Regeldrift en versnipperde markt fnuiken concurrentiekracht: Europese industrie heeft de techtrein gemist, maar er blijft hoop
De Europese industrie is te veel blijven steken in oldschool sectoren, waardoor we een pak welvaart zijn misgelopen, aldus het vuistdikke rapport over de Europese concurrentiekracht dat Mario Draghi voor de Europese Commissie. Innovatie, artificiële intelligentie en cleantech moeten Europa redden van de industriële woestijn. Als we tenminste de geschikte werkkrachten vinden.
Er is niks mis met de Europese machinebouw, chemie, auto’s en mode, maar het zijn sectoren van de vorige eeuw, of ‘mid-technology sectors’, zoals Mario Draghi ze noemt in zijn rapport over de Europese concurrentiekracht. De techboom van de voorbije twintig jaar heeft Europa grotendeels gemist, en net uit die hoek kwam de grootste productiviteitsgroei. Nu de Europese economie voor een vergrijzingstsunami staat – met vanaf 2040 jaarlijks 2 miljoen werkkrachten minder – is productiviteit het enige wat ons rest om de welvaartstaat in stand te houden, de overheidsschuld af te betalen én geld over te houden voor investeringen in innovatie, klimaatneutraliteit en defensie, aldus Draghi.
De Amerikanen waren wel bij de les en gingen voluit voor tech, zodat ze vooroplopen in productiviteit, en daardoor in welvaart per hoofd van de bevolking. Sinds 2000 is het reëel beschikbaar inkomen per hoofd bijna twee keer zoveel gestegen in de Verenigde Staten als in de Europese Unie, schrijft de gewezen Italiaanse premier en ECB-voorzitter. Slechts vier van de techbedrijven in de wereldwijde top vijftig zijn Europees. In clouddiensten bijvoorbeeld bezetten drie grote Amerikaanse spelers 65 procent van zowel de Europese als de wereldmarkt. De grootste Europese cloudoperator heeft slechts 2 procent van de EU-markt.
De juiste innovatie
De Europese bedrijven investeren veel minder in onderzoek en innovatie dan de Amerikaanse. In 2021 was dat 270 miljard euro minder. Veelzeggender is dat de Europese topdrie-investeerders in onderzoek en ontwikkeling al twintig jaar lang bedrijven in de autosector zijn. In diezelfde periode schakelde de Amerikaanse top drie over van auto- en farmabedrijven naar digitale spelers. De Europese industrie is te statisch en focust haar onderzoek te veel op mature sectoren, waar zelfs de productiviteitsgroei van de beste spelers verzwakt, aldus het rapport.
Het innovatieprobleem ligt niet alleen bij de bedrijven. De Europese Unie telt amper drie onderzoekscentra in de wereldtop vijftig, en slechts een derde van de patenten geregistreerd door universiteiten en onderzoekscentra wordt gecommercialiseerd. Geld is het probleem niet. In verhouding tot het bruto binnenlands product spendeert de Europese Unie zelfs meer overheidsgeld aan onderzoek dan de Verenigde Staten: 0,74 tegen 0,65 procent in 2021. Maar het geld zit te gefragmenteerd over de lidstaten. “De meeste lidstaten missen de noodzakelijke schaal om onderzoek van wereldniveau af te leveren”, oordeelt Draghi.
De Amerikanen gingen voluit voor tech, zodat ze vooroplopen in productiviteit, en daardoor in welvaart per hoofd van de bevolking.
Met haar overregulering en gefragmenteerde markt schiet Europa bovendien zichzelf in de voet. Digitale bedrijven staan voor een berg van zowat 100 techgerelateerde EU-wetten en 270 digitale regulatoren verspreid over de lidstaten. De onderontwikkeling van de Europese techsector ligt niet aan een kleinere durfkapitaalmarkt, zoals vaak wordt beweerd. Onze jonge techbedrijven hebben gewoon minder durfkapitaal nodig, omdat de gefragmenteerde EU-markt hun groeipotentieel beperkt. Van het wereldwijd opgehaalde durfkapitaal komt nauwelijks 5 procent uit de Europese Unie, tegenover 52 procent uit de Verenigde Staten en 40 procent uit China. Jonge techbedrijven groeien liever door in de Verenigde Staten, waar ze een veel groter marktbereik halen en sneller winstgevend worden.
De juiste sectoren
Misten we de technologietrein, dan staan er gelukkig enkele nieuwe treinen klaar: artificiële intelligentie (AI), robotica en quantumcomputers. De Europeanen hebben geen slechte uitgangspositie. In AI-gedreven diensten hebben we 17 procent van de wereldmarkt, in autonome robots 22 procent. Tussen 2000 en 2023 ging 16 procent van de internationale quantumpatenten naar de Europese Unie. Dat is minder dan de Verenigde Staten, goed voor 32 procent, maar meer dan Japan en China, goed voor 13 en 10 procent. Het rapport verwacht ook veel van de inschakeling van AI in klassieke sectoren zoals farma, automobiel en andere. Het wordt duidelijk dat AI hier revoluties zal teweegbrengen die Europese bedrijven moeten aangrijpen om leider te blijven in hun sector. AI geeft de Europese nijverheid dé kans op een tweede leven.
Maar opnieuw loopt Europa zichzelf in de weg. Als voorbeeld van regelzucht geeft het rapport de beperkingen op de opslag en verwerking van data, terwijl uitgerekend grote hoeveelheden data nodig zijn om AI-modellen te trainen. De gefragmenteerde Europese markt en de kosten van heterogene nationale wetgevingen houden bedrijven klein, terwijl net een grote bedrijfsomvang toelaat de aanzienlijke kosten van AI-investeringen draaglijk te maken, de nodige knowhow in huis te halen en AI-toepassingen productief in te zetten op een grote hoeveelheid bedrijfsdata.
Alle mooie plannen om de Europese industrie productiever te maken zullen op niets uitdraaien, als we de juiste mensen niet vinden.
Het gevolg laat zich raden. Van de wereldwijde financiering voor AI-startups gaat 61 procent naar de Verenigde Staten, 17 procent naar China en slechts 6 procent naar de Europese Unie. Het risico is dat Europa voor de inschakeling van AI in cruciale sectoren als automobiel, banken, telecom, gezondheid, mobiliteit en retail volledig afhankelijk wordt van het buitenlandse AI-modellen, aldus het rapport. Van alle AI-basismodellen die zijn ontwikkeld sinds 2017 komt 73 procent uit de Verenigde Staten en 15 procent uit China. Bij de quantumcomputers is de toestand niet veel beter. Van de wereldwijde top tien van de techbedrijven in termen van quantuminvesteringen zijn er vijf Amerikaans en vier Chinees. Geen enkele is Europees.
De juiste energie
In de Europese Unie betalen bedrijven nog steeds twee tot drie keer meer voor elektriciteit dan in de Verenigde Staten, en vier tot vijf keer meer voor aardgas. Draghi wijdt een volledig hoofdstuk aan een plan om onze energieproductie en industrie koolstofvrij te maken. Daarmee slaan we twee vliegen in één klap: we krijgen goedkopere en meer zekere toelevering van energie, gebruikmakend van hernieuwbare bronnen en kernenergie, én we ontwikkelen cleantech, nog zo’n sector waar Europa een goede uitgangspositie heeft. Meer dan een vijfde van de schone en duurzame technologieën zijn ontwikkeld in de Europese Unie.
Maar ook hier gooien regelzucht, een versnipperde markt en gebrek aan doorgroeimogelijkheden roet in het eten. De grote kaper op de kust is China, waar de cleantechsector profiteert van snelle innovatie, controle over kritische grondstoffen en massale overheidssubsidies. De goedkope Chinese concurrentie heeft al de Europese zonnepanelenproductie van de kaart geveegd, en nu moet ook de Europese windturbinesector eraan geloven. De Europese assembleurs van windturbines zijn vooralsnog baas op eigen markt, maar op de wereldmarkt is hun aandeel geslonken van 58 procent in 2017 naar 30 procent in 2022.
De juiste mensen
Ons concurrentieprobleem zit hem niet zozeer in onze arbeidskosten, wel in de kennis en de vaardigheden van de werknemers. Alle mooie plannen om de Europese industrie productiever te maken zullen op niets uitdraaien, als we de juiste mensen niet vinden, aldus het rapport. Het tekort aan geschikte werkkrachten is voor gemiddeld 54 procent van de EU-bedrijven een prangend probleem. In Nederland is dat 73 procent, in België 80 procent, in Duitsland 86 procent. Inschakeling van AI of andere hightech in de industrie wordt moeilijk als 37 procent van de EU-werknemers niet eens over digitale basisvaardigheden beschikt. De krimp van de beroepsbevolking en de schrikbarende achteruitgang van de onderwijsprestaties maken het allemaal nog erger.
Bovendien wordt de Europese vijver aan wetenschappers en ingenieurs leeggevist door braindrain, wegens aantrekkelijkere kansen elders, aldus het rapport. Dat heeft een zelfversterkend effect, volgens Bart Steukers, de CEO van de technologiefederatie Agoria. “Talent trekt talent aan. Een wetenschapper of ingenieur wil samenwerken met de besten in het vak, om zo zelf de beste te worden. Daarom zou Vlaanderen de beste talenten naar hier moeten halen, waar ze ook vandaan komen. Daar zal ons Vlaams talent zelf beter van worden. Maar dat krijg ik er heel moeilijk in bij onze beleidsmakers.”
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier