Waarom het Europees strafbankje dreigt voor België

Regering-De Croo tijdens de persconferentie over de begroting op maandag 9 oktober 2023 © belga
Alain Mouton

Radicale partijen die de parlementsverkiezingen winnen. Beleidspartijen die met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen van oktober een afwachtende houding aannemen. Die combinatie kan de formatiegesprekken na de stembusslag van 9 juni maandenlang doen aanslepen.

Door de lange federale regeringsonderhandelingen sinds 2007 zijn we vergeten dat formatiegesprekken in de recente Belgische geschiedenis soms vrij snel werden afgerond, vooral als de uittredende regering nog altijd een duidelijke meerderheid had. In 1985 werd de regering-Martens V (christendemocraten en liberalen) door de kiezer beloond voor het herstel­beleid na de devaluatie van 1982. De coalitie werd voortgezet. Tien jaar later strafte de kiezer de eerste regering-Dehaene (christen­democraten en socialisten) niet af. Premier Jean-Luc Dehaene en zijn ploeg hadden tussen 1992 en 1995 maatregelen genomen om de begroting te saneren, zodat België tegen het einde van de legislatuur een ticket kon verwerven voor de Europese muntunie.

Gebeurt in 2024 hetzelfde en krijgt Vivaldi I een vervolg met Vivaldi II, zij het wellicht met een andere bewoner van de Wetstraat 16? Hoewel de radicale partijen Vlaams Belang en PTB/PVDA sterk scoren in de ­peilingen, zou de regering van socialisten, liberalen, groenen en cd&v nog over een meerderheid beschikken in de federale Kamer. Als ze die niet halen, nemen ze er maar de Franstalige centristen van Les Engagés bij.

Te kleine Vlaamse minderheid

Maar zo eenvoudig is het niet. Er is meer dan één reden om aan te nemen dat de formatiegesprekken maandenlang zullen aanslepen.

De uittredende federale regering heeft aan Vlaamse kant al geen meerderheid. Als de peilingen bewaarheid worden, zullen de huidige Vlaamse partijen van een Vivaldi II-regering in juni amper 30 procent van de Vlaamse kiezers vertegenwoordigen. Dat is te weinig. Ten tweede zullen veel ­partijen de gemeenteraadsverkiezingen van oktober willen afwachten. De politieke blokkering in de Wetstraat kan daardoor tot dan aanslepen.

Veel zal afhangen van de houding van de N-VA van Bart De Wever, ook al zal die partij van haar pluimen verliezen en in Vlaanderen wellicht pas de tweede worden na het Vlaams Belang. De Vlaams-nationalisten willen tot elke prijs een Vivaldi II vermijden, maar de vraag is waar ze bondgenoten zullen vinden om een alternatieve coalitie te vormen. Een ­Arizona-coalitie van de drie traditionele families en de N-VA lijkt naast Vivaldi II de enige haalbare mogelijkheid. Maar de N-VA eist een staatshervorming die de weg opent richting confederalisme. Dat is onaanvaardbaar voor de belgicistische liberalen en heel moeilijk voor de PS, die misschien wel een staatshervorming en vooral veel centen wil, zonder dat te veel geraakt wordt aan de federale sociale zekerheid.

Ten slotte zal het wantrouwen ten aanzien van de N-VA groot zijn als blijkt dat die partij samen met het Vlaams Belang een meerderheid heeft in het Vlaams ­Parlement. Wat als Bart De Wever de Rubicon oversteekt en zelfs maar even oppert om een Vlaamse regering te vormen met de partij van Tom Van Grieken? De formatiegesprekken dreigen een lang partijtje schaduw­boksen te worden.

Druk van buitenaf

Tenzij er sterke druk van buitenaf komt, zoals zo vaak in de Belgische economische geschiedenis. De Europese Commissie is al een tijdje zenuwachtig over de verslechterende Belgische begrotingscijfers. Dit jaar bedraagt het tekort 3,5 procent van het bruto binnenlands product (bbp), ­volgend jaar stijgt het naar 4,9 procent en in 2025 gaat het voorbij de grens van 5 procent. In de eurozone doet alleen ­Slowakije slechter.

De volgende regering zal geen honderden miljoenen euro’s op tafel kunnen gooien om een sociaal akkoord te smeren.

Een regering in lopende zaken tijdens de verwachte lange ­formatiegesprekken zal met voorlopige twaalfden werken en het deficit niet nog extra doen toenemen. Maar dat is een magere troost en onvoldoende voor de Europese Commissie. België dreigt volgend jaar op het Europees strafbankje terecht te komen. Niet alleen vanwege het deficit, ook omdat de Zuid-Europese landen er wel in slagen hun tekort terug te dringen. En omdat het Belgische begrotingstekort duidelijk niet meer het gevolg is van de steunmaatregelen na de energiecrisis van 2022, laat staan van die tijdens de coronapandemie. De belangrijkste oorzaak zijn de gestegen uitgaven in de sociale zekerheid.

De Europese Commissie vraagt België al een tijd de groei van zijn overheidsuitgaven te beperken tot minder dan 2 procent per jaar. Enkel een volwaardige regering is daartoe in staat. De druk van de Europese Commissie kan de formatie versnellen. Een bijkomend drukkingsmiddel kan de zenuwachtigheid van de financiële markten worden. De regering-Di Rupo werd eind 2011 ook gevormd onder druk van de financiële markten.

Blinde vlek

De partijen die een nieuwe regering moeten vormen, zullen in de loop van 2024 nog een ander alarmsignaal horen: dat van de verzwakkende concurrentiekracht en het verlies van buitenlands marktaandeel van de bedrijven. De Nationale Bank voorspelt al een tijdje dat onder meer de sneller gestegen loonkosten in België – een gevolg van de automatische loonindexering – de concurrentiepositie van onze bedrijven zullen verzwakken. Ook in de buurlanden stijgen de lonen, maar België dreigt opnieuw een loonhandicap op te bouwen. Een belangrijk signaal is de evolutie van de Belgische lopende rekening met het buitenland: die vertoonde in 2022 nog een overschot, ondertussen is dat een tekort van 4 à 5 procent van het bbp geworden. De zwakke concurrentiekracht is ook slecht nieuws voor de poten­tiële groei, onder meer omdat bedrijven minder geneigd zijn te investeren.

In 2024 mogen de politici de nodige druk verwachten van de werkgeversorganisaties om snel een regering te vormen die ­aandacht heeft voor de concurrentiekracht. Vandaar dat het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) nu al vraagt een einde te maken aan de automatische loonindexering. Die heilige koe van het sociaal overleg zal niet worden geslacht, maar de werkgevers hopen wel op maatregelen die het Belgische concurrentienadeel binnen de perken houden.

In het najaar van 2024 starten de gesprekken voor de loon­onderhandelingen en een interprofessioneel akkoord 2025-2026. Onder andere het VBO wil niet dat die in een gespannen sociaal en instabiel politiek klimaat verlopen. Daarom willen de sociale partners dat er tegen het najaar of zeker tegen de jaarwisseling richting 2025 een regering is die een mogelijk interprofessioneel akkoord bekrachtigt. Dat is niet alleen een wens van de werkgevers. Van de grootste vakbond ACV wordt verwacht dat die zich met Ann Vermorgen iets minder radicaal opstelt dan onder haar voorganger Marc Leemans. VBO en ACV zijn van oudsher de trekkers van het Belgisch sociaal overleg. Eén groot verschil met vroeger: de volgende regering zal geen honderden miljoenen euro’s op tafel kunnen gooien om zo’n akkoord te smeren.

Partner Content