Jo Libeer (CEO Biennale Interieur): ‘Het leven in een maatschappij vraagt engagement’

Jo Libeer is 1 van de 4 zakenmensen die Trends, 50 jaar na datum, aan het woord laat over mei ’68.

“Mei ’68 heeft mijn leven veranderd. Ik was 13 jaar en zat op het college in Wevelgem, toen de laatstejaars van het Sint-Amandscollege in Kortrijk de speelplaats kwamen bezetten. Er was die mengeling van opwinding en angst. Je zag niet direct wat de bedoeling was, maar er ging een drang naar vrijheid van uit. In 1965 liepen we met de chiro nog achter vendels naar de kerk. Drie jaar later hadden we leiders met lang haar en vredestekens, en kreeg je verhalen over het belang van verbeelding en gelijke kansen.

“Achteraf bekeken was dat de eerste doorbraak: het verschil tussen macht – je doet iets omdat iemand het zegt – en gezag, zeg maar aanvaarde macht. Dat heb mijn leven lang meegedragen, zowel professioneel als in mijn contacten met mensen. Ik ben meer onder de indruk van iemands argumenten dan van zijn positie.

‘Mei ’68 heeft mijn leven veranderd’

“De tweede vernieuwing was de strijd tegen de bevoogding. Het eerder rechtse ‘ontvoogding’ en het ‘linkse’ emancipatie waren cruciale begrippen, die in mijn ogen hetzelfde zeggen. Ik heb de indruk dat N-VA-woordvoerder Joachim Pohlmann over het eerste spreekt, Paul Goossens over het tweede. Terwijl ontvoogding toch niet stopt zodra een volk een staat wordt, en emancipatie geen monopolie van links is. Je moet voor beide vechten én ze organiseren. In een kenniseconomie ben je niets met mensen die niet mogen denken: je wil vrije, ontvoogde mensen.

“Een derde punt dat ik meeneem van mei ’68 is het ontstaan van de popcultuur en de zuurstof die zo in de maatschappij werd geblazen. Met Andy Warhol, het agressieve van de Rolling Stones, de ludieke tongue-in-cheek-humor van de Beatles, en het emancipatorische theater van Dario Fo. De Biennale Interieur, waarvan ik nu CEO ben, is toen ook begonnen, rond design op het kruispunt tussen economie en cultuur. Dat is precies waar we nu weer naartoe willen.

“Een laatste punt dat we in mei ’68 hebben geleerd, is de breekbaarheid en het belang van democratie. De wijze van democratie beoefenen was daarvoor zeer top-down, en werd terecht gecontesteerd. Het leven in een maatschappij vraagt engagement. Het is meer dan klant zijn van een systeem.

“Over veel ‘linkse’ thema’s van mei ’68 bestaat nu een brede consensus. Het overheidsbeslag is weliswaar te hoog, maar niemand wil de sociale zekerheid afschaffen, stoppen met solidariteit, of betwisten dat je het recht hebt te beslissen hoe je met het leven en de dood omgaat.

“Heel veel zaken die voor mei ’68 als revolutionair en verwerpelijk werden bestempeld, zijn nu noodzakelijke voedingsstoffen om een bedrijf te leiden: engagement, verbeelding, creativiteit, teamwerk, betrokkenheid… Economisch zijn we ook geëvolueerd van een hiërarchisch gestuurd model op basis van tayloriaanse principes van arbeiders aan de band, naar een kenniseconomie waarin hersenen de belangrijkste grondstof zijn. Mensen stappen niet meer mee omdat ze moeten. Ze vragen leiderschap, willen deel uitmaken van iets groter dan henzelf.

‘Mensen stappen niet meer mee omdat ze moeten. Ze vragen leiderschap, willen deel uitmaken van iets groter dan henzelf’

Van mijn vader, een arts, leerde ik dat de eerste vraag die je altijd moet stellen is: is het waar? Ik heb altijd met die ogen naar andere biotopen gekeken. Toen ik in 1983 begon bij de Kamer van Koophandel in Kortrijk, zag ik nog de oude ‘clubs’ met hun zeden en gewoontes. Mijn nieuwe voorzitter, Jean Van Marcke, leerde me dat we ondernemers eerder konden helpen door hen een richting te wijzen, dan door eerstelijnsdiensten te ontwikkelen. Door aan te geven dat verandering de enige constante is. Dat is die ‘is het waar’, overgoten met die dingen die mei ’68 hebben toegevoegd.

“Ik heb ook nooit op macht gewerkt, altijd zeer participatief. Mensen aanwerven die slimmer zijn dan jezelf, was volgens de oude mantra’s een teken van zwakte, maar ik vond het een meerwaarde. En ik heb altijd de popcultuur in huis gehaald. In standpunten, die we soms in humor verpakten à la The Beatles, en soms vrij scherp, zoals The Rolling Stones. Dat mis ik soms tegenwoordig: alles is zo vlak.

“Al heb ik de indruk dat er een tegenbeweging opkomt. Nu, de oplossing ligt niet in de PVDA-aanpak, en evenmin in een puur identitair discours. Daarom ben ik het niet eens met de ‘ruzie’ over mei ’68: in Leuven versterkten het anti-autoritaire en de Vlaamse ontvoogdingsstrijd elkaar.

“Natuurlijk ben ik geëvolueerd in mijn denken, maar mijn fundamenten, de waarden, zijn niet veranderd. Ik heb geleerd dat je vrijheid per deelproblematiek anders moet organiseren. Economisch is de vrije markt behoorlijk zelfregulerend en is enige terughoudendheid van de staat aangewezen. Dat is anders in de culturele wereld. Daar kan en moet de privésector meer doen, maar als het alleen van de privé moet komen, komt de vrijheid in het gedrang.

“Veel basisattitudes van mei ’68 zijn mettertijd troeven gebleken. De 360 gradenaanpak, samenwerken vanuit verschillende disciplines, is nu gemeengoed in onderwijs en bedrijfsleven. L’imagination au pouvoir vat misschien wel het beste samen waar onze bedrijven nu mee bezig zijn. Dus ik kijk met mildheid naar de erfenis van mei ’68. Zoals naar een eerste lief: er zaten stommiteiten tussen, zoals niet goed te praten extreem verbaal en fysiek geweld, maar zeker ook frisse ideeën, die onze wereld ten goede hebben veranderd.”

Partner Content