Stilletjes stijgen de belastingen

VINCENT VAN PETEGHEM De minister van Financiën kan niet uitpakken met een tweede éénjarige staatsbon. © ID
Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

De federale regering pocht graag dat de begrotingsinspanning 2023-2024 amper hogere belastingen brengt voor de burgers. Ze vergeet dat de staatskas 1,5 miljard euro binnenhaalt dankzij de niet-indexering van de belastingschalen. Veel Belgen die hun bruto-inkomen dit jaar door de indexeringen zagen stijgen, komen in een hogere belastingschaal terecht.

Eerlijk is eerlijk: in de notificaties voor de meerjarenbegroting 2023-2024 is het lang zoeken naar nieuwe of hogere belastingen die Jan Modaal rechtstreeks in de portefeuille treffen. Er zijn wat accijnsverhogingen. En de strengere behandeling van geleverde arbeid die betaald wordt in auteursrechten, zal voor, pakweg, IT’ers een hogere belasting op arbeid betekenen. De regering-De Croo zoekt vooral bij bedrijven naar extra inkomsten, bijvoorbeeld met de minimumbelasting of de aangepaste bankentaks.

Toch is er een sluipende belasting, waarvan in de begrotingsdocumenten niets terug te vinden is. Ze levert 1,5 miljard euro op jaarbasis op, en is een rechtstreeks gevolg van de hoge inflatie. Het gaat om de fiscale impact van de niet-indexering van de belastingschalen. Gezien de hoge inflatie, is het loon of de uitkering van heel wat Belgen via de automatische indexering al meermaals gestegen. Zodra de spilindex wordt overschreden, stijgen de uitkeringen de maand erop met 2 procent, de lonen van de ambtenaren volgen een maand later. En ook bij 47 procent van de werknemers in de privésector volgen de lonen de spilindex. De brutolonen stijgen dus mee met de levensduurte.

Daar zit een addertje onder het gras. De belastingschalen worden normaal maar eenmaal per jaar opgetrokken, in december. Door elke loonindexering die eerder plaatsvindt, komen heel wat Belgen dus tijdelijk in een hogere belastingschaal terecht, waardoor ze meer belastingen moeten betalen. “Een sluipende belastingverhoging”, noemde N-VA-fractieleider Peter De Roover dat dit voorjaar al in de Kamer. Hij herhaalde dat vorige woensdag, tijdens het debat over de federale beleidsverklaring. De meerderheidspartijen spraken hem niet tegen.

Negen indexeringen in bijna drie jaar

In het verleden kwam die situatie ook al voor, maar toen bleef de fiscale impact beperkt, omdat de belastingschalen binnen het jaar werden aangepast. Overigens worden de lonen van de helft van de werknemers slechts één keer per jaar geïndexeerd. Dat zal eind januari 2023 gebeuren. Als de belastingschalen tegen dan zijn aangepast, is geen sprake van een zware belastingverhoging.

Maar dat is dus wel zo voor de lonen en de uitkeringen die de spilindex volgen. En gezien de snel gestegen inflatie en de daaraan gekoppelde indexering, is de situatie nu niet zomaar te vergelijken met het verleden. Bij ons zullen de uitkeringen en de lonen van de ambtenaren tussen september 2021 en juli 2023 negen keer met 2 procent verhoogd zijn. Cumulatief bedraagt de brutoloonopslag dus 20 procent. Dan kom je snel in de hogere belastingschijven van 40, 45 en 50 procent terecht.

Eind vorige maand waarschuwde de Expertengroep Koopkracht tijdens een hoorzitting in de Commissie Economie en Consumentenbescherming in de Kamer voor die heimelijke belastingverhoging. De econoom Philippe Defeyt, in het verleden een kopstuk van Ecolo, herinnerde eraan “dat het gebrek aan indexering van de belastingschalen gedurende vele jaren op verschillende momenten in de naoorlogse geschiedenis heeft geleid tot een verhoging van de personenbelasting”.

Hij kwam met concrete cijfers. Een Belg met een brutosalaris van 3.000 euro per maand in januari 2022, geïndexeerd zoals in de overheidssector, ziet zijn brutoloon in de loop van het jaar vijf keer met 2 procent toenemen. Maar omdat de belastingschalen in de loop van het jaar niet worden geïndexeerd, stijgt het nettoloon bij elke indexering minder snel dan het brutoloon. In het beste geval met 1,6 procent, in het slechtste met 1,1 procent.

Een nettoverlies van 500 euro

Relevanter is de evolutie in euro’s te bekijken. Wie 3.000 euro bruto verdient, lijdt over 2022 een cumulatief nettoverlies van 500 euro. Als die werknemer twee kinderen ten laste heeft, bedraagt het cumulatieve verlies 560 euro. Voor een gepensioneerde is het niet anders. Met een pensioen van 1.400 euro bruto loop je dit jaar 300 euro aan netto-inkomsten mis.

Al in het voorjaar brak de Expertengroep een lans voor een vervroegde indexering van de schalen. Op 1 juli bijvoorbeeld. Maar daarvoor is het nu te laat. De Expertengroep berekende ook wat de impact zou zijn van een aanpassing van de indexschalen in de laatste twee of drie maanden van 2022. Wat gebeurt bijvoorbeeld als de belastingschalen op 1 oktober of 1 november zouden worden geïndexeerd? Die beslissing had de federale regering tijdens het begrotingsconclaaf gerust kunnen nemen. Het zou een werknemer met een brutoloon van 3.000 euro dit jaar toch nog tot 150 euro opleveren, een duidelijke koopkrachtversterking.

Maar de federale regering blijft inzetten op koopkrachtmaatregelen via het optrekken van de belastingvrije som (het deel van het inkomen waarop men geen belasting betaalt). Volgens minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) is dat de beste manier om de lage inkomens te ondersteunen.

Alleen blijkt dat het niet-indexeren van de belastingschalen vooral nadelig is voor die lage inkomens. Dat is een rechtstreeks gevolg van de sterke progressiviteit van ons belastingstelsel. Iemand in de hogere inkomensklassen springt bijvoorbeeld door de vele loonindexeringen bijvoorbeeld van de schaal van 45 naar 50 procent. Dat betekent natuurlijk niet dat die persoon 5 procent extra betaalt op zijn hele inkomen, maar enkel op dat stukje dat in een hogere belastingschijf terechtkomt.

De impact voor lagere inkomens is dan weer groter. Wie zijn jaarlijkse belastbaar inkomen door de indexeringen ziet stijgen van 13.800 naar 14.000 euro, gaat van de belastingschaal van 25 naar 40 procent. Het extra stuk inkomen wordt dus tegen 15 procent belast, wat in verhouding een sterkere stijging van de fiscale druk inhoudt.

20 procent bedraagt de gecumuleerde brutoloonopslag tussen september 2021 en juli 2023 voor de lonen en uitkeringen die de spilindex volgen.

Gestegen fiscale druk wordt onvoldoende gecompenseerd

Minister van Financien Vincent Van Peteghem wil tegen december met voorstellen komen voor een fiscale hervorming die de koopkracht van de Belgen moet versterken. Er wordt gedacht aan het optrekken van het belastingvrije minimum. Die maatregel sluit aan bij andere ingrepen waarover de federale regering al een akkoord heeft bereikt: de uitbreiding van de werkbonus (een belastingkorting voor lagere inkomens) in combinatie met de afbouw van de Bijzondere Bijdrage voor de Sociale Zekerheid (BBSZ). Dat levert de gezinnen tot 400 euro op, voornamelijk voor de lage inkomens.

Maar dat volstaat niet om de gestegen fiscale druk door onder andere de niet-indexering van belastingschalen te compenseren. Dat blijkt uit OESO-cijfers en berekeningen van het kenniscentrum van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO).

In 2021 bedroeg de Belgische loonwig (de totale belastingdruk in verhouding tot de loonkosten) voor een gemiddeld loon 52,6 procent. In vergelijking met 2020 gaat het om een stijging van 0,4 procentpunt. Daardoor komt België opnieuw op het niveau van 2018, toen de loonwig ongeveer 52,7 procent bedroeg, waardoor de taxshift van de vorige regering grotendeels teniet wordt gedaan.

Koen De Munck van het kenniscentrum die berekeningen maakte, stelt: “Daarmee gaat België opnieuw in tegen de Europese trend: niet alleen blijft de Belgische belastingdruk koppig bijna een kwart hoger dan het gemiddelde van de Europese Unie, in de EU daalde de belastingdruk bovendien met 0,2 procentpunt, in de eurozone bleef die stabiel tegenover 2020.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content