Werken en vermogen: dit zeggen experts over de voorstellen van de politieke partijen
Werken en vermogen behoren voor veel kiezers tot de belangrijkste financiële thema’s in de komende verkiezingen. Twee weken geleden overliepen we de voorstellen van de partijen. Nu vertellen experts wat er echt nodig is.
Kiezers die met hun portemonnee stemmen, liggen wakker van vier thema’s: werken, vermogen, wonen en pensioenen. De partijstandpunten daarover brachten we eerder en leest u hier. Maar houden die voorstellen steek? Dat vroegen we aan verschillende experts en onderzoekers. Vorige week over wonen en pensioenen. Deze week over werken en vermogen.
1. Werken
Alle politieke partijen benadrukken dat werken meer moet lonen. Sommige willen de belastingvrije som verhogen – het deel van het inkomen waarop mensen geen belasting betalen. Andere willen morrelen aan de schijven in de personenbelasting. Voor beide denksporen valt iets te zeggen, maar alleen als ze deel uitmaken van een allesomvattende belastinghervorming, zegt Mark Delanote, hoofddocent fiscaal recht aan de UGent, advocaat en een van de architecten van de fiscale hervorming die federaal minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) de afgelopen legislatuur tevergeefs probeerde door te voeren. “Een belastinghervorming zou op vier principes gestoeld moeten zijn: eenvoud, rechtszekerheid, efficiëntie en herverdeling”, stelt hij.
Vooral die efficiëntiedoelstelling is een belangrijk argument om de lasten op arbeid te verlagen. Daar bestaat ook het meeste academisch onderzoek over. “Arbeid is een belangrijke productiefactor in de economie. Hoe zwaarder je die belast, hoe meer je de productiecapaciteit belemmert”, zegt de fiscaal expert.
Drie valkuilen
Lasten op arbeid kunnen op drie manieren tot efficiëntieverlies leiden. Een eerste is de werkloosheidsval. Dat is het verschil tussen wat iemand extra overhoudt als die werkt in plaats van bijvoorbeeld een werkloosheidsuitkering te ontvangen. “Om die werkloosheidsval aan te pakken kun je de lonen minder belasten, maar je kunt ook de uitkeringen verlagen of beperken in de tijd”, stelt Mark Delanote. “Met beide maatregelen streven politici hetzelfde na, maar het ene klinkt voor sommigen misschien aantrekkelijker dan het andere.”
Een hogere belastingvrije som pakt dat deels aan. Delanote: “Daarmee verlaag je de algemene lasten op arbeid, wat goed is, maar het is een maatregel die voor iedereen geldt, terwijl je om de werkloosheidsval te verkleinen vooral de lasten moet verlagen voor de mensen met de laagste lonen. Je zou zelfs een algemeen belastingkrediet kunnen overwegen, waarbij je via een soort negatieve heffing mensen extra geld geeft om werken meer te doen lonen. De jobbonus – zowel de federale als de Vlaamse – is daar een goed voorbeeld van.”
Een hogere belastingvrije som zou wel tegemoetkomen aan een andere efficiëntiegraadmeter: de belastingwig, of het verschil tussen wat een werkgever aan loonkosten betaalt en wat een werknemer daar netto aan overhoudt. “Hoe groter die wig is, hoe meer er terugvloeit naar de overheid. En ja, in België is er een probleem”, zegt Delanote. “Als je dat wilt aanpakken, is een algemene lastenverlaging voor iedereen wenselijk. Daar kan een hogere belastingvrije som een goede maatregel voor zijn, al dan niet gecombineerd met een algemene tariefverlaging en bredere tariefschijven.”
‘Een belastinghervorming zou op vier principes gestoeld moeten zijn: eenvoud, rechtszekerheid, efficiëntie en herverdeling’
Mark Delanote, UGent
Een derde efficiëntievalkuil is de promotieval. Die heeft betrekking op hoeveel loon een werknemer netto overhoudt wanneer die overstapt van halftijds naar voltijds werk, of wanneer die een loonsverhoging krijgt door een promotie. In sommige gevallen wordt 80 tot 90 procent van dat extra loon wegbelast. Gek genoeg werkt de jobbonus dat in de hand. “Naarmate je loon stijgt, wordt de jobbonus afgebouwd en kom je in hogere schijven terecht. Dat dubbele effect leidt tot hoge marginale belastingvoeten”, legt Mark Delanote uit. “De jobbonus trager uitfaseren, zodat de klap minder groot is, kan helpen, maar dat kost de overheid geld.”
Alle koterijen eruit
Over het herverdelend effect van een belastingstelsel is veel minder wetenschappelijke consensus, volgens Mark Delanote. “Dat is een kwestie van beleid. Eventueel kun je daar nog de subjectieve dimensie van het fiscale fatsoen aan toevoegen: welke inspanning mag je redelijkerwijs vragen, ook rekening houdend met de manier waarop de overheid de middelen besteedt? Maar iedereen is het erover eens dat er een zekere mate van herverdeling moet zijn. Dat leidt zelfs tot meer sociale welvaart.”
‘Het belastingstelsel zou een heel solide, transparant en duidelijk systeem moeten zijn, waar politici zo veel mogelijk afblijven’
Mark Delanote, UGent
Maar te veel aandacht voor herverdeling kan een degelijke belastinghervorming in de weg staan. “Je moet vooral inzetten op efficiëntie, eenvoud en rechtszekerheid”, raadt Delanote aan. “Het belastingstelsel zou een heel solide, transparant en duidelijk systeem moeten zijn, waar politici zo veel mogelijk afblijven, los van de tarieven en de vrijstellingen. Dat zijn de knoppen waar ze aan kunnen draaien om, in functie van hun ideologie, de belastingen in de ene of de andere richting aan te passen. Daarnaast kun je een bijzonder fiscaal beleid voeren, bijvoorbeeld om onderzoek en ontwikkeling aan te moedigen, maar dan moet dat wel aantoonbaar efficiënt gebeuren.”
In de praktijk gebeurt in België met het tegenovergestelde. Het Belgische belastingstelsel is complex en bevat meer uitzonderingen dan regels. “Al wat uit het verleden is verworven, blijft bestaan, en er komt telkens een laag bovenop. Telkens krijgen diegenen die het hardst klagen een nieuw gunstregime, waar later weer in geknipt kan worden”, schetst Delanote. “De eerste insteek van een hervorming moet zijn alle koterijen eruit te halen, om zo tot een transparanter systeem te komen, waarbij ook budgettair ruimte wordt vrijgemaakt om de lasten op arbeid te verlagen.”
2. Vermogen
Als de nieuwe federale regering de lasten op arbeid verlaagt, zal ze die elders moeten compenseren om die belastinghervorming budgettair neutraal te houden. Sommige partijen willen inkomsten uit vermogen progressief belasten, samen met de inkomsten uit arbeid. “Maar je kunt vermogensinkomsten niet zomaar gelijkstellen aan inkomsten uit arbeid”, waarschuwt Mark Delanote. Sommige vermogensinkomsten zijn al eens belast, zoals dividenden van winsten, waar tevoren vennootschapsbelasting op betaald is.
Vermogensinkomsten bestaan uit drie lagen die idealiter niet gelijk belast mogen worden. “Een eerste is de risicovrije vergoeding. Dat kun je gelijkstellen aan de vergoeding op een veilig beleggingsproduct, bijvoorbeeld kortlopende overheidsobligaties. Die moet je niet te veel belasten, want dat is de vergoeding voor het uitstellen van uitgaven.” Een tweede component is de risicovergoeding. Die komt boven op de risicovrije vergoeding en hangt samen met het risico van een belegging. “Die kun je normaal belasten”, zegt Delanote. “Een laatste onderdeel is de zuiver economische rente. Dat zijn opbrengsten waar de ontvanger geen verdienste aan heeft, bijvoorbeeld een onroerend goed dat door externe factoren zoals wegeniswerken in waarde stijgt. Die kun je in principe vrij zwaar belasten.”
Het is bijzonder complex om die drie soorten vermogensinkomsten apart te belasten. “Vandaar het voorstel in de hervorming van minister Van Peteghem om voor alle vermogenswinsten een algemene basisvrijstelling toe te staan en alles wat daarbovenop komt te belasten tegen een vlak tarief”, stelt Delanote.
Neutrale heffing
De zuivere vermogensbelasting, waar in deze campagne veel over te doen is, is volgens veel academici en experts niet de beste maatregel. “Je kiest het best voor belastingen die de minste impact hebben op de economie. En net belastingen op bedrijfsvermogens zijn het meest groeiverstorend. Ondernemingen die willen groeien, hebben kapitaal nodig, en als je daar via belastingen een deel van afroomt, boeten ze aan productiviteit in”, legt Mark Delanote uit.
Er zijn twee soorten belastingen die het minst de groei fnuiken, weet Delanote. “Ten eerste is er de consumptiebelasting. Iedereen betaalt die, ook mensen die niet productief bijdragen.” Een consumptiebelasting heeft minder impact op de beslissing van mensen om te sparen, te investeren of te werken dan een belasting op vermogen of arbeid. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat een weerkerende heffing op residentieel vastgoed ook weinig impact heeft op de bedrijvigheid.”
‘Het is moeilijk te rechtvaardigen dat je én transacties én de vermogenswinsten én het vermogen zelf belast. Dat is overkill’
Mark Delanote, UGent
“België doet het dus verkeerd. We zijn een van de lidstaten in de Europese Unie die consumptie het minst belasten. En voor het residentieel vastgoed blazen we warm en koud. Er zijn maatregelen die het vastgoed, en zeker de eigen woning, fiscaal begunstigen. Daartegenover staan allerhande bijkomende heffingen, ook regionaal en lokaal. Dat duale beleid moet stoppen. Je moet voor een duidelijke lijn kiezen, waarbij je onroerende activa minstens normaal belast. Je moet een overinvestering in onroerend goed ontmoedigen. Het vrijgekomen geld kan veel productiever worden geïnvesteerd dan in bakstenen.”
De belastingen op vermogen worden het best ook drastisch vereenvoudigd. Nu is dat een allegaartje van vermogensinkomstenbelastingen zoals de roerende voorheffing, transactiebelastingen (bijvoorbeeld de registratierechten op vastgoed), en vermogensbelastingen zoals de taks op de effectenrekening. Dat wordt nog aangezwengeld door de versnipperde fiscale bevoegdheden tussen het federale, regionale en lokale niveau. “Het is moeilijk te rechtvaardigen dat je én transacties én de vermogenswinsten én het vermogen zelf belast. Dat is overkill”, stelt Mark Delanote. De verstandigste aanpak is volgens hem een neutrale heffing op alle vermogenswinsten, die rekening houdt met de specifieke aard van die inkomsten en gepaard gaat met een afbouw van de bezits- en transactiebelastingen.
Andere erfenisbelasting
Sommige partijen willen de erfbelasting afschaffen, maar dat lijkt weinig haalbaar. Dus nemen ze genoegen met een drastische vermindering van de tarieven, vooral tussen partners. “Een erfbelasting is in feite een vermogensbelasting”, zegt Ayfer Aydogan, advocate in erfeniszaken. “Maar die is beter te rechtvaardigen dan lasten op arbeid, want aan een erfenis heeft de begunstigde weinig verdienste. Je kunt moeilijk de erfbelasting afschaffen, terwijl de belasting op arbeid zo hoog blijft.”
Voor een lagere erfbelasting tussen partners kan ons land inspiratie opdoen in het buitenland. “In Nederland geldt bijvoorbeeld een heel ruime vrijstelling van bijna 800.000 euro voor erfenissen tussen partners. Bij ons geldt een vrijstelling van 50.000 euro voor het roerend vermogen, wat neerkomt op een korting van 1.500 euro op de erfbelasting, en een vrijstelling voor de gezinswoning. Maar in Europees perspectief lopen we achter”, stelt Aydogan.
Eén denkspoor is erfenissen tussen partners nog minder of helemaal niet te belasten. “Er valt iets voor te zeggen dat je de langstlevende partner zo veel mogelijk comfort wilt geven”, zegt Aydogan. “Het gevolg zal wel zijn dat de langstlevende partner schenkingen zal doen aan de kinderen, om te vermijden dat die bij haar of zijn overlijden veel erfbelasting moeten betalen. De afschaffing van de erfbelasting tussen partners en het behoud van de bestaande voordelige mogelijkheden om te schenken, zal wellicht budgettair niet haalbaar zijn voor de overheid. Je kunt bijvoorbeeld een limiet stellen op wat ouders fiscaal voordelig aan hun kinderen kunnen schenken.”
Daarnaast willen de meeste partijen de erfbelasting aanpassen aan het groeiend aantal nieuwe gezinsvormen en alleenstaanden, om erfenissen in schuine lijnen minder te belasten. “Het is gek dat sommige partijen daar nu een punt van maken, terwijl de Vlaamse regering tijdens deze legislatuur het duolegaat heeft afgeschaft. Dat maakte het net mogelijk om buiten de rechte lijn tegen voordeligere tarieven iets na te laten”, zegt Ayfer Aydogan. “Voor nieuw samengestelde gezinsvormen zijn er weinig werkpunten in de erfbelasting. Voor erfenissen aan stiefkinderen gelden dezelfde tarieven als voor kinderen. Dat is nog niet het geval voor stiefkleinkinderen. Dat zou nog gecorrigeerd kunnen worden.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier