Westerse defensie rijdt een race tegen de tijd: dit zijn de drie grote problemen

De Amerikaanse president Joe Biden. © Andrew Harnik-Pool/Getty Images
Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

De oorlog in Oekraïne, de stoere taal van Vladimir Poetin en de dreigende terugkeer van Donald Trump in het Witte Huis doen alle alarmbellen afgaan in de westerse militaire hoofdkwartieren. Nieuwe tijden vragen om een nieuw soort defensie, en liefst zo snel mogelijk. Daar wringt het schoentje.

Er zijn drie grote problemen. Ten eerste kan de industrie de vraag niet volgen. Ten tweede blijft het moeilijk om een gezamenlijk Europees beleid voor de aankoop en ontwikkeling van militair materiaal op te zetten. En ten slotte moet België zijn STAR-defensieprogramma uitbreiden en actualiseren. Dat ligt politiek en budgettair moeilijk.

1. DE INDUSTRIE KAN DE VRAAG NIET VOLGEN

De waarschuwing van Donald Trump dat onder zijn bewind de Verenigde Staten de Europese NAVO-landen die te weinig investeren in defensie niet zoude helpen bij een Russische inval, kan nauwelijks nog een wake-upcall genoemd worden. Al langer dan vandaag weten de Europese lidstaten van het bondgenootschap dat ze meer dan een tandje moeten bijsteken voor hun defensie.

Want ook al geven maar elf van de dertig NAVO-landen minstens 2 procent van hun bbp aan defensie uit (de NAVO-norm, België zit aan een schamele 1,1%), de defensiebudgetten zijn de voorbije jaren wel degelijk sterk gestegen. Tien jaar geleden bedroegen de totale defensie-uitgaven van de EU-lidstaten 170 miljard euro. In 2022 was dat al 240 miljard euro, leren cijfers van het Europees Defensie-agentschap (EDA).

BEKIJK – Analyse over de grote uitdagingen van NAVO:

Er gaat bijna geen dag voorbij of een EU-lidstaat kondigt de aankoop van nieuw legermateriaal aan. Litouwen maakte vorige maand bekend Leopard 2-tanks van Duitsland te bestellen. Nederland schaft JASSM-ER-raketten aan ter bewapening van zijn vloot F-35-gevechtsvliegtuigen. De Belgische marine krijgt er een derde patrouilleschip bij. Nederland ontvangt 51 miljoen euro Europese subsidie voor het verbeteren van militair transport per spoor. Daarvan profiteert trouwens ook het civiele treinverkeer.

De industrie speelt daarop in. Het Duitse Rheinmetall, een van belangrijkste Europese defensiebedrijven, heeft in 2022 al 700 miljoen euro geïnvesteerd in zijn fabriek en 2.000 extra werknemers aangeworven. Het bedrijf is ook overgeschakeld naar verschillende ploegen per etmaal. Het Britse BAE Systems heeft hetzelfde gedaan. Het Duitse KMW (Krauss-Maffei-Wegmann), de bouwer van de Leopard-tanks, nam vorig jaar een meerderheidsbelang in FWH Stahlguss, een Duitse producent van gegoten staal, om zo minder afhankelijk te zijn van de internationale aanvoer van grondstoffen. Het praat ook met het Griekse Metka dat al de productie van tankonderdelen op zich heeft genomen.

Trage omschakeling

Zijn we vertrokken voor een reeks gouden jaren voor de defensie-industrie en voor bedrijven die een graantje meepikken van de investeringen in legerinfrastructuur ? Het is niet allemaal rozengeur en maneschijn.

De sector waarschuwt dat de bedrijven niet zomaar aan de stijgende vraag kunnen voldoen. De productiecapaciteit verhogen gebeurt niet in een handomdraai. En dat zorgt voor zenuwachtigheid in de militaire hoofdkwartieren. Verschillende generaals van NAVO-lidstaten waarschuwen dat grotere legers nodig zijn om binnen een paar jaar een voldoende sterke afschrikking te zijn tegenover Rusland.

Morten Brantzaeg, de CEO van het Noorse defensiebedrijf Nammo, zei onlangs dat de huidige situatie “om industriële capaciteit draait”. Rusland is overgeschakeld naar een oorlogseconomie, wat voor een autoritair regime gemakkelijker is dan voor een democratie.

“Na de val van de Muur in 1989 zijn de defensiebudgetten met 25 procent gedaald en dus hebben de industriële toeleveranciers hun capaciteit afgebouwd. Je kan die situatie niet in een paar weken tijd omdraaien”, waarschuwt Bastian Giegerich, directeur van het in Londen gevestigde International Institute for Strategic Studies (IISS). “Tijdens de Koude Oorlog waren regeringen bereid overcapaciteit te financieren, zodat ze altijd toegang hadden tot voldoende munitie en materiaal. Daarna werd gekozen voor een afbouw, tot de Russische inval in Oekraïne. Het geweer van schouder veranderen is niet gemakkelijk. Omdat je naast bedrijfsruimte ook softwaresystemen nodig hebt en extra personeel. We horen in de sector dat bepaalde soorten munitie weliswaar snel kunnen worden geproduceerd, maar dat het tot twee of zelfs drie jaar zal duren voor de assemblage van complexere wapensystemen kan beginnen.” Het Britse BAE Systems waarschuwde het Amerikaanse ministerie van Defensie dat het dertig maanden kan duren vooraleer het de productie van M777 Howitzer-artillerie kan heropstarten.

Armin Papperger, de CEO van Rheinmetall, zei eind 2022 dat er een jaar nodig was om aan het benodigde staal te raken voor de bepantsering van tanks, een probleem dat ondertussen is opgelost. Maar sommige elektronische componenten zouden ten vroegste eind 2024 beschikbaar zijn. Zelfs de productie van klassieke granaten is een uitdaging omdat bepaalde grondstoffen schaars zijn. Jiri Hynek, die de Tsjechische wapenindustrie vertegenwoordigt, waarschuwt dat “de meeste van de grondstoffen voor de productie van militair materiaal amper of niet te vinden zijn in Europa.”

Met stenen gooien

Een rapport van het Frans parlement leert dat de tijdspanne tussen de bestelling en levering van 155mm-granaten – de meest gebruikte in NAVO-verband – tien tot twintig maanden bedraagt. Dat is een probleem voor de Oekraïners die om westers materiaal smeken, maar ook voor de Europese lidstaten die hun eigen stocks moeten aanvullen.

Tijdens bepaalde fases van het conflict hebben de Russen en de Oekraïners samen 200.000 granaten per week afgeschoten. De Amerikaanse productie van 155mm-granaten is weliswaar verhoogd van 20.000 naar 40.000 per maand, maar is dus nog altijd te laag.

Oud-generaal Marc Thys zei eind 2023 dat “als hier vandaag een oorlog uitbreekt, het Belgische leger na een aantal uur al moet beginnen met stenen te gooien, omdat we geen munitie meer hebben”. Volgens Bastian Giegerich van het IISS is dat niet eens overdreven: “De Britten en de Duitsers zouden het hooguit een week kunnen volhouden. Het aanvullen van de voorraden gaat traag. De industrie loopt een race tegen de tijd.”

‘De meeste van de grondstoffen voor de productie van militair materiaal zijn amper of niet te vinden in Europa’

Jiri Hynek, vertegenwoordiger

Recent liet de Duitse Bundeswehr weten dat er aankooporders van 20 miljard euro nodig zijn om de voorraden aan munitie en wapensystemen aan te vullen. Dat proces verloopt zeer traag en ondertussen zou slechts 10 procent van het tekort zijn aangevuld. “Aan dit tempo duurt het 20 jaar vooraleer de voorraden op peil zijn,” waarschuwt Giegerich.

Suzanne Wiegand, de CEO van Renk, een Duits bedrijf dat aandrijfsystemen, versnellingsbakken en motoren maakt voor militaire voertuigen en schepen, zei vorig jaar dat de opdrachten zeer traag binnenkwamen en dat de “productiecapaciteit pas kan worden opgedreven zodra men de garantie heeft dat er contracten worden afgesloten voor tien tot vijftien jaar.” De defensie-industrie is altijd bezorgd dat een regering terugkomt op geplande aankopen, wegens besparingen bijvoorbeeld. “Ik deel de bezorgdheden ten dele”, zegt professor Alexander Mattelaer (VUB, Egmont Instituut), “De defensie-industrie levert zo goed als exclusief aan overheden en komt steevast met dezelfde boodschap: wij willen doen wat jullie vragen, maar dat betekent engagementen op de lange termijn. De wapenproducenten willen geen groot investeringsrisico nemen door de productiecapaciteit sterk op te drijven en dan met een leeg orderboek achter te blijven. In België is de situatie wat verschillend. Alle grote defensie-aankopen gebeuren bij buitenlandse spelers. De regeringen hier willen vooral dat onze bedrijven betrokken worden bij het toeleveren van onderdelen en het onderhoud.”

2. EEN EUROPEES AANKOOPBELEID BLIJFT MOEILIJK

Een andere bezorgdheid is dat Europese regels rond ESG-normen (Environmental, Social and Governance) het voor defensie-bedrijven moeilijker maken om aan financiering te raken. Dat is problematisch omdat het de gewoonte is dat de producenten van militaire apparatuur een voorschot krijgen nadat een regering een bestelling heeft geplaatst. Voor het uitbreiden van de productiecapaciteit zijn extra middelen nodig, maar kredieten krijgen is niet eenvoudig.

De Europese commissaris voor Interne Markt Thierry Breton hoopt dat op te lossen met de oprichting van een fonds van 100 miljard euro voor de herbewapening van de Europese Unie en een versterking van haar defensie-industrie. Tegelijk deed hij een oproep aan de lidstaten om meer samen te werken en militaire aankopen gezamenlijk te doen. De Europese Raad deed in 2023 al stappen in die richting. Lidstaten die voor een gezamenlijke aankoop een consortium met minstens twee andere lidstaten vormen, kunnen rekenen op een gedeeltelijke terugbetaling uit de EU-begroting. Daarvoor wordt 300 miljoen euro vrijgemaakt.

De versnippering is een oud zeer. De Verenigde Staten hebben één type gevechtstank, de EU en het Verenigd Koninkrijk zeventien. De Amerikanen tellen dertig wapensystemen, de Europeanen vijf keer meer.

“Dat komt omdat de EU-verdragen toestaan dat de regels van de interne markt niet noodzakelijk van toepassing zijn op aanbestedingen voor defensie”, legt Alexander Mattelaer uit. “Bij grote legeraankopen kunnen lidstaten de eigen industrie ondersteunen, niet-competitieve contracten onderhandelen en buitenlandse concurrenten op afstand houden. België doet dat met het munitiecontract voor FN Herstal. Een wijziging van het Europees verdrag kan voor meer concurrentie zorgen. Kleine landen willen dat wellicht. Of Duitsland en Frankrijk daaraan willen meewerken, is een ander verhaal.”

‘Waarom zou Duitsland nog interesse hebben in een Europees pantservoertuig? Iedereen wil Duitse tanks’

Herman Matthijs, VUB en UGent

Niettemin staan projecten in de steigers voor een meer geïntegreerde Europese defensie-industrie. SCAF (Système de Combat Aérien du Futur) is een Frans-Duits-Spaans programma voor de ontwikkeling van een nieuwe generatie gevechtsvliegtuigen. Die moeten vanaf 2040 de Franse Rafales en de Duits-Spaanse Eurofighters opvolgen. Daarmee vergelijkbaar is het Main Ground Combat System (MGCS)-project voor de bouw van tanks die de Duitse Leopard en de Franse Leclerc moeten vervangen. Ook Italië is erbij betrokken. En er is het Maritime Airborne Warfare System (MAWS) voor de bouw van maritieme patrouillevliegtuigen.

Maar die projecten staan eigenlijk on hold. Neem MAWS. De Duitsers hebben vergelijkbare Amerikaanse P-8-vliegtuigen besteld, wat het programma minder urgent maakt. De MGCS-tanks waren gepland voor 2035, maar die datum zal niet worden gehaald. Er is onenigheid over de rol die Rheinmetall en het Franse Nexter zullen spelen in de bouw. Die meningsverschillen bestonden al voor de Russische inval in Oekraïne. Sindsdien is de vraag naar Leopard 2-tanks enorm gestegen. Eigenlijk zitten de Duitse bedrijven als Rheinmetall en KWM al met een gevuld orderboek tot 2060.

Nederlands-Belgische marine is referentie

“Een echt Europees defensieproject is er sowieso niet. Het is de ene keer die twee landen, dan weer vijf andere. Van coördinatie is geen sprake. Voor de zesde generatie staaljagers probeert men samen te werken in SCAF, maar dat verloopt zeer moeilijk”, zegt Herman Matthijs, kenner van legerbegrotingen en professor overheidsfinanciën (VUB, UGent). “Waarom zou Duitsland nog interesse hebben in een Europees pantservoertuig? Iedereen wil Duitse tanks. Berlijn kijkt nog altijd in eerste instantie naar de VS.” Onze oosterburen hebben 35 F-35-gevechtsvliegtuigen besteld (België 34). Volgend jaar zou er in Weeze (Noordrijn-Westfalen) een fabriek openen die romponderdelen van de F-35 bouwt. Daarnaast zijn bestelbonnen de deur uit voor Chinook-helikopters, Arrow 3-luchtdefensiesystemen en gaat Rheinmetall samen met het Amerikaanse Lockheed raketlanceerders assembleren.

Mattelaer ziet niet direct verandering komen in die fragmentatie en nationale reflexen: “Duitsland heeft de defensiekoopkracht van 35 miljard euro opgetrokken naar 64 miljard en gaat richting 75 miljard euro. Het verbaast mij niet Duitsland zegt dat het dat geld vooral voor zijn eigen industrie wil benutten. Voor kleinere landen is de huidige situatie niet prettig. België koopt Franse voertuigen aan die geen radio-interconnectiviteit hebben met de Duitse, die een andere encryptiestandaard hanteren.”

Professor Herman Matthijs, VUB en UGent © Herman Matthijs

“Eén van de weinige vormen van geslaagde samenwerking is die van de Belgische en Nederlandse marine”, zegt Herman Matthijs. “We kopen bijvoorbeeld samen schepen aan.” Het gaat dan bijvoorbeeld over de Anti-Submarine Warfare-fregatten die vanaf 2029 de twee Nederlandse en twee Belgische M-fregatten moeten vervangen. Al raakte onlangs bekend dat Nederland toch zelf een extra fregat wil kopen. Matthijs: “Eigenlijk had België dat moeten doen, maar zo’n schip kost al snel 1 miljard euro. Dat is niet alleen budgettair problematisch. De Franstalige wereld is ook minder geïnteresseerd in de marine. Er lopen nog andere zaken mank. Er wordt geïnvesteerd in dronetechnologie, maar in de regering is er geen consensus om die bewapenen. Onbegrijpelijk als je surveillance moet doen boven de Noordzee. Het zal bij de regeringsonderhandelingen na 9 juni opnieuw op tafel komen. Net als de aanpassing van het STAR-plan.”

3. BELGIË MOET ZIJN PLANNEN AANPASSEN

STAR (Security/Service–Technology–Ambition–Resilience) kwam tot stand onder de vleugels van minister van Defensie Ludivine Dedonder (PS). Het plan zet de toekomstige beleidslijnen uit van de Belgische defensie. Het is de bedoeling dat het defensiebudget stijgt van 1,3 procent van het bruto binnenlands product tot 1,54 procent. Nog altijd minder dan de 2 procent die in de NAVO als norm geldt, maar toch 14 miljard euro extra. Het aantal militairen moet toenemen van 25.000 naar 29.000. Naast de geplande aankoop van F-35-gevechtsvliegtuigen, fregatten en gepantserde voertuigen moet er extra materiaal worden gekocht en extra geïnvesteerd in cyberdefensie.

Maar volgens de defensiestaf en militaire experts is er nood aan een verbreding en verdieping van het STAR-plan. “Het plan is geënt op een vroegere veiligheidsomgeving. Wat de voorbije twee jaar internationaal is gebeurd, is nog niet meegenomen”, waarschuwt Alexander Mattelaer, “In de analyse van de veiligheidsomgeving staat nog expliciet: ‘een risico op interstatelijk conflict in Oost-Europa is binnen de tijdshorizon 2030 onwaarschijnlijk’. Er worden lessen getrokken uit de oorlog in Oekraïne. Rusland zet sterk in op het gebruik van raketten allerhande, niet alleen aan het front, maar ook om de industriële capaciteit te beschadigen. Als dit de manier is waarop Rusland een potentieel conflict met de NAVO benadert, heeft dat gevolgen voor België.”

‘België wacht best niet te lang met een luchtruimverdedigingssysteem. Iedereen rent nu naar de supermarkt en wil die Patriot-raketten. Wie het laatst bestelt, krijgt ze als laatste en ondertussen stijgt de prijs’

Alexander Mattelaer, VUB en Egmont Instituut

Ons land heeft met Zeebrugge en Antwerpen twee Noordzeehavens, en veel materiaal richting Oost-Europa komt langs daar binnen. België heeft echter geen echte luchtruimverdediging. Nederland en Duitsland drijven met dat doel hun arsenaal Patriot-raketten op. Een aankoop van 1.000 exemplaren is gepland. België hinkt achterop.

Mattelaer: “Binnen de NAVO is er veel aandacht voor wat men de versterking van integrated air and missile defense noemt. We moeten ons territorium beschermen tegen deep strike-aanvallen, achter het front dus. In STAR is voorzien om beperkte aantallen luchtruimverdedigingssystemen aan te schaffen, maar die komen er wellicht pas in 2032. De luchtruimverdediging moet er sneller komen, en ze moet groter zijn. Iedereen rent nu naar de supermarkt en wil die Patriot-raketten. Wie het laatst bestelt, krijgt ze als laatste en ondertussen stijgt de prijs. België wacht dus best niet te lang.”

Meer militairen

Ook de aanschaf van bijkomende F-35-gevechtvliegtuigen moet op tafel komen. De vloot werd in 2018 om budgettaire redenen afgeklopt op 34 vliegtuigen. “Met de huidige gevechtsvliegtuigen die worden uitgefaseerd en de F-35’s die geleverd worden, daalt het aantal operationeel inzetbare toestellen met 40 procent. Terwijl de NAVO-doelstelling omhoog gaat”, zegt Mattelaer. “Bovendien moet je de luchtmacht bewapenen met stand-off-munitie zodat je een doel ook vanop honderden kilometers afstand onder vuur kunt nemen. Bij een conflict moet je dan minder diep binnendringen in het leeuwenhol van de Russische luchtverdediging. Die bewapening van de luchtmacht kan je vrij snel versterken – iets waar Nederland al volop mee bezig is.”

Volgens Mattelaer moet ook de personeelsbehoefte herbekeken worden: “Om ons deel van de NAVO-defensieplannen te kunnen uitvoeren, gaan we er met 29.000 militairen niet komen. Onze landstrijdkrachten missen volgens de bondgenoten een brigade. Concreet is dat een tekort van 5.000 mannen en vrouwen. Dat is een politiek gevoelige discussie. Meer militairen en reservisten betekent dat iemand aan de bevolking moet uitleggen waarom dat noodzakelijk is. Ik merkte deze legislatuur schizofrenie in de boodschap. Er wordt extra geïnvesteerd in het leger, maar ik mis wat duiding naar de finaliteit van die investering. Stafchef Michel Hofman communiceert over de Russische dreiging en de nood aan meer defensie-investeringen. Als reactie schuifelt de regering wat ongemakkelijk op de stoel.”

Lees ook:

Partner Content