotingsevenwicht. Werk voor de volgende regering dus?
WIM MOESEN. “Het lag in de lijn van de verwachtingen dat een structureel nulsaldo niet haalbaar was. Dramatisch hoeft dat niet te zijn. Vroeger werd gewerkt met een dubbele begroting, waarbij de lopende inkomsten de courante uitgaven moesten dekken. De overheidsinvesteringen hadden een apart statuut. Met de lancering van de Europese muntunie werd een zekere begrotingsdiscipline ingevoerd. Landen mochten een begrotingstekort van 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp) hebben. Daartegenover stond dat de overheidsinvesteringen 3 procent van het bbp mochten bedragen. Maar na de bankencrisis is de Europese Commissie in paniek geschoten en moest het begrotingssaldo van de eurolanden zo snel mogelijk in evenwicht zijn. Sindsdien zijn de zaken geëvolueerd en is ze minder streng. Van België kan ik zelfs zeggen dat de basisregel van de openbare financiën gevolgd wordt.”
België zat toch onlangs bijna een paar keer op het Europese strafbankje?
MOESEN. “In 2017 boekte België een feitelijk begrotingstekort van 1 procent van het bbp. De overheidsinvesteringen bedragen 2,2 procent van het bbp. De financieringsregel is dus gerespecteerd. Dat streven naar een begroting in evenwicht in 2018 heeft deze regering zichzelf aangepraat. Europa heeft dat nulsaldo nooit gevraagd. Maar toen de regering-Michel in 2014 aantrad, had België de reputatie een budgettaire belhamel te zijn. Het begrotingstekort lag al een tijd rond 3 procent van het bbp. Ze wilde tonen dat het anders kon.”
En is dat dan toch niet gelukt?
MOESEN. “Een evenwicht was geen Europese eis. Wel kreeg de Belgische regering de vraag om jaarlijks 0,6 procent van het bbp structureel te saneren. Voor andere landen was dat 0,5 procent, maar vanwege de hoge staatsschuld van 100 procent van het bbp moesten wij meer doen. Maar tijdens deze legislatuur is het zelden gelukt die 0,6 procent te besparen. Dat het een paar keer wel gebeurde, was in grote mate te danken aan de dalende rentelasten, die als onderdeel van een structurele sanering worden beschouwd. Het blijft noodzakelijk de begroting verder gezond te maken. Dat kan door een aanhoudend positief primair saldo te boeken, dat zijn de ontvangsten min de uitgaven zonder de rentelasten. Het is alvast een goede zaak dat de uitgaven onder deze regering minder snel stijgen dan de economie groeit. Het zal een moeilijke oefening blijven, want we betalen nu de prijs voor de budgettaire gemakzucht van de voorbije decennia.”
Is er door de nood aan saneringen eigenlijk nog ruimte voor extra overheidsinvesteringen?
MOESEN. “Je merkt op veel plaatsen in België dat dit een probleem is. De nettokapitaalstock _ de waarde van alle wegen, overheidsgebouwen, scholen enzovoort _ bedraagt in België 36 procent van het bbp. Het Europese gemiddelde is 50 procent, in Nederland is dat zelfs 60 procent. De overheidsinvesteringen moeten omhoog.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier