Rudy Aernoudt: ‘Europa is niet perfect, maar we hebben geen andere keuze’
De kromming van komkommers of de grootte van douchekoppen: de EU moet ophouden zich met alles te bemoeien, vindt Rudy Aernoudt. De eeuwige rebel en gewezen Vlaams topambtenaar voelt zich in zijn sas aan de Europese top, maar ziet ook de gebreken.
Er zijn tijden geweest waarin Rudy Aernoudt en zijn rebellenstreken niet weg te slaan waren uit de media. Eind 2006 diende hij bij de ombudsman klacht wegens gesjoemel in tegen Vlaams minister van Economie Fientje Moerman, bij wie hij kabinetschef was geweest. Moerman nam later ontslag. In 2007 verloor Aernoudt zelf zijn job als secretaris-generaal van het Vlaams Departement Economie, omdat de Vlaamse regering zijn kritiek op de politieke benoemingen niet slikte.
Vandaag is Aernoudt kabinetschef van Henri Malosse, de voorzitter van het EESC of het Europees Economisch en Sociaal Comité. Het is het EU-orgaan dat vakbonden, werkgevers en andere middenveldorganisaties vertegenwoordigt, en beleidsadviezen verstrekt aan de andere Europese instellingen.
Kan de EU het verschil maken, uit zichzelf? De bankenunie kwam er alleen omdat het niet veel anders kon.
Rudy Aernoudt: “De EU zou het verschil maken als ze zich zou focussen. Noem eens één domein dat niet door Europa wordt aangeraakt. Dat bestaat bijna niet meer. De kromming van de komkommers, de grootte van de douchekoppen, de richting van glijbanen: de EU houdt er zich allemaal mee bezig. Wie alles doet, kan niet alles goed doen.”
“Ik was onlangs in Letland, sinds 2004 lid van de EU. Zegt een jongere daar tegen mij: ‘Wat heeft het lidmaatschap voor ons veranderd? Niet veel. Vroeger was het Moskou, en nu is het Brussel.’ Als samenvatting kan dat tellen.”
“Brussel mag geen Moskou bis zijn. Net zoals zestig jaar geleden moet Europa zich opnieuw de basisvraag stellen: wat doen we beter samen, en wat niet? De EU is begonnen met de gezamenlijke bevoorrading van kolen en staal, voor de heropbouw van Europa na de Tweede Wereldoorlog. Wat doen we vandaag beter samen? Het bankentoezicht bijvoorbeeld, en ook het energiebeleid. De Europeanen zouden als een blok moeten onderhandelen met de Russen over gasleveringen. Een nationale reflex in zo’n strategische domeinen heeft toch geen zin?
“Ook in het industrieel beleid heb je nog die nationale reflex. Als een autoproducent gaat sluiten, zeggen de Duitsers: ‘Niet bij ons’, zeggen de Fransen: ‘Niet bij ons’, en zeggen de Belgen: ‘Niet bij ons.’ Stop daarmee, de EU is één markt. Als we samenwerken, staan we sterker tegenover bijvoorbeeld de Chinese autoproducenten.”
U bent nog secretaris-generaal geweest in de Vlaamse administratie, en was kabinetschef van Vlaamse, Waalse en federale ministers. Wat zijn de verschillen met het Europese politieke bedrijf?
Rudy Aernoudt: “Het grote verschil is de pers. De deadline voor een Vlaams, Waals of federaal kabinet is de krant van morgen, of het internet binnen een uur. Een minister in België wordt gek van een negatief artikel in de pers. Europa voelt de hete adem van de pers veel minder, zodat je op lange termijn kunt werken.”
“Het tweede verschil zijn de partijpolitieke spelletjes. Neem bijvoorbeeld de Vlaamse politiek, waar ik tot de liberalen behoorde. Als wij onze visie wilden doordrukken over een thema, dan keken we hoe we de sp.a en de CD&V een hak konden zetten. Of omgekeerd, als de andere partijen gescoord hadden, dan moesten wij ook met iets op de proppen komen.”
“Hier dat speelt dat allemaal niet. Ik heb als liberaal nog gewerkt voor gewezen Europees commissaris Erkki Liikanen, een sociaaldemocraat, wars van alle partijpolitiek. Het is nog een reden waarom Europa op lange termijn kan werken.”
Soms is die lange termijn wel erg lang. Het Europees patent bijvoorbeeld heeft dertig jaar gesteggel gekost.
Rudy Aernoudt: “De meeste Europese instellingen waren gewonnen voor patentaanvragen in het Engels. Dat beperkt de vertaalkosten en de rompslomp. Een groep parlementairen bleef echter patentaanvragen eisen in de taal van de lidstaat waar het bedrijf gevestigd is, en dat zorgde mee voor de vertraging. Ik ben een grote voorstander van culturele autonomie, ik vind dat we onze talen moeten verdedigen. Maar wees pragmatisch. Geen enkele burger zal er wakker van liggen dat een nieuw medicijn van Janssen Pharmaceutica in het Engels gepatenteerd wordt, zolang de bijsluiter maar in het Nederlands is.”
We leren het maar niet, Europeaan zijn.
Rudy Aernoudt: “Sedert het Verdrag van Rome in 1957 hebben we geen grenzen meer, maar mensen denken nog altijd in termen van natiestaten. Als je dat uit de hoofden van de mensen kon halen, geef ik jou onmiddellijk honderden besparingen. Een Europees leger kan bijvoorbeeld hetzelfde doen als de 28 legers van de lidstaten tegen de helft van de prijs. Is het nodig dat alle 28 lidstaten een ambassade hebben in Peru, Israël of zelfs Rusland? Kunnen we niet volstaan met één Europese ambassade? Bereken maar wat het opbrengt: 27 ambassadeurs, 27 chauffeurs en 27 ambassades minder.”
Krijgen we ooit wel een United States of Europe? De verschillen tussen een New Yorker en een Texaan mogen dan groot zijn, die tussen een Fin en een Italiaan zijn veel groter.
Rudy Aernoudt: “Daarmee ga ik totaal niet akkoord. De Amerikanen hebben allemaal de dollar, die geen onderscheid maakt tussen een New Yorker en een Texaan. Ook de euro ziet geen verschil tussen een Fin en een Italiaan. Een eengemaakte munt, een Europees leger, of de gezamenlijke aankoop van aardgas staan culturele diversiteit niet in weg. Je moet van een Fin geen Italiaan willen maken. Die veelzijdigheid is precies onze Europese identiteit.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier