Alain Mouton

‘Er is in België te weinig laagbetaalde arbeid’

Om meer laaggeschoolde banen te creëren is behoefte aan meer flexibele loonvorming. Dat zegt Trends-redacteur Alain Mouton.

België kent een polarisering van de arbeidsmarkt: banen in het middensegment verdwijnen en er blijven vooral banen voor hooggeschoolden en laaggeschoolden over. Dat moet leiden tot een grotere loonspreiding, maar een studie van de Nationale Bank leert dat die loonspanning tussen de hoogste en de laagste inkomens in België een stuk minder groot is dan in andere landen.

Beperkte loonverschillen kan men zien als een teken van herverdeling en sociale rechtvaardigheid. Ze zijn in België een gevolg van ons sterk progressieve belastingsysteem, waarbij hogere inkomens verhoudingsgewijs zwaarder worden belast.

Er is in België te weinig laagbetaalde arbeid.

Maar een progressieve personenbelasting is geen Belgisch monopolie. De relatief lage loonspreiding is symptomatisch voor een ander probleem: er is in België te weinig laagbetaalde arbeid. Dat heeft te maken met ons rigide systeem van sociaal overleg, waarin de sectorale loonafspraken dominant zijn.

Die akkoorden bevatten vaak afspraken over minimumlonen die 20 tot 30 procent hoger zijn dan het wettelijke minimumloon. Dat is een drempel voor bedrijven om laaggeschoolden en vooral laaggeschoolde jongeren aan te werven. De loonkosten voor die groep zijn te zwaar. De federale regering probeert dat te counteren met starterjobs, met behoud van het nettoloon voor de jongeren en lagere loonkosten voor de werkgever.

Maar er is meer nodig. Om meer laaggeschoolde banen te creëren is behoefte aan meer flexibele loonvorming, waarbij bedrijven voor een opt-out van een sectoraal akkoord kunnen kiezen en lagere dan afgesproken starterslonen kunnen toekennen. Via belastingkredieten of loonsubsidies kan ervoor worden gezorgd dat het effectieve inkomen van de laaggeschoolden hoog genoeg blijft.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content