Vlaanderen kiest rechts, maar de kans op een links economisch beleid is groter
De uitslag van de verkiezingen maakt duidelijk dat de kans op een federale regering die het schuchtere herstelbeleid van de regering-Michel voortzet, klein is. Voor Vlaanderen, dat rechtser dan ooit stemde, dreigt paradoxaal genoeg een nieuwe belastingfactuur. Tenzij de deur naar het confederalisme wordt geforceerd.
Het voorbije jaar verschenen in de Vlaamse pers 585 artikels over het VN-Migratiepact. De voorbije maand – in volle verkiezingsstrijd – waren het er amper zestien. Toch blijkt migratie een belangrijke rol gespeeld te hebben in het stemhokje. Anders was het Vlaams Belang met meer dan 18 procent niet de grote winnaar van de verkiezingen geworden. De N-VA blijft de grootste partij, maar haalt net geen 25 procent meer en lijdt dus een zware nederlaag. De traditionele partijen, een paar decennia geleden nog goed voor 70 procent van de stemmen, halen nog amper 38 procent.
Vlaanderen koos rechtser dan ooit. De N-VA en het Vlaams Belang zijn samen goed voor meer dan 43 procent van de stemmen. In Wallonië kwam de verwachte ruk naar links. Al verliest de grootste Franstalige partij, de PS, meer dan 4 procent en blijft ze hangen op een ontgoochelende 26 procent. De MR van premier Charles Michel weet met iets minder dan 21,5 procent de schade te beperken. Ecolo is met 14,5 procent de grote winnaar, net als de neocommunisten van de PTB (13,7%).
Zware klus
De vorming van een nieuwe federale regering dreigt een zware klus te worden. De Zweedse coalitie is geschiedenis. Een centrumlinkse regering (rood, groen en christendemocraten) is ook onmogelijk. Er is bijna een regering van de traditionele partijen met de groenen erbij nodig. Maar het gewicht van het tweespan N-VA-Vlaams Belang in de Nederlandse taalgroep van het federale parlement is zo groot – net geen absolute meerderheid – dat een anti-N-VA-coalitie federaal zeer moeilijk wordt. Het ziet ernaar uit dat een coalitie met een mix van linkse en rechtse partijen de enige werkbare oplossing is.
Meteen rijst de vraag of die het schuchtere herstelbeleid van de regering-Michel zal voortzetten. Wordt werk gemaakt van een begrotingsevenwicht? En van een transparantere fiscaliteit? Krijgt men de pensioenfactuur onder controle? Versterkt de concurrentiekracht van onze ondernemingen verder? Het antwoord op al die vragen is wellicht ‘neen’. Vlaanderen koos rechts, maar de kans op een links economisch bestuur is groter dan ooit. Een herstelregering bis zit er niet aan te komen.
België als exportland in gevaar
Er was veel kritiek op de regering-Michel omdat ze minder goed presteerde dan verwacht. De begroting raakte niet in evenwicht, een grote pensioenhervorming bleef uit. Er kwamen wel 230.000 banen bij, maar de bijdrage van de regering-Michel daarin zou beperkt zijn: 77.000 volgens berekeningen van Joep Konings (KU Leuven), 30.000 volgens Franstalige economen en 0 volgens Gert Peersman (UGent). Zeker over die laatste analyse wordt onder economen heftig gediscussieerd.
Kort voor de verkiezingen gooiden de economen Stijn Decock (Candriam) en Edward Roosens (VBO) een paar grafieken op Twitter, waaruit blijkt dat de Belgische bedrijven marktaandeel winnen na het forse verlies sinds 2000. Dat wordt te weinig belicht. België bevond zich vijf jaar geleden in het gezelschap van Frankrijk, nu stomen we al richting Nederland. En, voegde Decock eraan toe: “De zwakke concurrentiepositie vormt op lange termijn grotere bedreiging dan een begrotingstekort.”
Die stijgende marktaandelen zijn een gevolg van het beleid van de vorige regering, vooral de indexsprong en de lastenverlagingen op arbeid. De positieve trend zal normaal nog een tijdje doorzetten, maar hij zou wel bruusk kunnen stilvallen als een volgende regering een bocht van 180 graden zou nemen.
De gevolgen zijn dan niet te onderschatten. De Belgische bedrijven zijn als ondersteuners van de export belangrijk voor de economische groei, al speelde door de koopkrachtmaatregelen ook de binnenlandse consumptie een belangrijke rol. Voor een open economie als België is internationale handel dé levenslijn. Meteen rijst de vraag of die de komende jaren in zijn huidige vorm blijft bestaan. De verleiding zal groot zijn in een volgende legislatuur opnieuw een blik belastingverhogingen open te trekken, waarbij bedrijven als eerste worden geraakt. Daar heeft de Zweedse coalitie ‘marge’ gecreëerd. Volgens de OESO daalde de fiscale druk tijdens de voorbije legislatuur van 45,1 naar 43,6 procent van het bbp. Dat is in euro’s een belastingverlaging van 6,6 miljard euro.
Als een volgende federale links afslaat, kan de fiscale druk snel opnieuw stijgen. De vraag is of Vlaanderen dat wil en kan aanvaarden. Niet alleen omdat Vlaanderen het gros van de belastingen betaalt, de regio is met 85 procent van de export ook de motor van de Belgische economie. Als die door hogere belastingen stilvalt, dreigt de factuur zwaar uit te vallen, ook en vooral voor de overheidsfinanciën.
Vechtfederalisme of confederalisme
“Een links bestuur kunnen we ons in Vlaanderen niet permitteren”, is al een tijd bij economen te horen. Meteen rijst de vraag of de N-VA via de volgende Vlaamse regering – waar ze incontournable is – zal stormlopen tegen een federale ploeg die het oude PS-recept van ‘le retour du coeur’ bovenhaalt. Kiest de volgende Vlaamse regering voor het vechtfederalisme door elk links federaal beleid stokken in de wielen te steken? Of probeert N-VA-voorzitter Bart De Wever de deur naar het confederalisme open te duwen?
Een coalitie vormen met het Vlaams Belang is geen optie, ook niet op Vlaams niveau. Het zou het cordon sanitaire uitbreiden naar de N-VA. Bovendien liggen de sociaaleconomische programma’s van beide partijen ver uiteen. Het Belang kiest voor linkse recepten, zoals hogere pensioenen en kortere loopbanen. De enige rechts-liberale standpunten van de partij zijn een verlaging van de personenbelasting (die onbetaalbaar is volgens het Planbureau) en een beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd (tenminste tot 55 jaar).
Neen, het Vlaams Belang wordt hooguit een stok achter de deur, die Bart De Wever kan gebruiken om gesprekken over een mogelijk confederalisme op te starten. Het valt nog af te wachten of de politicologen in hun analyses het communautaire debat aanwijzen als een van de determinanten van de uitslag. Het is een feit dat een partij als Open Vld, die inzette op een louter Belgisch sociaaleconomisch verhaal, zwak scoorde. Partijvoorzitter Gwendolyn Rutten hamerde erop dat de Belgische werkzaamheidsgraad van 70 procent te laag is. Alleen zweeg ze zedig over de grote regionale verschillen: in Vlaanderen bedraagt die 75 procent, in Wallonië 63 procent, in Brussel 61 procent. Wie met Vlaamse ondernemers praat, krijgt vaak hetzelfde antwoord: Vlaanderen kan die tewerkstellingskloof tussen noord en zuid niet blijven financieren.
Confederalisme dus? De vraag is of PS daarover wil praten. In het federale België doen enkel de sociale zekerheid (al deels uitgekleed door de geregionaliseerde kinderbijslag en delen van de gezondheidszorg) en het fiscale doorgeefluik richting Wallonië, de transfers dus, er nog toe. Daaraan morrelen is zelfmoord voor de PS en voor Wallonië, dat economisch niet op eigen benen kan staan.
Daar komt nog bij dat de vergrijzingsfactuur, die grotendeels federaal is, blijft oplopen. De pensioenkosten stijgen tegen 2024 met 9,7 miljard euro. Wie heeft zin dat probleem aan te pakken?
Robert Houben, de laatste voorzitter van de unitaire CVP, zei dat ooit de dag zou komen dat men geen federale regering meer zou kunnen vormen. Zijn analyse kan misschien wat worden bijgestuurd. Een federale regering vormen is nog altijd mogelijk. Alleen rijst de vraag of er aan beide van de taalgrens straks nog genoeg partijen zijn die een regering willen vormen.
Pieter Timmermans, VBO: ‘Dit was geen stem tegen het bilan van de regering’
“Een stem tegen het systeem en tegen de manier waarop aan politiek gedaan wordt, zo lees ik de verkiezingsuitslag”, zegt Pieter Timmermans, gedelegeerd bestuurder van het VBO. “Dit is volgens mij geen stem tegen het bilan van de regering. Er kwamen massaal veel banen bij en de koopkracht steeg. Alleen denk ik dat de regering dat anders en beter had moeten communiceren. De regering-Michel I kreeg de bijnaam ‘kibbelkabinet’. Wel, je kan intern kibbelen of discussiëren maar naar buiten moet je een duidelijke boodschap brengen. Neem het pensioendossier. Daar zijn belangrijke stappen gedaan met het optrekken van de leeftijd en het strenger maken van de vervroegde uittreding. Alleen hebben de politici niet goed gecommuniceerd waar ze naartoe wilden.”
“Laat dit een wake-upcall zijn voor hen. Voor het VBO is het belangrijk dat de volgende regering de economische fundamenten van het land voort versterkt. Ondernemingen zorgen voor groei. Zij kunnen onzekerheid missen. Vandaar dat ik met een boutade zei dat we geen regering moeten hebben na 541 dagen zoals in 2010-2011 maar het best na 145 dagen. Als de formatie langer duurt, dan dreigt de bonus die de bedrijven onder meer in concurrentiekracht hebben opgebouwd, snel te verdwijnen.”
Danny Van Assche, Unizo: ‘Zelfs een bonte coalitie moet met een project komen’
“Jammer dat de Zweedse coalitie kibbelend ten onder is gegaan. Dat verklaart voor mij het resultaat van de verkiezingen”, stelt Danny Van Assche van Unizo. “Daardoor zijn de positieve maatregelen van de regering wat uit het zicht verdwenen. Unizo vindt dat de Zweedse coalitie goed werk heeft geleverd. Het gekibbel heeft ook een negatieve impact gehad op het imago van de Vlaamse regering.”
“Nu komt het erop aan een ploeg te vormen die met een duidelijk project komt. Zelfs een bonte coalitie moet dat doen. De dossiers die voorliggen zijn niet min: het aanpakken van de krapte op de arbeidsmarkt, het mobiliteitsprobleem en de nog altijd hoge fiscale druk.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier