Vijftig jaar na mei ’68: een nieuwe sociale opstand dreigt
Er is een meedogenloze dynamiek aan de gang die werknemers verplettert en stembusopstanden à la Trump, brexit en Beppe Grillo teweegbrengt, waarschuwt de Franse econoom Patrick Artus.
“Marx had gelijk, hij voorspelde de kapitalistische dynamiek die nu in de OESO-landen heerst.” Dat zegt niet de extreemlinkse PVDA-voorzitter Raoul Hedebouw, maar de beroemde Franse econoom Patrick Artus. Hij is hoofdeconoom bij de Franse investeringsbank Natixis en hoogleraar aan de Parijse universiteit Sorbonne. Zijn nieuwste boek, dat hij schreef met Marie-Paule Virard, is een waarschuwing. Met onder meer de tweedeling op de arbeidsmarkt, de door aandeelhouders opgelegde dictatuur van het rendement, de toenemende werkonzekerheid en de stijging van de vastgoedprijzen zijn, vijftig jaar na mei ’68, alle ingrediënten aanwezig voor een opstand van de werknemers.
De dynamiek die Artus en Virard beschrijven, speelt al een twintigtal jaar. Door de productiviteitsdaling in de meeste wereldeconomieën en de rendementseisen die veel hoger liggen dan de economie aankan, wordt de druk op de lonen van werknemers almaar groter. Sinds 1980 zijn de reële lonen in de landen van de OESO met 40 procent gestegen, terwijl de productiviteitsgroei per capita bijna 80 procent bedraagt. De verdeling van de koek gebeurt in het nadeel van de werknemers en in het voordeel van aandeelhouders, die een hoog rendement op hun kapitaal willen. Ze eisen tegenwoordig nog altijd zo’n 15 procent. Het is mogelijk die eis in te tomen, menen Marie-Paule Virard en Patrick Artus. Daarvoor moeten onze landen een Europees kapitalisme invoeren.
Schumpeter heeft niet langer gelijk
Wat echter onoplosbaar lijkt, is de tweedeling op de arbeidsmarkt. Daardoor komt een almaar groter wordende categorie arbeiders, zelfs geschoolde, terecht in slechtbetaalde banen. Een van de opzienbarendste punten in het werk van Artus en Virard is dat we een kruis kunnen maken over onze schumpeteriaanse visie op de economie.
We dachten, net als de Oostenrijkse econoom, dat technische vooruitgang een proces van creatieve destructie was. Het paard werd vervangen door een tractor, waardoor de productiviteit van de boer aanzienlijk toenam en er banen vrijkwamen. De oude seizoensarbeider werd een geschoolde arbeider bij Ford en verdiende meer geld. Maar die vlieger gaat niet langer op. De banen die verdwijnen, onder meer door de robotisering, maken plaats voor werk dat slechter betaald en minder productief is. De boekhouder wordt thuisverpleger, de arbeider wordt verkoper bij McDonald’s, enzovoort. En, wat erger is, de laaggekwalificeerde banen gaan naar jonge gediplomeerden die geen ander werk vinden. Zij nemen dus de plaats in van minder geschoolde jongeren.
Die situatie, die een deel van de jongeren al tot wanhoop drijft, wordt nog erger als je er de stijging van de vastgoedprijzen bij optelt. De slechtbetaalde arbeiders kunnen zich geen comfortabele woning meer veroorloven. Overal in de rijke landen zijn de vastgoedprijzen een stuk sneller gestegen dan de lonen. België heeft samen met Frankrijk een van de grootste stijgingen gekend. In reële cijfers (gecorrigeerd voor inflatie) is onze baksteen sinds 2000 meer dan 70 procent duurder geworden.
De tweedeling op de arbeidsmarkt, de toenemende werkonzekerheid, de groeiende ongelijkheid en de flinke hausse van de vastgoedprijzen, enzovoort, vormen samen een hoogst explosieve sociale cocktail.
Patrick Artus en Marie-Paule Virard, Et si les salariés se révoltaient?, uitgeverij Fayard, 176 pagina’s, 15 euro.
Trends Dossier mei '68
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier