Een plan om pensioen betaalbaar te houden

© istock
Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

Het wettelijk pensioen blijft in de toekomst wel degelijk betaalbaar. Maar dat kan enkel als we langer werken, en als de volgende regering financiële buffers opbouwt en bespaart op de overheidsuitgaven, zegt Bart Van Craeynest van Petercam.

Het pensioensysteem financieel leefbaar houden is één van de grote uitdagingen van de volgende regering. Een analyse van Bart Van Craeynest, hoofdeconoom van de beleggingsvennootschap Petercam, leeft dat het stelsel te redden maar dat er geen tijd te verliezen valt.

Volgens de Europese Commissie zullen de overheidsuitgaven voor de Belgische pensioenen in 2060 5,6 procent van het bbp hoger liggen dan het niveau van 2010. In euro’s van vandaag komen die meerkosten neer op 22 miljard euro. Worden ook de andere vergrijzingskosten meegerekend, waaronder gezondheidszorg, dan komen we in 2060 uit op 9,1 procent van het bbp aan meerkosten. Dat is op 36 miljard euro extra, of ruim twee derde van de personenbelasting.

Vijf reddingsboeien

Van Craeynest ziet verschillende mogelijkheden om die pensioen te ontmijnen. De ene optie is al realistischer dan de andere. Extra inkomsten is niet direct een optie. “De belastingdruk bedraagt nu 46 procent van het bbp”, stelt Van Craeynest. “Om een extra 9,1 procent van het bbp op te halen, is een verhoging van alle belastingen met één vijfde vereist. Dat zou de totale overheidsinkomsten, inclusief de niet-fiscale inkomsten, boven 60 procent van het bbp tillen. Het is weinig waarschijnlijk dat onze economie dat aankan.”

Een tweede mogelijkheid is sterke financiële buffers aanleggen in de vorm van een hoger primair saldo (ontvangsten min uitgaven exclusief rentelasten). Zoiets is in de jaren negentig gebeurd. In 2001 kon de Belgische regering pronken met een surplus van 6,8 procent van het bbp. Maar het voorbije decennium is dat overschot volledig opgebruikt “Toch is het niet zinloos opnieuw primaire overschotten te boeken”, weet Van Craeynest, “Al zullen ze straks zeer snel moeten worden aangesproken.”

Denkspoor nummer drie lijkt eenvoudig: verlaag de pensioenen. Maar dat is eigenlijk onbegonnen werk in een land waar de pensioenen al relatief laag zijn. Een vierde mogelijkheid bestaat erin te snoeien in de niet-pensioengebonden overheidsuitgaven. De lopende primaire overheidsuitgaven zijn de voorbije dertien jaar tenslotte sterk gestegen: van 31 naar 38 procent van het bbp. Hier ziet de Petercam-econoom mogelijkheden. Indien de lopende primaire overheidsuitgaven dalen tot het niveau van 2000, dan zou dat vier vijfde van de pensioenuitdaging kunnen opvangen. “Als we de uitgavenstijging gecorrigeerd voor conjuncturele schokken – zo’n 5 procent van het bbp (19 miljard euro, nvdr.) – kunnen afbouwen, is dat al een mooie prestatie”, weet Van Craeynest.

Ten slotte is er het logische denkspoor van langer werken. De wettelijke pensioenleeftijd mag dan 65 jaar zijn, de Belgen gaan effectief op hun 59ste met pensioen “We moeten de vervroegde uittreding zoals het brugpensioen voort afbouwen, de link tussen loon en anciënniteit doorbreken en de pensioenmalus invoeren”, stelt de Petercam-econoom voor. “Ik begrijp niet dat een pensioenmalus voor veel partijen een taboe is geworden. Pensioenrechten moeten actuarieel neutraal worden gemaakt, wat inhoudt dat de financiële implicaties van het vroeger stoppen met werken moeten worden verrekend in de pensioenrechten. Vroeger stoppen betekent minder bijdragen en meer uitkeringen. Wie vroeger stopt, moet de financiële gevolgen daarvan dragen.”

Van Craeynest pleit voor een combinatie van maatregelen: besparingen, financiële buffers en langer werken. “Het wordt sowieso moeilijk, want de economische groei zal klein blijven. Die zal blijven variëren tussen 1 en 2 procent, en dat op voorwaarde dat er structureel wordt ingegrepen.”

Het volledige dossier over de pensioenwerf leest u deze week in Trends

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content