Regering-De Croo: arbeidsmarktbeleid gaat op slot in praatbarakken

premier De Croo © belga
Alain Mouton

De regering-De Croo zet geen grote arbeidsmarkthervorming in de steigers. De verantwoordelijkheid wordt doorgeschoven naar de jaarlijkse werkgelegenheidsconferentie en de sociale partners. Of dat tot maatregelen leidt om de werkzaamheidsgraad richting 80 procent te duwen, is hoogst twijfelachtig.

Een werkzaamheidsgraad van 80 procent tegen 2030. Het arbeidsmarktbeleid van de regering-De Croo is ambitieus. Net voor de coronacrisis bedroeg de werkzaamheidsgraad 70,5 procent, ondertussen is die gedaald naar iets minder dan 69 procent. Uit de cijfers van de RVA blijkt dat de werkloosheid door de pandemie pas nu echt begint te stijgen. Hoe kan de regering de werkzaamheidsgraad dan optrekken tot 80 procent binnen tien jaar? Dat komt neer op 650.000 extra banen, of 65.000 per jaar. De federale regering hoopt daarin onder meer te slagen door de 22,8 procent inactieven – mensen zonder baan, die zich ook niet aanbieden op de arbeidsmarkt – aan te spreken.

Alleen: in het regeerakkoord staan weinig maatregelen die dat mogelijk moeten maken. Er zijn relevante voorstellen zoals een hogere belastingaftrek voor kinderopvang of de herinvoering van de pensioenbonus. Dat kan zorgen voor langere loopbanen of mensen ertoe aanzetten zich op de arbeidsmarkt te begeven. De lasten op arbeid voor overuren zouden verder worden verlaagd. Er wordt een opening gemaakt naar flexibelere werkuren in het bedrijf. Tijdelijke werklozen moeten worden geloodst richting sectoren waar er een grote arbeidsvraag is.

Maar dat is volgens arbeidsmarktexperts niet voldoende om de werkzaamheidsgraad richting 80 procent te stuwen. Jan Denys van Randstad is duidelijk: het zou in deze omstandigheden al een succes zijn als we aan het einde van de legislatuur opnieuw de werkzaamheidsgraad van 70,5 procent van vóór corona zouden bereiken.

Daar zijn de sociale partners weer

Het hoofdstuk arbeidsmarktbeleid in het regeerakkoord is ook heel vaag opgesteld. Er wordt gepleit voor de hoger genoemde maatregelen, maar het blijft onduidelijk wat die concreet zullen inhouden en hoeveel die zullen kosten.

De Vivaldi-regeringspartijen proberen de verantwoordelijkheid van zich af te schuiven richting de sociale partners. “De regering zal hierrond concrete initiatieven nemen, in samenspraak met de sociale partners en de deelstaten”, staat te lezen. De sociale partners zijn terug van nooit echt weggeweest. De vakbonden en de werkgevers worden bijna 40 keer vermeld in het regeerakkoord. Kunnen zij de trekkers van de arbeidsmarkthervormingen zijn? Het verleden leert dat we niet te optimistisch moeten zijn. Zelfs de regering-Michel, die als centrumrechtse ploeg ideologisch minder divers was dan deze Vivaldi-coalitie, slaagde er niet in moeilijke dossiers zoals dat van de zware beroepen tot een goed einde te brengen. De discussie daarover werd een ping-pongspel tussen de regering en de sociale partners.

Dat dreigt nu opnieuw te gebeuren. Het arbeidsmarktbeleid wordt de facto op slot gezet in allerlei overlegorganen en praatbarakken. Niet enkel in de Groep van Tien, het gremium van het interprofessioneel overleg. In het regeerakkoord is ook sprake van jaarlijkse werkgelegenheidsconferenties. Daar zal vooral worden gepraat.

Wel moet gezegd dat het regeerakkoord een heikel arbeidsmarktthema aanraakt: de koppeling van het loon en de anciënniteit, een van de oorzaken van de rigide Belgische arbeidsmarkt. Dat dossier schoof de regering-Michel voor zich uit. Maar ook nu dreigt de stilstand. “De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven zal op korte termijn een studie afleveren over het verband tussen loon en anciënniteit. De regering vraagt aan de (sectorale) sociale partners om op deze basis een debat over de verloningsmix op te starten”, zegt het regeerakkoord. Een garantie op een daadwerkelijke hervorming ontbreekt hier eveneens.

Partner Content