Het mobiliteitsbudget in een notendop

© iStock
Roel Van Espen medewerker Trends

Bedrijven kunnen vanaf 1 maart een mobiliteitsbudget toekennen aan hun werknemers. Het gaat om een bedrag dat werknemers vrij kunnen verdelen over verschillende vervoersmiddelen, om vlotter en milieubewuster op het werk te raken.

Via het nieuwe mobiliteitsbudget kunnen werknemers hun bedrijfswagen inruilen voor een geldsom, die ze dan naar eigen goeddunken kunnen besteden in drie pijlers. Een milieuvriendelijke bedrijfswagen (de eerste pijler) kan deel blijven uitmaken van dat budget. Het moet gaan om een elektrische wagen of een auto met een maximale CO2-uitstoot van 105 gram per kilometer (die norm verstrengt nog vanaf 2020). Er wordt ook rekening gehouden met de reële jaarlijkse kosten voor de werkgever van het initiële voertuig dat ingeruild wordt.

De sociale en fiscale behandeling van die eerste pijler is identiek aan die van de klassieke bedrijfsauto. Werknemers kunnen er zelfs voor kiezen helemaal geen bedrijfswagen meer te nemen en volop in te zetten op alternatieve vervoersvormen (de tweede pijler). De werkgever kan evenwel nog altijd een milieuvriendelijke bedrijfsauto verplichten voor medewerkers die deze nodig hebben in de uitoefening van hun beroep.

“De mogelijkheden in de tweede pijler zijn erg ruim”, weet Veerle Michiels, juridisch adviseur en mobiliteitsexpert bij de hr-dienstverlener SD Worx. “Werknemers kunnen een deel van het budget bijvoorbeeld spenderen aan een gewone of elektrische fiets, een elektrisch aangedreven motorfiets of een abonnement op het openbaar vervoer voor hun woon-werkverkeer. Elke besteding in die pijler is voor alle partijen vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing.”

Taxiritten en autodelen

Loontrekkenden kunnen in de tweede pijler zelfs losse vervoersbiljetten voor trajecten binnen Europa kopen. Niet alleen voor zichzelf, maar ook voor hun gezinsleden. Taxiritten (eventueel via Uber) en gedeeld vervoer (zoals autodelen) behoren eveneens tot de mogelijkheden. Weet wel dat de werkgever niet verplicht is al die mogelijkheden aan te reiken.

“Werknemers die in een straal van vijf kilometer van hun werkplek wonen, kunnen ook de huurgelden en de intresten van hun hypothecaire lening betalen”, merkt Veerle Michiels op. “De achterliggende gedachte is dat de meest duurzame mobiliteit nog altijd géén mobiliteit is. Wie dicht bij het werk woont, kan daar dus op die manier voor beloond worden. Weet wel dat het mobiliteitsbudget niet kan worden aangewend voor de kapitaalaflossingen van dat woonkrediet.”

Het deel van het mobiliteitsbudget dat de werknemer niet gebruikt voor de financiering van een milieuvriendelijke bedrijfswagen en/of duurzame mobiliteitsalternatieven, wordt aan het einde van het jaar cash uitbetaald (de derde pijler). Dat saldo is vrijgesteld van belastingen, maar is voor hem onderworpen aan een socialezekerheidsbijdrage van 38,07 procent. Ter compensatie telt het bedrag wel mee in de berekeningsbasis voor de ziekte- en werkloosheidsuitkering van de werknemer, en voor zijn pensioenopbouw.

Wie komt in aanmerking?

Bedrijven die het mobiliteitsbudget willen aanbieden, moeten al gedurende een ononderbroken periode van minstens drie jaar – onmiddellijk voorafgaand aan de invoering van de maatregel – bedrijfswagens hebben toegekend aan hun personeel. Voor startende werkgevers is die minimumtermijn niet vereist. Het budget kan alleen toegekend worden aan werknemers die effectief over een bedrijfswagen beschikken, of daarvoor in aanmerking komen (omdat ze bijvoorbeeld in een bepaalde looncategorie zitten).

Een medewerker die aan die voorwaarde voldoet, kan een aanvraag indienen wanneer hij:

  • in de voorbije drie jaar minstens twaalf maanden ononderbroken in de onderneming over een bedrijfswagen beschikte (of ervoor in aanmerking kwam), en
  • minstens drie maanden ononderbroken – meteen voorafgaand aan de aanvraag – over het voertuig beschikte (of ervoor in aanmerking kwam).

“De verplichte periode van drie jaar is echter niet van belang voor startende ondernemingen”, zegt Veerle Michiels van SD Worx. “Bovendien gelden de minimumtermijnen nooit bij de aanwerving van een nieuwe werknemer. Nieuwkomers in een bedrijf kunnen dus meteen instappen in het mobiliteitsbudget, weliswaar op voorwaarde dat ze terechtkomen in een functie waaraan een bedrijfswagen verbonden is.”

Dubbele keuzevrijheid

Het initiatief voor de invoering van het mobiliteitsbudget gaat altijd uit van de werkgever. Die beslist dus zelf of hij zijn werknemers al dan niet de mogelijkheid aanbiedt hun (recht op een) bedrijfswagen om te zetten in een virtueel bedrag. Hij bepaalt ook welke voorwaarden hij daaraan koppelt. Maar ook iedere werknemer is vrij te beslissen of hij al dan niet ingaat op het voorstel.

“De grootte van het mobiliteitsbudget wordt bepaald door de reële jaarlijkse werkgeverskosten van de oorspronkelijke bedrijfswagen die de werknemer inruilt, of waarvoor hij in aanmerking komt”, zegt Veerle Michiels. “Die zogenoemde Total Cost of Ownership, kortweg TCO, bevat behalve de financieringskosten ook onder andere de kosten voor brandstof en verzekeringen, de CO2-solidariteitsbijdrage en de niet-aftrekbare btw.”

“Het mobiliteitsbudget is overigens niet te verwarren met de mobiliteitsvergoeding, beter bekend als de cash-for-carregeling. Die maatregel werd al in het voorjaar van 2018 ingevoerd. Hoewel beide systemen op elkaar lijken, zijn er belangrijke verschillen voor de werkgever en de werknemer. Zo bant de mobiliteitsvergoeding de bedrijfswagen volledig, terwijl die in het nieuwe mobiliteitsbudget een van de mogelijke vervoersmiddelen blijft. Tenminste, voor zover hij milieuvriendelijk is.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content