Hoe de volgende Vlaamse regering 120.000 nieuwe jobs kan creëren

© BI
Alain Mouton

De volgende Vlaamse regering wil een steile ambitie waarmaken: 120.000 extra banen creëren en de Vlaamse werkzaamheidsgraad op 80 procent brengen. Om daarin te slagen, zijn forse maatregelen nodig.

“Mijn ambitie is Vlaanderen naar boven te laten kijken, te laten excelleren. Maar ook letterlijk naar boven kijken: Nederland en de Scandinavische toplanden moeten een voorbeeld voor ons zijn.” Dat zei Jan Jambon (N-VA), de Vlaamse kandidaat-minister-president, toen werd aangekondigd dat zijn partij Vlaamse formatiegesprekken zou voeren met CD&V en Open Vld.

De landen van de zogenoemde Noord-Europese Hanzeliga worden de referentie voor Vlaanderen. Zij hebben hun begroting op orde, hun overheid is efficiënt en hun economie draait goed. En vooral: de werkzaamheidsgraad is er hoger dan in Vlaanderen: in Denemarken bedraagt die 78,2 procent, in Nederland 80 procent en in Zweden zelfs 82,6 procent. Vlaanderen zit daar met 75,4 procent een stuk onder.

De Startnota van informateur Bart De Wever (N-VA) is duidelijk: de komende jaren moet minstens 80 procent van de Vlamingen tussen 20 en 65 jaar aan het werk zijn. Daarvoor moeten er 120.000 banen bij komen. In zijn jongste voorspellingen ziet het Planbureau de Vlaamse werkgelegenheid in 2019-2024 al met 90.000 banen stijgen richting een werkzaamheidsgraad van 77,7 procent. Moeten er dan nog 30.000 extra worden gecreëerd om de 80 procent te halen?

Het is altijd opletten geblazen met voorspellingen over wat er bij een ongewijzigd beleid gebeurt. Zeker voor de werkgelegenheid heeft een iets tragere economische groei – of erger, een recessie – meteen een grote impact. Bovendien hebben nogal wat politici zich in het verleden de tanden stuk gebeten op gelijkaardige ambities. Denk maar aan Guy Verhofstadt, die twintig jaar geleden droomde van 200.000 extra banen.

Over de cijfers zelf bestaat weinig discussie. Hoewel, volgens KBC-econoom Johan Van Gompel zijn er de komende legislatuur geen 120.000 maar 160.000 extra Vlaamse banen nodig om de grens van 80 procent te overschrijden (zie grafiek 120.000 of 160.000 banen extra?). Stijn Baert, arbeidseconoom aan de UGent, plaatst de verhoopte banengroei dan weer in een breder perspectief: “De doelstelling van 120.000 extra Vlaamse banen klinkt mooi, maar is niet uitzonderlijk ambitieus, wanneer je bedenkt dat onder de regering-Bourgeois de groei enkele tienduizenden jobs hoger lag. Veel ambitieuzer is de doelstelling om een werkzaamheidsgraad van 80 procent te halen. Nu bedraagt die 75 procent, zodat een groei met 5 procentpunt de betrachting is. Als je weet dat onder de regering-Bourgeois slechts een groei van 2,5 procentpunt is gerealiseerd, is dat best pittig. En al helemaal nu de verwachtingen over de conjunctuur minder zijn. Bovendien is het duidelijk dat we, om die doelstelling te bereiken, naar andere groepen zullen moeten kijken dan de afgelopen jaren.”

Ik vind dat er een centrale Vlaamse arbeidsregisseur moet komen die een zicht heeft op alle niet-werkende Vlamingen op arbeidsleeftijd” – Stijn Baert, UGent

Focus op de inactieven

Cijfers van Stijn Baert leren dat de groep niet-werkende werkzoekenden in Vlaanderen samen maar 2,5 procent van de bevolking bedraagt. Als die allemaal naar werk worden geleid, is nog maar de helft van de weg afgelegd. Daarom moet het beleid zich volgens de Gentse econoom de komende jaren richten op de 22,5 procent Vlaamse inactieven, zoals werklozen die geen werk zoeken, bruggepensioneerden en leefloners. Zij moeten worden overgehaald om een baan te vinden.

De manier om op zijn minst een deel van de inactieven opnieuw naar de arbeidsmarkt te loodsen, is werken financieel interessanter te maken. Het wegwerken van de werkloosheidsval – waar vooral laaggeschoolden dreigen in te trappen – is daarbij cruciaal. Het is voor bepaalde groepen nog altijd onvoldoende aantrekkelijk om een baan te zoeken, aangezien de inkomenswinst te laag is. Wie een laagbetaalde baan aanneemt (66% van het mediaanloon van 3510 euro bruto), is financieel nauwelijks beter af dan wie van een uitkering leeft. Van het extra inkomen dat iemand ontvangt door te gaan werken, verdwijnt 90 procent naar belastingen. Als daar nog kosten bij komen zoals voor kinderopvang en mobiliteit, houdt die persoon netto zelfs minder over door een baan aan te nemen.

JAN JAMBON Het is altijd opletten geblazen met voorspellingen over wat er bij een ongewijzigd beleid gebeurt.
JAN JAMBON Het is altijd opletten geblazen met voorspellingen over wat er bij een ongewijzigd beleid gebeurt.© BI

De volgende Vlaamse regering heeft instrumenten om werken financieel interessanter te maken. Dankzij de uitgebreide fiscale autonomie kan ze in de personenbelasting kortingen toekennen die het nettoloon optrekken. Een nieuwe versie van de jobkorting, die tien jaar geleden al eens bestond. “Ik ben daar voorstander van. Het is de meest tastbare manier om werken meer te laten lonen en meer Vlaamse inactieven richting werk te leiden”, legt Baert uit. “Maar er zijn drie bedenkingen. Ten eerste moeten we zo’n jobkorting richten op wie weinig verdient, bijvoorbeeld minder dan 2500 euro, zoals de werkgeversorganisatie Voka voorstelde in haar verkiezingsmemorandum. Ten tweede moet de jobkorting slim in elkaar gestoken worden. De grens waarop het brutoloon mét korting verandert in één zonder korting, mag niet te bruusk zijn. Anders wordt een promotie op een bepaald moment een vergiftigd geschenk. Ten derde is er de budgettaire kant van de zaak. Een jobkorting is een dure maatregel (500 miljoen euro is het bedrag dat de ronde doet, nvdr). Om die te financieren kan de volgende Vlaamse regering het beste met een kam door haar subsidiesystemen gaan en enkel die behouden die echt doelmatig zijn.”

Arbeidsregisseur

De startnota zwijgt over het gebruik van die Vlaamse fiscale hefboom. Anders is het als de rol van de VDAB ter sprake komt. De Vlaamse arbeidsbemiddelingsdienst moet een versnelling hoger schakelen. Momenteel focust de VDAB heel sterk op de activering van werklozen. Dat moet anders. “Zowel werkzoekenden als nieuwkomers en inactieven begeleiden we intensief met opleidingen, omscholingen en een traject naar werk. De VDAB versterkt daarvoor zijn samenwerking met lokale besturen en bedrijven”, luidt het in de startnota van De Wever.

I couldn’t agree more“, reageert Baert. “Ik vergelijk het met een ijsschots. Het beleid focust al jaren heel sterk op het topje van onze arbeidsreserve, de niet-werkende werkzoekenden, maar het vergeet de grote massa inactieven onder de waterlijn. Ik vind dat er een centrale Vlaamse arbeidsregisseur moet komen die een zicht heeft op alle niet-werkende Vlamingen op arbeidsleeftijd. Dat betekent niet dat die instantie alle activeringstaken voor die inactieven moet overnemen, maar wel dat ze kan fungeren als een front desk. Ze moet ervoor zorgen dat iedereen die naar de arbeidsmarkt kan worden gebracht, daar ook daadwerkelijk toe gestimuleerd wordt. De gemeenten bijvoorbeeld zullen een rol moeten blijven spelen bij de feitelijke activering van mensen met een leefloon. De centrale arbeidsmarktregisseur moet hen daarbij beter ondersteunen, door best practices beter te ontsluiten en samenwerkingsverbanden tussen kleinere, naburige gemeenten aan te moedigen.”

Hoe de volgende Vlaamse regering 120.000 nieuwe jobs kan creëren

Federaal moet volgen

Nu ligt de focus op het Vlaamse beleid om de werkzaamheidsgraad op te trekken. Vanuit de federale regering blijft het steevast stil, en dat lijkt nog een tijd te duren. Ook al heeft die heel wat hendels voor een stimulerend arbeidsmarktbeleid. “Belangrijk zijn onder andere de werkloosheidsuitkeringen, de belastingen op arbeid, de pensioenregeling en de arbeidsongeschiktheid”, somt Stijn Baert op. “Ga er als VDAB maar eens aanstaan om de werklozen te activeren als hun uitkeringsstelsel erg ondoorzichtig en weinig aanzet tot werken. Voor mij blijft een systeem van uitkeringen die iets hoger starten maar wel sneller dan nu afnemen, de juiste manier om een sterker Vlaams activeringsbeleid te begeleiden. Cruciaal is dat we, als de conjunctuur verslechtert, werklozen zo snel mogelijk naar een baan leiden, voordat ze langdurig werkloos en finaal zelfs inactief worden.”

“Tegelijk zagen we de afgelopen jaren dat veel mensen de weg van de minste weerstand vonden. De Vlaamse toegangspoort naar een werkloosheidsuitkering werd versterkt, maar de federale poort naar de arbeidsongeschiktheid gaat nog altijd gemakkelijk open. Het gevolg is dat het aantal Belgen met een ziekte-uitkering nu hoger is dan het aantal Belgen met een werkloosheidsuitkering. Belgen na langdurige ziekte weer aan het werk krijgen, wordt een belangrijke uitdaging.”

Kloof met Wallonië en Brussel wordt niet kleiner

Vlaanderen kijkt nu “naar boven”, maar in het verleden hadden de Vlaamse politici vaak de neiging om de Vlaamse werkzaamheidsgraad (75,4%) af te zetten tegen de veel minder mooie cijfers in Wallonië (63%) en Brussel (61%). De jongste tijd verschoof het debat richting de groei van het aantal jobs.

Slagen Wallonië en Brussel erin de kloof met Vlaanderen te verkleinen? Het antwoord is neen. In Vlaanderen steeg de werkzaamheidsgraad onder de 20- tot 64-jarigen tussen het derde kwartaal van 2014 en het derde kwartaal van 2018 van 72,4 naar 75,4 procent. Met een groei van 3 procentpunt heeft het Vlaamse niveau exact dezelfde groei als België als geheel. Wallonië had slechts een groei van 2,2 procentpunt (van 61,4 naar 63,6%). Dat betekent dat de kloof met Vlaanderen, die in 2014 al meer dan 10 procentpunt bedroeg, nog is toegenomen. In het Brussels Gewest groeide werkzaamheidsgraad iets sterker: 4,4 procentpunt, van 56,3 naar 60,7 procent. De afstand met Vlaanderen blijft evenwel immens. Volgens de recentste prognoses van het Planbureau blijft de kloof tussen Vlaanderen en de rest van België de komende jaren even groot.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content