Een reusachtig reservoir? ‘Hooguit een kwart van de inactieven kan terug naar arbeidsmarkt’

Jan Denys
Jan Denys
Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

1,3 miljoen Belgen op arbeidsleeftijd hebben geen baan en zoeken er ook geen. Die inactieven zouden de oplossing moeten zijn om de aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt op te lossen, maar zo eenvoudig ligt het niet.

22 procent van de Belgen tussen 20 en 65 jaar, of 1,3 miljoen mensen, heeft geen baan en zoekt er ook geen. Dat is het op twee na hoogste percentage van de Europese Unie. In Nederland en Duitsland bijvoorbeeld ligt het aantal inactieven met 16 procent een stuk lager.

De Gentse arbeidseconoom Stijn Baert hamerde er in een vooruitblik op 2024 nog eens op dat dat percentage omlaag moet en dat de overheid niet enkel mag focussen op de werkzoekenden om de tekorten op de arbeidsmarkt aan te pakken. Die werkzoekenden zijn met 280.000 in België, veel minder dan het aantal inactieven. Baert vergelijkt de inactieven met “een ijsberg onder de waterlijn.”

Hen aan de slag krijgen zou de oplossing zijn voor de aanhoudende arbeidskrapte, zeker in Vlaanderen. Vorig jaar waren er 2,6 werkzoekenden per openstaande vacature bij de VDAB. Dat is iets meer dan de twee werkzoekenden in 2022, maar de spanning op de arbeidsmarkt blijft groot. Nauwelijks vijf jaar geleden waren er nog 5,6 werkzoekenden per openstaande vacature.

Statistische kijk

Vorige week klonk op sociale media kritiek op de stelling dat de inactieven een reusachtig arbeidsreservoir uitmaken. “Dat is niet zo. Hooguit een kwart kan terug naar arbeidsmarkt”, stelde Jan Denys van Randstad op X. “Dat ijsbergbeeld slaat nergens op. Men suggereert constant alsof het om meer dan 1 miljoen mensen gaat, terwijl het om hoogstens 250.000 gaat. Niet niks, maar wel een wereld van verschil.”

Voor Trends verduidelijkt Jan Denys zijn standpunt: “Je kunt niet alle inactieven in één pot gooien. Ik blijf erbij dat je 250.000 à 300.000 mensen van die groep kunt activeren en inzetten op de arbeidsmarkt. Het is geen goed idee de 750.000 anderen te culpabiliseren. Zo zitten in die groep huisvrouwen die niet van plan zijn een baan te zoeken. En je kunt de arbeidsongeschikten en de langdurig zieken niet allemaal over één kam scheren. Niet iedereen kan zich zomaar snel herintegreren op de arbeidsmarkt.”

Het Steunpunt Werk (KU Leuven), het universitair centrum dat de evoluties op de arbeidsmarkt volgt, onderscheidt in de groep inactieven tussen 20 en 65 jaar om te beginnen 361.000 studenten en gepensioneerden (vervroegd pensioen, brugpensioen of SWT). Die komen al niet in aanmerking voor een klassieke baan. Daarnaast zijn er 271.000 huisvrouwen en huismannen die meestal geen uitkering krijgen, en 455.000 arbeidsongeschikten. 182.000 zouden wel bereid zijn een baan te zoeken. Maar Stijn Baert beschouwt dat als “een bureaucratische en statistische kijk op de arbeidsmarkt”.

‘Je kunt de arbeidsongeschikten en de langdurig zieken niet over één kam scheren. Niet iedereen kan zich snel herintegreren op de arbeidsmarkt’

Jan Denys, Randstad

Geen arbeidswens

Uit een studie van het Steunpunt Werk blijkt dat veel mensen in de groep inactieven niet de intentie hebben een baan te zoeken. De cijfers over Vlaanderen, waar de krapte nijpender is dan in de rest van België, spreken voor zich: in de Europese Unie is 14 procent van de inactieven beschikbaar voor de arbeidsmarkt, in Vlaanderen 3,8 procent. In een analyse gaat het Steunpunt nader in op twee groepen: de huisvrouwen en huismannen, en de arbeidsongeschikten. 95 procent van de arbeidsongeschikten blijkt geen arbeidswens te hebben. Bij de huisvrouwen en huismannen is dat 98 procent.

In de tweede helft van vorig jaar riepen verscheidene politici op om meer huisvrouwen naar de arbeidsmarkt te loodsen. Maar het onderzoek van het Steunpunt Werk toont aan dat dit niet zomaar te realiseren is. Op het Vlaamse arbeidsmarktcongres van december 2023 waarschuwde Sarah Vansteenkiste, coördinator bij het Steunpunt Werk, voor stigmatisering: “Er zijn nog altijd drempels voor die groep huisvrouwen en huismannen om aan de slag te gaan. Die zijn niet alleen van financiële aard. Een gebrek aan kinderopvang is één reden. Daarnaast beschikken sommigen over verouderde vaardigheden, of zijn ze niet actief omdat ze een ontmoedigende loopbaan achter de rug hebben. Bij allochtonen is er een taalbarrière. En in het debat was er weinig discussie over de waardering van niet-betaalde arbeid.”

In de Europese Unie is 14 procent van de inactieven beschikbaar voor de arbeidsmarkt, in Vlaanderen 3,8 procent.

Heilige graal

Er is wel een activeringspotentieel bij de arbeidsongeschikten en de langdurig zieken. In vijftien jaar tijd is het aantal langdurig zieken in België verdubbeld tot een half miljoen. Volgens het Planbureau zullen er 600.000 langdurig zieken zijn tegen 2035. Dat is een factuur van meer dan 14 miljard euro voor de sociale zekerheid.

Op het arbeidsmarktcongres van december 2023 werd de vraag gesteld of het activeren van die groep arbeidsongeschikten en langdurig zieken “de heilige graal” was om de Vlaamse arbeidskrapte te lenigen. Professor Lode Godderis (KU Leuven-IDEWE) gaf een genuanceerd antwoord. Een studie over de re-integratie van mensen met rugklachten wees uit dat die werknemers in de eerste vier weken van hun afwezigheid (de acute fase) doorgaans spontaan terugkeren naar de arbeidsmarkt. Godderis: “De tweede fase eindigt na twaalf weken en dan vinden de meeste mensen nog altijd de weg terug naar het werk. Maar een deel zal dat niet doen. Na die drie maanden komen die mensen in de zogenoemde chronische fase terecht. Die kenmerkt zich door een heel moeilijke herintegratie, omdat er zich een nieuwe handel en wandel en dagindeling heeft geïnstalleerd. Naarmate de arbeidsongeschiktheid duurt, krijgen mensen meer angst en gaan ze twijfelen over hun terugkeer.”

Ze zijn beducht voor de reactie van de leidinggevenden, die eraan zouden twijfelen of ze het werk nog wel aankunnen. In het bedrijf is het werk ondertussen vaak herverdeeld of is er tijdelijk iemand bij gekomen, waardoor er geen directe noodzaak meer is om die werknemer opnieuw te verwelkomen. Als iemand lang weg is, gaan leidinggevenden ook twijfelen aan diens terugkeer.

Daarom moet volgens Godderis in een vroege fase worden gewerkt aan een werkhervatting. Hij pleit voor een aanpak die meer aandacht heeft voor de positieve kansen op een herintegratie dan een die focust op wat niet meer kan. “Hoe schat je als werknemer zelf de kansen op een terugkeer in, waarbij het niet louter gaat om de medische toestand op zich?” vraagt hij zich af. “Bij het ziektebriefje en bij primaire arbeidsongeschiktheid (minder dan een jaar niet aan de slag zijn, nvdr) ligt de focus op wat niet meer kan. Om je uitkering te behouden moet je aantonen wat je niet meer kunt, wat de beperkingen zijn. Je moet dat omkeren. Ik blijf mij afvragen waarom we het eerst over de beperkingen moeten hebben en pas in tweede instantie kijken naar de kansen op een succesvolle terugkeer. Bevraag de noden en behoeftes, en begeleid de mensen.”

Vroeger bij arbeidsarts

Tijd speelt een belangrijke rol. Hoe vroeger iemand bij de arbeidsarts terecht komt, hoe beter de uitkomst en hoe hoger de kans op activering. “Als je niets doet, vindt geen 20 procent van de langdurig zieken nog werk. Als je ze tijdig doorstuurt, kun je 60 à 80 procent opnieuw aan de slag helpen,” toonde Godderis op het arbeidsmarktcongres aan, met de cijfers bij de hand. “Terugkeren naar werk is niet altijd terugkeren naar hetzelfde soort werk. Je moet mensen begeleiden naar een gepaste baan, eventueel bij een andere werkgever. Er is nu al een mogelijkheid tot rechtstreekse doorsturing naar de VDAB voor opvolging, en dat heeft resultaat.”

Het is ook opletten met de uitstroom

In het debat over de arbeidskrapte ligt de focus op het aanspreken van inactieven. Maar daarnaast heeft ook de uitstroom richting niet-werk een impact op de beschikbare arbeidsreserve. De recentste Dynam-cijfers leren dat die uitstroom tussen het tweede kwartaal van 2022 en het tweede kwartaal van 2023 met 9,2 procent is gestegen. Dynam is een samenwerkingsverband tussen de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en het HIVA-Leuven, gesteund door de drie gewesten. Het hoofddoel van het project is de dynamiek op de Belgische arbeidsmarkt in kaart te brengen.

Tussen de tweede kwartalen van 2022 en 2023 stroomden 405.320 loontrekkenden uit, waardoor ze niet meer in loondienst of niet meer aan het werk waren. Dat zijn er 34.300 meer dan een jaar voordien. Wat meer is: nooit eerder gingen zoveel uitgestroomde werknemers niet onmiddellijk bij een nieuwe werkgever aan de slag. Een deel van hen ging met vervroegd pensioen, belandde in de arbeidsongeschiktheid of is nog op zoek naar een andere baan. Ludo Struyven van het HIVA: “Los van het beperkte aandeel mensen dat met vervroegd pensioen gaat, schuilt hier een omvangrijke arbeidsreserve met een recente werkervaring die langs de achterdeur dreigt te verdwijnen van de arbeidsmarkt.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content