Van 167 miljard naar 19 miljard euro: hoe de federale overheid financieel wordt uitgekleed
Van de 167 miljard euro die bij de federale overheid binnenkomt, houdt ze amper 11 procent over om haar kerntaken te betalen. De rest van de middelen schrijft de federale regering over naar andere gegadigden, zoals de deelstaten en de sociale zekerheid. Geen wonder dat de federale overheid ruim 17 miljard euro tekort komt. Zonder een herziening van de geldstromen tussen de overheden valt de federale begroting niet meer te redden.
De federale overheid staat voor een bijna onmogelijke opdracht. Er wacht België een sanering van 30 miljard euro in de volgende vier tot zeven jaar om de begroting opnieuw binnen de lijntjes te houden die de Europese Commissie vanaf 2025 zal uittekenen. De federale regering moet de meeste kastanjes uit het vuur halen, want de federale overheid is met een tekort van ruim 17 miljard euro, of 2,9 procent van het bbp, de hoofdverantwoordelijke voor het gezamenlijke Belgische begrotingstekort van 4,6 procent in 2024.
“Dit jaar doet de federale regering een inspanning van 5 miljard euro. Ook in 2025 en 2026 moet de volgende federale regering een inspanning van 5 miljard euro leveren. De inspanning zal oplopen als we na de verkiezingen lang in lopende zaken blijven. Een regering in lopende zaken is slecht voor de begroting omdat de uitgaven in de sociale zekerheid blijven stijgen, zonder dat een regering maatregelen kan nemen”, zegt federaal staatssecretaris voor begroting Alexia Bertrand (Open Vld).
Het volstaat amper dat de federale overheid zichzelf opdoekt om het begrotingstekort weg te werken.
De sanering van de federale begroting wordt een bijzonder lastige klus als je weet dat de federale regering van de 163 miljard euro aan inkomsten amper 19 miljard euro overhoudt om de eigen kerntaken te betalen. Het gaat dan onder andere om politie en defensie, economie, justitie, asiel en migratie of de lonen van de eigen ambtenaren. Het tekort is dus bijna even groot als het federale budget. Anders gezegd, het volstaat amper dat de federale overheid zichzelf opdoekt om het begrotingstekort weg te werken.
Dat surrealisme is het kind van zes staatshervormingen en een sociale zekerheid die, naast de eigen financiering, steeds meer middelen uit de algemene kas opslorpt. De grafiek hieronder toont hoe de federale overheid kaalgeplukt wordt door de andere overheden en de sociale zekerheid. “De begroting kan niet meer op orde gebracht worden zonder staatshervorming of zonder herziening van de financieringswet die de geldstromen naar de deelstaten regelt”, klinkt het in regeringskringen. Een alternatief is zwaar te snoeien in de sociale zekerheid, maar dat is politiek zo goed als onmogelijk.
Lees verder onder de grafiek
Geld is er in principe genoeg. De belastingdruk in België is een van de hoogste ter wereld en levert de federale schatkist 167 miljard euro op, vooral uit de personenbelasting, de vennootschapsbelasting en de btw en accijnzen. Ook de andere overheden en de sociale zekerheid passeren bij u, de belastingbetaler, zodat de totale overheidsinkomsten oplopen tot ruim 50 procent van het bbp. De federale overheid is goed voor ongeveer de helft van de inkomsten en 56 procent van de uitgaven.
De eerste aderlating: fiscale afdrachten naar de deelstaten en de sociale zekerheid
De federale regering is in de eerste plaats een doorgeefluik geworden. Van alle belastingen die ze int, stort ze ruim de helft door naar andere overheden. Dat zijn op de eerste plaats de gemeenschappen en de gewesten. Deze fiscale afdrachten zijn een logisch gevolg van de zes staatshervormingen die bevoegdheden en de bijhorende middelen overhevelden van de federale overheid naar de deelstaten.
De afdrachten worden berekend met een formule op basis van onder meer de regionale groei en de bevolkingsaantallen. De federale overheid is daarbij iets te royaal geweest om vooral de Waalse en Brusselse gewesten en gemeenschappen bij te springen. Vlaanderen geniet mee en zit vrij ruim in de slappe was. De volgende jaren verandert dat plaatje. De geldstroom van de federale overheid naar de regionale overheden zal verminderen (zie kader onder dit artikel: Geldstromen naar deelstaten nemen af). Dat is een must voor de federale overheid, maar het wordt een harde noot om te kraken voor de Waalse en Brusselse overheden, die nu al kampen met grote tekorten.
Gezien de beperkte mogelijkheden van de federale overheid, zullen de deelstaten een extra inspanning moeten leveren om het gezamenlijke overheidsoverheidstekort terug te dringen. Gemakkelijk wordt dat niet. In de Belgische huishouding is er geen begrotingshiërarchie. De federale overheid kan geen inspanningen opleggen aan de deelstaten. Ze kan hoogstens akkoorden sluiten die niet afdwingbaar zijn. Bovendien leeft bij de deelstaten weinig animo om de federale overheid uit de nood te helpen. “De Vlaamse regering moet in deze Belgische constellatie hooguit een begroting in evenwicht afleveren. Ik spaar niet graag voor een ander”, zei Bart De Wever in Trends van 30 november 2023.
De federale overheid kan geen inspanningen opleggen aan de deelstaten.
“Ik hoor vaak dat Vlaanderen beter begrotingswerk aflevert dan het federale niveau. Ik wil de inspanningen van Vlaanderen niet minimaliseren, maar we zijn deels appelen met peren aan het vergelijken. De federale overheid draagt bijvoorbeeld het gros van de kosten van de sociale zekerheid, terwijl veel beleidskeuzes die deze kosten kunnen verlagen, zoals preventie, het activeren van werklozen of onderwijs, een regionale bevoegdheid zijn”, zegt Alexia Bertrand.
De federale overheid int niet alleen belastingen voor rekening van de deelstaten, ze doet dat ook voor de sociale zekerheid. In 2024 zal de federale overheid 23 miljard euro van haar fiscale inkomsten daaraan afdragen. Daar blijft het niet bij, maar daarover later meer. Tot slot stort de federale overheid ook 7,3 miljard euro door naar de Europese Unie.
De tweede aderlating: dotaties aan de sociale zekerheid en de lagere overheden
Als al dat belastinggeld is doorgestort, dan houdt de federale overheid dit jaar nog 81 miljard euro over. Maar haar taak als barmhartige Samaritaan is nog niet ten einde. De sociale zekerheid en de lagere overheden passeren een tweede keer langs de kassa omdat ze ook onvervalste transfers krijgen van het federale niveau. De lagere overheden krijgen op die manier 17 miljard euro en de sociale zekerheid 28 miljard euro toegestopt in 2024. In het geval van de sociale zekerheid gaat het vooral om de betaling van de ambtenarenpensioenen en de betaling van de zogenoemde evenwichtsdotatie. Ondanks de sterk stijgende uitgaven duikt de sociale zekerheid nooit in het rood, omdat de federale overheid wettelijk verplicht is om tekorten meteen bij te passen via deze evenwichtsdotatie.
Ondanks de sterk stijgende uitgaven duikt de sociale zekerheid nooit in het rood, omdat de federale overheid wettelijk verplicht is om tekorten meteen bij te passen.
Al die overdrachten en dotaties vanuit de federale regering hollen het verzekeringsprincipe in de sociale zekerheid steeds verder uit. Van de 140 miljard ontvangsten voor de sociale zekerheid in 2024 komt er nog 82 miljard euro van werkgevers- en werknemersbijdragen. De sociale zekerheid wordt dus voor ruim 36 procent gefinancierd door algemene middelen.
De derde aderlating: de rentelasten
Als de federale regering eindelijk haar uitgavenloket kan sluiten, blijft er nog 29,5 miljard euro over om haar eigen rekeningen te betalen. De grootste factuur is er meteen eentje waarmee geen beleid gevoerd kan worden. Het gaat om de betaling van de rentelasten op de federale staatsschuld. Omdat de overheidsschuld nooit ‘gefederaliseerd’ is in de staatshervormingen, torst de federale overheid ruim 80 procent van de totale Belgische overheidsschuld. Eind 2023 klokte de federale schuldenlast af op 524 miljard euro, of 90 procent van het bbp. De rentebetalingen op die schuld eisen dit jaar ruim 10 miljard euro op. “De federale overheid wordt het zwaarst geraakt als de rente stijgt. Het is duidelijk dat alle overheden een inspanning moeten leveren om onze begroting structureel gezond te maken”, zegt Alexia Bertrand.
Een derde van de resterende middelen gaat meteen op aan rentelasten.
Een derde van de resterende middelen gaat dus meteen op aan rentelasten. De volgende jaren zal dit koekoeksei in het federale nest alleen maar groter worden, in het spoor van de stijging van de rentevoeten en de oplopende federale schuld. Andere eieren dreigen uit het nest te vallen. Na de rentebetalingen houdt de federale overheid nog 19,2 miljard euro, of amper 10 procent van de totale inkomsten, over om haar taken te financieren.
De federale regering beseft uiteraard dat ze langs alle kanten gepluimd wordt. In de algemene toelichting bij de begroting van 2024 stelt de regering vast dat 80 procent van haar uitgaven (voor rentelasten) bestaat uit overdrachten. De werkingsuitgaven zijn nog amper goed voor 16 procent, waarvan 9,5 procent gaat naar lonen en slechts 6,5 procent aan werkings- en investeringskosten, defensie inbegrepen. Nog anders gesteld, bijna 70 procent van de totale uitgaven gaan naar sociale bescherming.
Het resterende aalmoes voor eigen beleid
Met het restje van 19 miljard euro moet de federale regering een takenpakket financieren waarvoor in 2024 een budget van 37 miljard euro is uitgetrokken. De grootste post is defensie, met ruim 5 miljard euro. Dat is niet meteen een top-kandidaat voor besparingen. De druk om meer te investeren in defensie neemt overhand toe. De volgende grote post is mobiliteit en vervoer, lees de spoorwegen, met ruim 4 miljard euro. Daarna volgen justitie, politie, binnenlandse zaken, maatschappelijke integratie, financiën, economie en wetenschapsbeleid, buitenlandse zaken en de regie der gebouwen. Op deze kerntaken is al stevig bespaard en gezien het geringe gewicht van deze uitgaven in de totale overheidsuitgaven, worden verdere besparingen slechts een druppel op een hete plaat. De federale regering komt dus ruim 17 miljard euro te kort om haar taken te financieren, geld dat ze moet lenen op de obligatiemarkten.
Het federale begrotingstekort is dus bijna groter dan de middelen voor eigen beleid. De term ‘onhoudbaar’ is voor minder uit de kast gehaald. De volgende jaren zullen de bankschroeven nog verder aangedraaid worden omdat vooral de pensioenen, de uitgaven voor gezondheidszorg en de rentelasten zullen stijgen. Vooral de federale overheid draait voor deze stijgende lasten op. “Tussen 2020 en 2028 stijgen de uitgaven voor pensioenen van 50 naar 80 miljard euro. Dat is een stijging met meer dan 50 procent in acht jaar tijd. Die cijfers geven een idee van de uitdaging die voor ons ligt. We moeten de sociale zekerheid duurzaam moeten hervormen op die op lange termijn betaalbaar te houden”, zegt Alexia Bertrand.
Hoe de begrotingsbakens verzetten?
De federale keizer is financieel te veel uitgekleed om 80 procent van de begrotingsinspanning te doen die België de volgende jaren te wachten staat. De deelstaten zullen de federale overheid dus een extra handje moeten helpen, voor zover ze daartoe in staat zijn. Maar ook de federale overheid heeft een pak huiswerk. Ze zou de belastingen kunnen verhogen om de begrotingsmeubels te redden, maar de belastingdruk is al zeer hoog. Een alternatief is de inkomsten te verhogen door de economische groei te versnellen en de werkgelegenheidsgraad op te krikken, maar dat vraagt structurele hervormingen die de voorbije legislatuur op het schap bleven liggen. Ook in de pensioenen en gezondheidszorg zijn hervormingen meer dan wenselijk om de vergrijzingsfactuur te beperken, maar ook hier gaf de federale overheid de voorbije jaren niet thuis. Zonder bijsturing staat de federale overheid straks in haar blootje in de kou.
Geldstromen naar deelstaten nemen af
De bijzondere financieringswet van 1989 regelt de geldstromen van de federale overheid naar de gemeenschappen en de gewesten. De stromen worden berekend door ingewikkelde formules die indertijd op Toshiba-computers gemaakt werden en gebaseerd zijn op de economische groei in elke regio, de veranderingen in bevolkingsaantallen en de inflatie. De geldstromen vielen aanvankelijk gunstig uit voor de deelstaten, maar dat is veranderd. Tussen 2016 en 2031 dalen de transfers van de federale overheid naar de regio’s met 1 procent van het bbp, becijferde de Nationale Bank. Dat heeft drie redenen. Ten eerste wordt bij de berekening van de geldstroom de economische groei niet volledig gevolgd. Een deel van de welvaartstoename blijft dus plakken op het federale niveau, onder meer om de deelstaten zo te laten bijdragen aan de sanering van de overheidsfinanciën en de stijgende vergrijzingskosten. Ten tweede moeten de gemeenschappen en gewesten ook een steeds grotere bijdrage voor de financiering van de pensioenlasten van hun eigen ambtenaren betalen, dit in verhouding tot de omvang van hun personeelsbestand. Ten derde reden is er de afbouw van een overgangsdotatie. Die werd bij de herziening van de financieringswet in 2011 in het leven geroepen, opdat geen enkele overheid geld verloor aan die herziening. De dotatie werd in 2014 ingevoerd voor tien jaar en wordt dus vanaf dit jaar geleidelijk afgebouwd om tegen 2034 uit te doven. Vooral het Waals Gewest is daarvan de pineut, want de dotatie daalt van 600 miljoen euro dit jaar naar 0 euro in 2034.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier