Het rapport dat het Internationaal Monetair Fonds (IMF) vorige week publiceerde over de Belgische economie, laat weinig aan de verbeelding over. Bij ongewijzigd beleid loopt dit land vroeg of laat met het hoofd tegen de muur. De oplopende vergrijzingsfactuur wordt niet aangepakt, de schuldgraad stijgt en de rentelasten lopen op. Er is nauwelijks nog ruimte om nieuwe schokken op te vangen.
Er is volgens het IMF een begrotingsinspanning van 5,7 procent, of 30 miljard euro, nodig om het sociale model van België in stand te houden en de overheidsfinanciën gezond te maken. Hoe? Zwaaien met de botte besparingsbijl hoeft niet, maar ernstige hervormingen in de pensioenen en de gezondheidszorg dringen zich op. De uitgaven voor sociale uitkeringen liggen in België met 5,2 procent van het bruto binnenlands product hoger dan in de andere rijke landen van de Europese Unie, zonder dat de sociale resultaten beter zijn, merkt het IMF op. Efficiëntiewinsten vallen in alle overheidsgeledingen te rapen, met de gang van zaken bij justitie als triest voorbeeld.
Zo mogelijk nog belangrijker is een beleid dat de productiviteit opkrikt. Maak werken lonender in vergelijking met een uitkering, breek de detailhandel open, verleen sneller vergunningen, voer een degelijk energiebeleid en bouw de strikte regelgeving voor vrije beroepen af.
De Vivaldi-regering hield de voorbije jaren zichzelf en de economie bij elkaar door veel geld uit te geven en schulden te maken. Dat was verdedigbaar in volle coronacrisis, maar de nasmaak is zuur, omdat de regering de bijbehorende moeilijke hervormingen uit de weg ging. Dat model is uitgeleefd. Stijgende rentevoeten en strengere centrale banken maken een gezond budgettair beleid opnieuw heel relevant.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier