Frankrijk is even de motor van euroland

De Duitse bondskanselier Merkel en de Franse president Macron © belga
Alain Mouton

De sociale protesten doen iets anders vermoeden, maar de Franse economie groeit momenteel sneller dan de Duitse. Dat is een zeldzaamheid. De koopkrachtmaatregelen die president Emmanuel Macron nam als antwoord op de gele hesjes zwengelen de consumptie aan.

Een nationale staking en meer dan 800.000 betogers op 5 december. Een tweede actiedag op 10 december tegen de geplande pensioenhervorming van president Emmanuel Macron. De sociale onrust domineert Frankrijk, van Duinkerke tot Nice. En dat terwijl de Franse economie dit jaar met 1,2 procent groeit. Dat is een stuk meer dan de Duitse economie (0,5%), die flirt met een recessie (zie grafiek Franse economie groeit sinds 2018 sterker dan de Duitse). De France economie groeide dit jaar elk kwartaal met 0,3 procent, terwijl conjunctuuranalisten op maximaal 0,2 procent hadden gerekend.

De lage rente en het minder strenge Europese toezicht op de begroting zetten de Franse regering aan meer uit te geven om de sociale branden te blussen” Ivan Rioufol, columnist Le Figaro

Een kwart van de groei in de eurozone is op het conto van Frankrijk te schrijven. Dat is het hoogste percentage sinds 2004. Normaal zorgt grote buur Duitsland voor 30 procent van de groei in de eurozone en Frankrijk voor 20 procent.

Een belangrijke oorzaak van die opvering is volgens economen paradoxaal genoeg te zoeken in de protestbeweging van de gele hesjes die een jaar geleden begon. De acties waren gericht tegen de geplande stijging van de brandstoffenprijzen en de dalende koopkracht. In Parijs betoogden ze, op het Franse platteland bezetten ze rotondes. De Franse economie leed aanvankelijk onder die acties. Volgens het Franse statistische onderzoeksinstituut Insee kostten ze de economie in het laatste kwartaal van 2018 zo’n 0,1 procent groei. De winkelcentra zagen hun omzet met 2 miljard euro dalen door de blokkades. En in de belangrijke toeristische sector daalde de omzet in het eerste kwartaal met 2,5 procent.

Urgentieplan voor de koopkracht

Maar president Emmanuel Macron en eerste minister Edouard Philippe besloten het protest te counteren met een ‘urgentieplan voor de koopkracht’. 17 miljard euro werd in de Franse economie gepompt, vooral door belastingverlagingen en loonsverhogingen. Concreet ging het om een activiteitspremie van 100 euro per maand voor wie tegen het minimumloon werkt, het niet langer belasten van overuren, de mogelijkheid voor de bedrijven om een belastingvrije premie toe te kennen tot 1000 euro aan de lage inkomens, en een daling van de algemene sociale bijdrage (een belasting die iedereen betaalt, ook niet-werkenden) voor een groep gepensioneerden. Voor 2020 worden een daling van de inkomstenbelasting en een herindexering van de pensioenen tot 2000 euro beloofd.

PROTEST De Fransen pikken de pensioenhervorming van president Macron niet.
PROTEST De Fransen pikken de pensioenhervorming van president Macron niet.© Hollandse Hoogte / Joris van Gen

Daarnaast zijn er de arbeidsmarkthervormingen, die Macron bij zijn aantreden beloofd had. De sociale bijdragen op de laagste lonen zijn verlaagd en de ontslagregeling is versoepeld. In de eerste drie kwartalen van 2019 zijn in Frankrijk 200.500 nieuwe banen gecreëerd. De werkloosheid daalde in een jaar met 0,5 procentpunt naar 8,6 procent.

Banencreatie en koopkrachtstijgingen stimuleren de binnenlandse consumptie, die in Frankrijk een belangrijk onderdeel van de groeimotor is. Het OFCE (Observatoire français des conjonctures économiques) berekende dat de koopkracht in 2020 per Fransman gemiddeld met 310 euro zal toenemen, na een stijging met 800 euro dit jaar en 220 euro in 2018. “De koopkracht neemt wel toe, maar de consumptie volgt niet in dezelfde mate”, waarschuwt Mathieu Plane, econoom bij het OFCE. “De koopkracht stijgt met 2,3 procent, terwijl de uitgaven van de gezinnen dit jaar met 1,2 procent zouden toenemen en met 1,3 procent in 2020. Dat is minder dan de voorspellingen van de regering: respectievelijk 1,2 en 1,5 procent.” Een groter deel van de gestegen koopkracht wordt blijkbaar gespaard. De spaarquote stijgt naar 15 procent.

Daarin speelt ook de geplande pensioenhervorming een rol, weet Mathieu Plane (zie Betogen voor royale Franse ambtenarenpensioenen). “Die is de hoofdoorzaak voor het sociaal protest. Het is niet duidelijk wat ze precies zal inhouden. Dat maakt de Fransen wantrouwig en dus potten ze meer geld op.”

Is Frankrijk als groeimotor van de eurozone dan een tijdelijk fenomeen? “Voor volgend jaar zijn nog voor 5 miljard euro belastingverlagingen gepland. Dat moet voor een positieve impuls zorgen”, voorspelt Christopher Demblik van Saxo Bank France. Marc Touati, de econoom die de denktank Acdefi leidt, is kritisch: “De groei is duur betaald, met allerlei nieuwe uitgaven. De groeiopstoot is natuurlijk goed nieuws, maar we moeten de zaken toch in een breder perspectief plaatsen. Sinds 2006 is de Duitse economie met 26,3 procentpunt meer gegroeid dan de Franse. We moeten niet dromen: zodra de budgettaire cadeaus weg zijn, zal de Franse groei opnieuw lager zijn dan de Duitse.” De koopkrachtmaatregelen zijn volgens hem geen soort van Franse toverdrank. De econoom Nicolas Baverez, die al verschillende boeken publiceerde over de Franse economie, waarschuwt dat “die 1,2 procent groei wellicht een plafond is.”

Minder gevoelig voor de internationale conjunctuur

Een soms vergeten factor in de discussie is dat onze zuiderburen minder gevoelig zijn voor economische schokken, zoals een handelsoorlog of een internationale groeivertraging. Daardoor bleef de economische groei bij de zuiderburen in 2018-2019 robuuster. De Franse export is goed voor 30 procent van het bbp, in Duitsland is dat 45 procent. De Franse economie is meer afhankelijk van diensten, terwijl de toegevoegde waarde van de Duitse economie voor 30 procent van de industrie komt. In Frankrijk is dat 15 procent. Een recent onderzoek van de Europese Commissie leert dat de Franse economie door de binnenlandse vraag en het grote overheidsapparaat (het overheidsbeslag bedraagt 56% van het bbp, tegenover 45% in Duitsland) een conjunctuurschok beter doorstaat. Maar wanneer de economie aantrekt, profiteert Duitsland daar dan weer meer van.

Frankrijk is even de motor van euroland

“Ik krijg rillingen als ik de exportprestaties van Frankrijk en Duitsland vergelijk”, stelt Touati. “Het jongste Franse handelsoverschot dateert van 2004. Voor een Duits handelstekort moet je teruggaan naar 1951. Duitsland profiteerde het voorbije decennium van een exportgericht groeimodel met loonmatiging en hooggekwalificeerde producten. De Franse bedrijven kreunen onder de zware loonkosten en hoge belastingen.”

Sociale branden blussen

“De structurele problemen van de Franse economie blijven bestaan”, stelt Baverez. “Door het gebrek aan competitiviteit en de te weinig flexibele arbeidsmarkt, bedraagt de werkloosheid 8,6 procent, meer dan het dubbele van de Duitse werkloosheid. Het begrotingstekort, 2,8 procent van het bbp, is te hoog. De overheid zet de geldkraan open, maar dat leidt niet tot een duurzaam economisch herstel en kan zelfs de sociale vrede niet afkopen.”

Volgens Ivan Rioufol, een veelgelezen columnist bij de rechtse krant Le Figaro, is het probleem dat de overheidsuitgaven om protesten te sussen vooral ten goede komen aan belangengroepen die veel kabaal maken. Hij ziet met de sociale onrust hetzelfde gebeuren: “Macron en zijn aanhangers zeggen dat de pensioenhervorming er komt. Maar de betogers en de stakers hebben gezien dat le président inflexible terugkrabbelt. De miljarden voor de gele hesjes zijn toegekend onder druk van straatgeweld. Dat heeft de zwakheid van Macron aangetoond. De politie begon te betogen en kreeg een premie van 40 euro per maand. De staat heeft 10 miljard euro aan ziekenhuisschulden overgenomen om het ongenoegen van het personeel te sussen. De lage rente en het minder strenge Europese toezicht op de begroting zetten de Franse regering aan meer uit te geven om de sociale branden te blussen.”

President Macron en premier Philippe willen de pensioenen hervormen omdat die een zwaar beslag leggen op de overheidsfinanciën. De pensioenkosten bedragen 321 miljard euro, waarvan 90 miljard gaat naar ambtenaren. Die vormen 17 procent van gepensioneerden, maar krijgen 28 procent van de pensioenpot. Onder meer met een pensioenhervorming hoopt de Franse regering te vermijden dat het begrotingstekort van 2,8 procent verder ontspoort. Maar er is te horen dat de hervorming er trager of maar deels komt, als de protesten aanhouden. “Het begrotingstekort zal weer oplopen tot meer dan 3 procent van het bbp”, voorspelt Marc Touati. “Wat aantoont dat wij niet de middelen hebben voor een aanhoudend relancebeleid.”

Betogen voor royale Franse ambtenarenpensioenen

De sociale onrust in Frankrijk is vooral een reactie op de geplande hervorming van de ambtenarenpensioenen en de zogenoemde régimes spéciaux. Dat zijn de royale stelsels voor het personeel van de spoorwegen (SNCF) en de tram, metro en bus (RATP). President Emmanuel Macron wil die pensioenstelsels afstemmen op die van de privésector en de wettelijke pensioenleeftijd voor alle werknemers, privé en publiek, optrekken van 62 jaar naar 63 jaar.

In Frankrijk heeft een zelfstandige tussen 1000 en 1100 euro pensioen. Voor een privéwerknemer is dat 1500 euro. Een ambtenaar ontvangt gemiddeld 2100 euro. De ambtenaren van de spoorwegen en het openbaar vervoer kunnen rekenen op 2300 tot 2800 euro. Die verschillen komen voort uit de zeer uiteenlopende pensioenberekeningen. Voor de Franse privéwerknemers bedraagt het pensioen 60 procent van het loon van de laatste 25 jaar. Voor ambtenaren is dat 75 procent van het loon van de laatste zes maanden.

Daar komt nog bij dat de wettelijke pensioenleeftijd in Frankrijk 62 jaar is voor wie een loopbaan heeft van 43 jaar. Ambtenaren kunnen al voor hun 60 jaar met pensioen. De laagste pensioenleeftijd is te vinden bij het spoorwegpersoneel: 57 jaar, en zelfs 52 jaar voor het rijdend personeel.

Er is beslist dat de wettelijke pensioenleeftijd voor de privésector stijgt naar 63 jaar. Macron wil met de publieke sector hetzelfde doen. In Frankrijk is de reële pensioenleeftijd 60 jaar, een stuk lager dan het OESO-gemiddelde van 64 jaar. Van de Fransen ouder dan 60 jaar is slechts 30 procent aan de slag. In Duitsland is dat bijvoorbeeld 60 procent.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content