“De vraag is of SMR’s (small modular reactors, nvdr) stroom kunnen leveren tegen een concurrerende prijs”, zegt William D. Magwood, directeur-generaal van het NEA. “Dat weten we vandaag niet.” De Amerikaanse topman van het Nuclear Energy Agency, de nucleaire poot van de OESO, was in Brussel voor een lezing bij de federale overheidsdienst Economie. Trends.be sprak hem vooraf over de haalbaarheid van SMR’s, de Belgische ambities, de geopolitiek van de brandstofcyclus en de rol van Rusland.
William D. Magwood geldt als een van de invloedrijkste stemmen in het internationale nucleaire beleid. Als voormalig topman bij het Amerikaanse Department of Energy en ex-commissaris bij de Nuclear Regulatory Commission hielp hij het moderne Idaho National Laboratory uit te bouwen – een centrum dat zo’n reputatie heeft opgebouwd dat zelfs het bijbehorende YouTube-kanaal een lichte cultstatus geniet. “Het was altijd frustrerend dat wij geen nationaal laboratorium hadden dat rechtstreeks aan ons rapporteerde”, zegt hij. Door versnipperde onderzoeksprogramma’s samen te brengen, kregen de Verenigde Staten voor het eerst een samenhangende nucleaire onderzoekspijler.
300 megawatt
Om het SMR-debat in perspectief te plaatsen, verwijst hij naar het SMR Dashboard van het NEA, dat 127 ontwerpen wereldwijd beoordeelt op technologische rijpheid, vergunningsstatus, leveringsketen en financierbaarheid. Dat overzicht toont een grote variëteit aan concepten, maar geen enkel ontwerp dat vandaag geschikt is voor grootschalige elektriciteitsproductie.
Magwood waarschuwt daarom voor overspannen verwachtingen. In Europa worden SMR’s naar voren geschoven als een van de oplossingen voor te hoge energieprijzen, maar volgens hem moet de context kloppen. “Zoals alles hangt het af van de toepassing. Als je grote hoeveelheden elektriciteit wil produceren, zou ik eerst naar generatie-III-reactoren (moderne grote kerncentrales, zoals die in Finland, nvdr) kijken.” Kleine reactoren hebben vooral waarde in situaties waar hun specifieke eigenschappen cruciaal zijn: datacenters, chemische processen of middelgrote industriële clusters. “Sommige ontwerpen passen heel mooi in bepaalde niches.”
Dat brede aanbod maakt ze niet automatisch economisch haalbaar. “De vraag is of SMR’s stroom kunnen leveren tegen een concurrerende prijs? Dat weten we vandaag niet.” De meeste ontwerpen missen een geloofwaardig bouwmodel: er is geen bewezen fabriekssysteem om reactoren in serie te maken, geen uitgewerkte logistiek voor modules en zelden een bouwpartner die ervaring heeft met dit type project. Toeleveringsketens en financiering staan vaak nog in de kinderschoenen.
Massaproductie zou de prijs kunnen drukken, maar voorlopig blijft dat theorie. De energieconsultant Kris Voorspools verwerpt het idee zelfs volledig: volgens hem kunnen reactoren van 300 megawatt nooit in echte serieproductie gaan en blijven ze daardoor duurder dan klassieke centrales.
‘Spannende tijd’
We legden Magwood een vaak genoemd denkspoor voor: SMR’s op voormalige industriële of mijnsites plaatsen. “Dat is een van de toepassingen waar veel interesse voor is”, zegt hij. Dergelijke locaties kunnen vaak enkele honderden megawatt verwerken, maar een gigawattcentrale vergt een grondige versterking van het net. De meeste SMR-ontwerpen schommelen tussen 300 en 600 megawatt. “300 megawatt lijkt voor veel ontwerpen de sweetspot.”
Rusland en China hebben wel al kleine reactoren in gebruik, maar vernieuwend zijn die volgens Magwood allerminst. “Het zijn oudere technologieën.” Hij verwijst naar de Russische minicentrale op een ponton, die naar de haven van Pevek in Siberië werd gesleept. Die drijvende installatie – in wezen een uitvergrote versie van de reactoren in Russische ijsbrekers – levert stroom en warmte aan een afgelegen mijnsite. “Het idee is dat je zo’n reactor kunt verplaatsen naar waar hij nodig is, en voor het bijtanken gewoon terug naar de werf vaart.”
De echte vooruitgang ziet hij in Europa, de Verenigde Staten en Zuid-Korea. In de Verenigde Staten kreeg het bedrijf NuScale een vergunning waarbij geen klassieke evacuatiezone buiten de terreingrens vereist is. Dat wijkt af van het gebruikelijke model waarbij rond grote kerncentrales altijd een noodplanningsgebied ligt. Voor landen met een hoge bevolkingsdichtheid is zo’n ontwerp daarom bijzonder interessant.
‘Als landen met één of twee reactoren elk een eigen bergingssite voor het kernafval moeten bouwen, dan kost dat miljarden. Een gedeelde site bespaart iedereen veel geld’
William D. Magwood (NEA)
Over de veelbesproken start-ups Oklo en TerraPower is Magwood voorzichtig. Hij benadrukt dat hun ontwerpen nog geen vergunning hebben en nergens commercieel draaien – wat overigens voor alle moderne SMR-concepten geldt. Het verschil is dat deze bedrijven inzetten op generatie-IV-technologie, die technisch en regelgevend nog veel onzekerder is dan de meer klassieke lichtwaterontwerpen. “Die zijn nog nooit commercieel ingezet en hebben nog geen vergunning”, zegt hij. “Je weet niet exact wat het gaat kosten, welke moeilijkheden je tegenkomt en welke eisen de regulator uiteindelijk zal stellen. Er is gewoon nog veel werk om die ontwerpen klaar te stomen.”
Toch ziet hij potentieel in de brede ontwikkeling: “Sommige mensen denken dat bepaalde geavanceerde reactoren al begin jaren 2030 ingezet kunnen worden. We zullen zien. Het is een heel spannende tijd, omdat er zo’n grote variëteit aan technologieën is.”
Levensduurverlenging
De vrees dat nieuwe projecten verdrinken in vergunningstrajecten, vindt hij overdreven. “Ik denk niet dat toezichthouders de grote hindernis zijn.” Een knelpunt is capaciteit: te weinig deskundigen om nieuwe technologieën tijdig te beoordelen. Dat zag hij ook bij zijn bezoek aan het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC). “Als je wacht tot de aanvragen binnenkomen, word je een grote bron van vertraging.” Artificiële intelligentie (AI) kan volgens hem helpen bij het samenstellen en analyseren van dossiers, maar niet bij de exploitatie. “Daar zijn we nog heel, heel ver van verwijderd.”
Over de levensduurverlenging van bestaande kernreactoren is Magwood opvallend gerust. “Kerncentrales zijn niet meer dezelfde installaties als toen ze veertig of vijftig jaar geleden gebouwd werden.” Alleen het stalen reactorvat en het betonnen veiligheidsomhulsel zijn niet vervangbaar; alle andere onderdelen kunnen worden vernieuwd en gemoderniseerd. “Met de juiste investeringen, het juiste onderhoud en monitoring kunnen kerncentrales gemakkelijk zestig tot tachtig jaar draaien.” In de VS wordt al gesproken over honderd jaar.
De Belgische praktijk volgt die logica: Doel 4 en Tihange 3 zijn na moderniseringswerken heropgestart en kunnen tot 2035 blijven draaien. Beide reactoren zijn dan vijftig jaar oud. De regering-De Wever wil de deal heropenen om een verlenging tot 2045 te onderzoeken.
Geen uraniumtekort
Kernafval blijft het publieke debat over kernenergie het hardst bepalen. Onterecht, vindt Magwood. “Wij weten absoluut hoe we kernafval moeten beheren en verwijderen. We weten waar elke gram zich bevindt.”
De internationale consensus is duidelijk: diepe geologische berging werkt, betoogt hij. Finland staat op het punt de eerste definitieve berging ter wereld in gebruik te nemen, Zweden volgt snel. Technisch is het dossier volgens hem afgerond; de echte moeilijkheid is politiek. Een locatie bepalen, draagvlak vinden en decennialange verantwoordelijkheid opnemen blijft in veel landen een onoverkomelijke hindernis. Daarom pleit hij voor grensoverschrijdende oplossingen. “Als landen met één of twee reactoren elk een eigen bergingssite moeten bouwen, dan kost dat miljarden. Een gedeelde site bespaart iedereen veel geld.” Maar hij erkent dat het politiek explosief is: “Wanneer ik het onderwerp bij premiers op tafel leg, zie je het bloed uit hun gezicht wegtrekken.”
Van berging komt Magwood vanzelf bij de brandstofketen terecht, waar de geopolitiek minstens even zwaar weegt. Over uranium is hij kort: er is geen tekort. “Er is genoeg uranium voor vele decennia.” Maar dat betekent niet dat de bevoorrading veilig is. De kwetsbaarheid verschuift namelijk naar de stappen die het erts bruikbaar maken als brandstof: de conversie naar uraniumhexafluoride en vooral de verrijking. Rusland controleert ongeveer 55 procent van die wereldmarkt. “Als landen die afhankelijkheid willen afbouwen, moeten ze fors investeren.”
Moet alle samenwerking met Moskou stoppen? Magwood: “Mijn voorkeur zou zijn dat iedereen met iedereen samenwerkt. Maar dat is niet de wereld waarin we leven.” Het NEA heeft sinds 2022 de samenwerking met Rusland opgeschort. Alleen strikt technische informatie-uitwisseling blijft mogelijk wanneer dat noodzakelijk is voor de nucleaire veiligheid. Rusland blijft lid van de OESO-NEA, maar wordt niet langer betrokken bij strategische projecten of commissies.
Nieuwe financieringsmodellen
William D. Magwood schetste drie grote hindernissen voor de heropleving van kernenergie. Veel elektriciteitsmarkten zijn volgens hem te eenzijdig gericht op de laagste prijs op korte termijn en houden onvoldoende rekening met betrouwbaarheid, iets waar kerncentrales net in uitblinken. Daarnaast blijft de brandstofketen kwetsbaar: er is genoeg uranium, maar de productie van verrijkt uranium — noodzakelijk om het in reactoren te gebruiken — is sterk geconcentreerd in Rusland. Ook het tekort aan technisch personeel remt de sector, omdat nieuwe projecten gespecialiseerde kennis vergen.
Volgens Magwood zijn nieuwe financieringsmodellen nodig om kerncentrales opnieuw betaalbaar te bouwen. Overheden zullen een deel van het bouwrisico moeten opvangen, zeker voor eerste ontwerpen van nieuwe projecten. Tegelijk vergt de internationale toeleveringsketen forse investeringen om te garanderen dat materialen, onderdelen én brandstof tijdig beschikbaar zijn. Zonder die versterking raken toekomstige reactorprojecten niet van de grond.
Hij benadrukt dat nieuwe grote generatie-III-reactoren wereldwijd in opmars zijn, vooral in landen buiten de OESO, maar dat het verlengen van de levensduur van bestaande centrales voorlopig de goedkoopste en meest klimaatvriendelijke optie blijft. Langdurige uitbating kan volgens de NEA tientallen gigaton CO2-uitstoot vermijden tegen 2050. Die inzichten liggen ook aan de basis van de recente oproep van meer dan dertig landen om de wereldwijde nucleaire capaciteit nog vóór 2050 te verdrievoudigen.
Meest vergevorderde SMR-ontwerp
De BWRX-300 van GE Hitachi geldt vandaag als het meest gevorderde SMR-ontwerp. In Canada zit het project al in de voorbereidende bouwfase, terwijl het tegelijk wordt beoordeeld door verschillende toezichthouders. Omdat het ontwerp voortbouwt op de beproefde waterreactortechniek, ligt het minder gevoelig dan generatie-IV-concepten. Met concrete interesse uit Canada, Polen, Estland en de Verenigde Staten heeft de BWRX-300 als enige SMR een realistische route naar commerciële uitrol.
Biografie William D. Magwood IV
William D. Magwood IV is sinds 2014 directeur-generaal van het Nuclear Energy Agency. Hij leidde eerder het civiele kernenergieprogramma van het Amerikaanse Department of Energy, waar hij onder meer het Idaho National Laboratory oprichtte en internationale initiatieven voor nieuwe reactortechnologieën lanceerde. Daarna werd hij door de Amerikaanse president benoemd tot commissaris bij de Nuclear Regulatory Commission. Magwood werkte eerder ook bij Westinghouse en het Edison Electric Institute. Hij studeerde natuurkunde en Engels aan Carnegie Mellon University en behaalde een Master of Fine Arts aan de University of Pittsburgh.