Experts PwC: ‘Om België op de kaart te zetten is meer nodig dan een hervorming van de vennootschapsbelasting’

AXEL SMITS "België vermindert veeleer een competitief nadeel dan dat het een voordeel creëert." © K. Van exel
Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

Het is een goede zaak dat de federale regering eindelijk beslist heeft de tarieven in de vennootschapsbelasting te doen dalen, menen Axel Smits en Isabel Verlinden, experts bij PwC. Maar euforie is niet op zijn plaats. “Groeibedrijven dreigen zich vast te rijden in die minimumbelasting, kleinere aftrekken van verliezen en al die ongein. Zij zullen België links laten liggen.”

De hervorming van de vennootschapsbelasting heeft potentieel, luidde de eerste reactie. Maar er volgde meteen een waarschuwing: er is een risico dat het rommelen in de marge wordt. Wordt niet te veel aandacht besteed aan de details in plaats van te kiezen voor een totaalvisie?” Aan het woord is Isabel Verlinden, die het internationale departement Transfer Pricing van PwC leidt. Ze is net terug van New York, waar ze meteen toelichting mocht geven bij het zomerakkoord, dat een hervorming van de vennootschapsbelasting baarde. Het basistarief van de vennootschapsbelasting daalt in 2018 van 33,99 naar 29 procent. In 2020 volgt een daling richting 25 procent. Kmo’s betalen vanaf volgend jaar 20 procent op de eerste 100.000 euro winst. De bedoeling is dat de operatie budgetneutraal is door te snijden in een reeks aftrekposten.

Axel Smits, de voorzitter van PwC België, sluit zich aan bij de reacties die Isabel Verlinden in de VS opving: “Ik denk dat de balans voorlopig gematigd positief is. Met dit zomerakkoord gaat het nominale tarief eindelijk naar omlaag. Maar tegelijk zijn er nog veel vraagtekens, zoals de correcties op de belastbare basis. Wat dat precies betekent voor bedrijven blijft onduidelijk.”

Hoort België in 2020 met 25 procent vennootschapsbelasting nog bij de OESO-top of zakken we af naar de middenmoot?

Axel Smits:“We zullen zien waar de andere landen in 2020 staan. Ik verwacht dat Luxemburg en Nederland tegen dan allang onder 25 procent zijn gezakt. Ook Groot-Brittannië heeft die ambitie. En de Verenigde Staten willen het tarief verlagen naar 20 of 15 procent. Mijn aanvoelen is dat België veeleer een competitief nadeel vermindert dan dat het een voordeel creëert. Het is een verbetering, maar om België internationaal op de kaart te zetten, is meer nodig. De regering laat ook uitschijnen dat enkel een verlaging van de vennootschapsbelasting voldoende is om een gunstig investeringsklimaat te creëren. Dat klopt niet. Je moet een totaalvisie bouwen. Je moet durven te kiezen voor de omvorming naar een gedigitaliseerde economie en daartoe ook niet-fiscale randvoorwaarden invullen, die essentieel zijn voor het aantrekken van beslissingscentra. Kijk eens hoe een klein land als Estland zijn economie heeft getransformeerd. Onze regering neemt heel wat initiatieven – wat positief is – maar ze is voorlopig minder goed in het brengen van een wervend verhaal.”

Isabel Verlinden: “Ik begrijp dat politici terughoudend zijn om de terugverdieneffecten te berekenen, maar onderschat de impact van de aanwezigheid van beslissingscentra in België niet. Je kunt dat perfect kwantificeren door te simuleren wat het verdieneffect is van 20 procent vennootschapsbelasting. De experts rond de regering weten zeer goed dat je met 29 procent geen beslissingscentra van grote bedrijven aantrekt.”

Axel Smits: “Over terugverdieneffecten gesproken, Ierland heeft het tarief verlaagd van 40 naar 12,5 procent. Bij 40 procent bedroegen de fiscale inkomsten uit de vennootschapsbelasting zo’n 200 miljoen euro. Tegen 2008 was dat gestegen naar 6 miljard. Na de financiële crisis is dat nog altijd 4 miljard. Dat is een gedurfde aanpak. Had Ierland de vennootschapsbelasting verlaagd naar 25 procent, dan had dat nooit hetzelfde aanzuigeffect gehad.”

Als iedereen doet zoals Ierland, is de bodem snel bereikt.

Axel Smits: “Ik herhaal: het tarief is niet alles. Zet bijvoorbeeld in op een op service gerichte fiscus, die bedrijven de boodschap geeft dat ze via samenwerking tot bedrijfsvriendelijke oplossingen wil komen. De ondertoon moet wel duidelijk zijn dat misbruiken hard worden aangepakt. Nu is er te veel een wij-zijbenadering, wat investeerders afschrikt.”

Isabel Verlinden: “Als we spreken over het tarief van 12,5 procent in Ierland of 9 procent in Hongarije, dan krijg je van politici het antwoord dat dat extremen zijn. Akkoord, maar Italië heeft het tarief dit jaar verlaagd van 27,5 naar 24 procent. Zweden en Denemarken zitten op 22 procent en Zweden zakt volgend jaar naar 20 procent. Dat zijn de landen waarmee we concurreren. Wat is 29 procent dan?”

Komt er een race to the bottom?

Axel Smits:“De vraag is hoe men erin zal slagen een bepaalde belastbare basis te capteren. In een gedigitaliseerde economie zijn de traditionele aanknopingspunten om belastingen te heffen aan het verdwijnen. Vandaar het belang van die beslissingscentra. Al de rest is vluchtig. Er wordt graag een onderscheid gemaakt tussen kmo’s die hier ondersteund moeten worden, terwijl grote multinationals als de slechten worden afgeschilderd. Nu, die kmo’s denken niet meer zo eng Belgisch.”

Zal de tijdelijk verhoogde investeringsaftrek van 8 naar 20 procent voor kmo’s de bedrijfsinvesteringen omhoogjagen?

Axel Smits:“Dat zou kunnen, maar de maatregel geeft weer geen blijk van een visie over de broodnodige digitale transformatie in zowat alle bedrijven.”

Wat vindt u van de minimumbelasting van 7,5 procent? Op het deel van de winst boven 1 miljoen euro mogen bedrijven slechts voor 70 procent aftrekken doorvoeren. Op de overige 30 procent speelt het volledige tarief van de vennootschapsbelasting, zodat een bedrijf op die winsten boven 1 miljoen altijd 7,5 procent betaalt.

Isabel Verlinden:“De vraag is of winst het juiste criterium is om een minimumbelasting op te berekenen. In Oostenrijk bedraagt die een paar duizend euro, bijna niets eigenlijk. Er zijn ook landen die de minimumbelasting op de waarde van de activa berekenen. Dit is de kern van het probleem: waar zit de waardecreatie van de economie en hoe ga je die belasten? De Belgische start-ups hebben de neiging hun intellectuele eigendom naar de VS versassen. De overheid kan daarop inspelen door duidelijke regels vast te leggen over de manier waarop ze die waardecreatie zal belasten. Als daar duidelijkheid over bestaat, kan die intellectuele eigendom in België blijven.”

Bij de minimumbelasting voor bedrijven speelt het principe van de rechtvaardige belasting: iedereen die winst maakt moet een minimum betalen.

Isabel Verlinden:“Dat zou kloppen als men dan bepaalde aftrekken niet weigert. Het probleem is dat men fiscale verliezen ook als iets slechts ziet. Deze hervorming beperkt de renteaftrek op leningen verder. Nochtans heeft die aftrek een reden: als ik jaren investeer en verlies lijd, heb ik het recht die verliezen af te zetten tegen mijn latere winsten. Kijk ook eens naar de toegevoegde waarde en de tewerkstelling die groeibedrijven creëren.”

Voert de regering met dit beleid niet gewoon de aanbevelingen van hogerhand uit? De Europese richtlijn tegen belastingontwijking door multinationals ATAD moet buitensporige intrestaftrekken tegengaan. En de OESO wil BEPS (Base Erosion and Profit Shifting) een halt toeroepen en ervoor zorgen dat de belastingen daar worden betaald waar de activiteiten worden uitgeoefend en de winsten worden gemaakt.

Isabel Verlinden: “Toen ze in 2012 met BEPS begonnen, werd een probleem aangepakt dat er niet was. Van 1965 tot 2010 schommelden de corporate tax inkomsten altijd rond 3 procent van het bbp en 10 procent van de belastinginkomsten. Het ging dus om een politiekprobleem dat er fiscaaltechnisch geen was.”

ATAD versneld invoeren zou 1,2 miljard euro opleveren. Realistisch?

Axel Smits: “Versneld ? Men spreekt over 2020, terwijl ATAD uiterlijk op 1 januari 2019 van kracht moet zijn. Ik heb mijn bedenkingen bij die cijfers, want verschillende van die regels hebben we nu al en de andere zullen niet noodzakelijk zo’n grote impact hebben.”

Even terug naar een concrete maatregel uit het zomerakkoord. Een bedrijf kan de winsten en de verliezen van dochterondernemingen samentellen en betaalt dan enkel belastingen op de totale winst. Is die fiscale consolidatie een goede maatregel?

Axel Smits: “Ik denk het wel, al is het een inhaaloperatie. Alle ons omringende landen hebben het al. Er wordt al dertig jaar over gepraat. De vraag is of het effectief gebeurt. De regering moet het juridische kader ervoor nog creëren. De invoering zal wellicht gefaseerd gebeuren. Het maakt ons stelsel gemakkelijker uit te leggen in het buitenland. Het zal artificiële planning, zoals fusies om kosten en opbrengsten samen te brengen, doen verdwijnen in België. De geconsolideerde visie is niet meer dan logisch.”

Wie zullen de verliezers zijn van de hervormingen? Iemand moet toch de rekening betalen. Waar aan de ene kant minder vennootschapsbelasting wordt betaald, zal aan de andere kant minder geprofiteerd worden van allerhande aftrekken.

Axel Smits: “De verliezers zijn die bedrijven die het meest last hebben van corrigerende maatregelen en daar is weinig duidelijkheid over. Niemand lijkt zichzelf bij de verliezers te rekenen. Ofwel klopt dat, en dan is de budgetneutraliteit een illusie. Ofwel klopt het niet. En als men dan hoopt dat de multinationals die factuur zullen betalen, dan heb ik toch wel vragen. In dat geval zullen ze niet komen investeren. In het andere geval zijn we terug aan het begin van het verhaal en klopt de budgetneutraliteit niet.”

Isabel Verlinden:“De grootste potentiële verliezers zijn bedrijven en ondernemers met onzekere bedrijfsmodellen. Dat zijn de modellen rond digitale transformatie. Groeibedrijven dreigen zich vast te rijden in de minimumbelasting, minder aftrekken van verliezen en al die ongein. Die gaan zich niet manifesteren. Zij zullen België gewoon links laten liggen.”

‘Financieringsvennootschappen van multinationals in België zijn wel nuttig’

Multinationals kregen vaak kritiek omdat ze hun financieringscentra in België vestigden om gebruik te kunnen maken van allerlei fiscale voordelen zoals de notionele-intrestaftrek. Die financieringsvennootschappen of treasury-activiteiten creëerden echter amper banen. Hebben zulke interne banken van de multinationals hier nog een toekomst met de strenge BEPS- en ATAD-regels? Isabel Verlinden meent van wel. “Die financieringsvennootschappen zijn niet zo arbeidsintensief, maar ze zijn nuttig. We mogen niet vergeten dat ze de opvolgers zijn van de coördinatiecentra. Minister van Financiën Philippe Maystadt heeft in 1993 een impactberekening gemaakt: de Belgische overheid heeft zich 0,5 procent gunstiger kunnen financieren door dat eigen vermogen dat zich in de coördinatiecentra bevond. Het is misschien tijd voor een herberekening.”

“Die financieringsvennootschappen zijn inderdaad dankzij de notionele-intrestaftrek naar hier gekomen, maar ze betaalden toch belastingen. Zelfs bij een effectieve belasting van ongeveer 5 procent is dat niet weinig op al die miljarden eigen vermogen die naar hier zijn gevloeid.”

‘De notionele- intrestaftrek is een schim van zichzelf geworden’

De notionele-intrestaftrek, die bedrijven de mogelijkheid biedt een rente van het eigen vermogen af te trekken van hun belastbare winst, verdwijnt niet, maar wordt hervormd. De aftrek zal niet meer worden toegekend op basis van het totale bedrag eigen kapitaal, maar op basis van de groei van het eigen vermogen van de voorbije vijf jaar. “Ik denk dat het een compromis is tussen wie het systeem wou afschaffen en wie het wou behouden”, zegt Axel Smits.

“De notionele-intrestaftrek is zelfs zonder die correcties nog maar een schim van zichzelf door de lage rente. Bedrijven die kozen voor het systeem, kregen kritiek, maar het geld bleef in de onderneming. Schuldfinanciering heeft fiscaal hetzelfde effect. Door de renteaftrek zul je even weinig vennootschapsbelasting betalen. Toch plaats ik vraagtekens bij de timing van de inwerkingtreding. De afgeslankte notionele-intrestaftrek komt er in 2018. Je duwt de bedrijven daarmee richting vreemd vermogen om ze dan twee jaar later aan te pakken met nieuwe regels rond de renteaftrek van leningen. Onbeperkte aftrekken van de intrest op leningen zullen niet meer mogelijk zijn. (De aftrek van interesten wordt beperkt tot 3 miljoen euro. Alles daarboven is ook mogelijk af te trekken tot 30 procent van de ebitda, nvdr.) Meteen zitten we hier in de discussie over de financiering via eigen of vreemd vermogen. Die beslissingen daarover neemt een bedrijf niet de ene keer in 2018 en de andere keer in 2020. “

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content