De Europese Unie is nog lang geen eengemaakte markt

EUROPESE UNIE Handelstarieven bestaan er niet, maar wel veel andere handelsbeperkingen. © Corbis via Getty Images
Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

De interne Europese markt is een mythe. Allerlei economische barrières tussen de lidstaten leiden tot een impliciete heffing van gemiddeld 44 procent op goederen en maar liefst 100 procent op diensten, leert een IMF-studie. Als die hinderpalen worden weggewerkt, kan dat miljarden euro’s aan toegevoegde waarde opleveren en de sputterende productiviteitsmotor doen aanslaan. “Maar achter die belemmeringen gaan tal van lobbygroepen schuil”, waarschuwen economen.

Wie vandaag de supermarkt binnenstapt, kan probleemloos melkchocolade van het Britse merk Cadbury kopen. Dat was goed twintig jaar geleden anders, zelfs al maakte het Verenigd Koninkrijk toen nog deel uit van de Europese Unie. Decennialang verzetten Spanje en Italië zich tegen de invoer van Cadbury-producten omdat ze te weinig pure cacao zouden bevatten. Pas in 2003 kwam er een einde aan de ban. Een jaar later in 2004 wou Denemarken niet dat sommige cornflakes van Kellogg’s het land binnenkwamen. Volgens Deense functionarissen waren de producten verrijkt met potentieel schadelijke vitamines. De producten raakten de Europese Unie niet binnen, ook al hadden andere lidstaten het licht op groen gezet.

Zulke kafkaiaanse toestanden behoren niet tot het verleden. De verfproducent AkzoNobel heef drie aparte productielijnen omdat de verpakking van de verfpotten in Frankrijk, Italië en Spanje telkens aan andere regels zijn onderworpen. Het petroleumbedrijf BP Frankrijk zit dan weer met de handen in het haar omdat het geld moet uitgeven aan het testen van uit de haven van Amsterdam geïmporteerde diesel, ook al beschikt die over de nodige Europese certificaten. Nog een voorbeeld: wie een medicijn wil lanceren, moet 27 keer onderhandelen om toegang te krijgen tot de Europese markt en terugbetaling af te dwingen. In de Verenigde Staten gebeurt alles in één keer.

Als de Europese Unie de niet-tarifaire belemmeringen volledig afbouwt, resulteert dat in 1.700 miljard euro extra toegevoegde waarde. Voor België komt dat neer op 60 miljard euro.

Louter theorie

Het zijn verschillende cases die Luis Garicano opsomt in een studie over het gebrek aan een interne Europese markt. Hij is een voormalig liberaal Europees Parlementslid en professor economie aan de London School of Economics. De titel van het onderzoek laat weinig aan de verbeelding over: De mythe van de eengemaakte markt.

“Er bestaan tal van niet-tarifaire belemmeringen binnen de EU”, stelt de Spaanse econoom. “Dat zijn geen directe belastingen, maar ze brengen vooral indirecte kosten met zich. Een bouwbedrijf kan bijvoorbeeld niet aan een project beginnen omdat het te veel vergunningen moet krijgen. De afwezigheid van een geïntegreerde bankenmarkt is nog zoiets. In verhouding tot het totale bbp van de Unie zijn de interne en externe handel in diensten even groot. In een echte eengemaakte markt moet de intra-Europese dienstenhandel logischerwijze dominant zijn. Met het oog op de toekomstige economische uitdagingen is zo’n gefragmenteerde markt zeer schadelijk. Diensten rond IT, digitale financiën en AI hebben belang bij voldoende schaalgrootte.”

Volgens Luis Garicano zijn bepaalde principes, zoals het vrij verkeer van goederen, er enkel voor de galerij. Als voorbeeld noemt hij het principe van wederzijdse erkenning. Als er geen geharmoniseerde voorschriften op EU-niveau bestaan, mogen producten die in een lidstaat in de handel worden gebracht, in een andere lidstaat worden verkocht, ongeacht of ze voldoen aan de nationale technische voorschriften van de betrokken lidstaten. Maar dat is louter theorie.

Garicano stelt ook vast dat Europese regels vaak een nieuwe laag boven op bestaande regels zijn en nationale regeringen kiezen voor gold plating, heiliger zijn dan de paus. Hun nationale wetgeving gaat verder dan wat de EU voorschrijft.

Stilstand sinds 2008

En dat kost geld, veel geld. Bijna een jaar geleden publiceerde het Internationaal Monetair Fonds (IMF) een veelbesproken studie over intra-Europese niet-tarifaire handelsbelemmeringen. Het gaat dan over bijvoorbeeld vergunningen en licenties die het vrij verkeer van goederen belemmeren, technische normen, bureaucratie, aparte regels rond milieu en productveiligheid. Als men hun impact omrekent naar het handelstarieven-equivalent (de klassieke heffingen zoals de VS die nu opleggen aan tal van landen) dan is er binnen de Europese Unie sprake van een impliciete heffing van 44 procent op industriële goederen en bijna 110 procent op diensten. Tussen de verschillende staten van de VS bedraagt die impliciete heffing amper 15 procent. Een perfecte interne markt bestaat dus ook daar niet, maar de economische muren zijn er wel een stuk lager.

Uit de berekeningen van het IMF blijkt dat die niet-tarifaire handelsbelemmeringen de Europese Unie 10 procent aan economische activiteit doen mislopen. Voka-voorzitter Rudy Provoost en de nieuwe gedelegeerd bestuurder Frank Beckx haalden die cijfers een paar weken geleden aan in Trends en tijdens hun toespraak op de Voka Rentrée: als je die belemmeringen afbouwt naar 0 procent, resulteert dat in 1.700 miljard euro extra toegevoegde waarde. Voor België komt dat neer op 60 miljard euro.

‘Het gaat om meer dan het schrappen van regels. Je moet markten echt openbreken. Door meer concurrentie zul je sterkere bedrijven en een performantere economie krijgen’

Wat niet wil zeggen dat dit geld zomaar voor het grijpen ligt, waarschuwen economen. “De IMF-berekeningen zijn geen exacte wetenschap. Waar het mij om gaat, is dat we in de Europese Unie een enorm groeipotentieel laten liggen. Veel meer dan wat de Amerikaanse president Donald Trump ons kan aandoen met zijn handelstarieven”, legt Voka-hoofdeconoom Bart Van Craeynest uit. “Het proces richting een echte interne markt is sinds 2008 echter stilgevallen, mede door de aandacht die toen ging naar de eurocrisis. Misschien kunnen we via samenwerking in defensie-investeringen een nieuwe dynamiek creëren.”

Dat de verdieping van de interne markt tot stilstand is gekomen leert ook de IMF-studie: de kosten van de intra-Europese belemmeringen voor goederen zijn tussen 1995 en 2008 nog met 6 procent gedaald. Voor diensten is dat zelfs 11 procent. De intra-Europese handel in goederen is tot ongeveer 2008 aanzienlijk gestegen, maar sindsdien lichtjes gekrompen. Deels ook door de Europese regeldrang. Tussen 2019 en 2024 heeft de Europese Unie maar liefst 13.942 wetteksten aangenomen, veel ervan verbonden aan de Green Deal. In de VS waren er dat in dezelfde periode 3.725.

Productiviteitswinst voor het grijpen

Volgens het IMF zou een gedeeltelijke vermindering van die niet-tarifaire barrières tot een productiviteitswinst kunnen leiden van 1 procent. Dat kan zelfs 6,7 procent worden indien men de interne impliciete heffingen op het niveau van de VS brengt. “Elke stap in de goede richting is welkom, zoals het afbouwen van de Vlaamse regelgeving rond vergunningen, al wordt er nog vooral over gesproken. Het gaat trouwens om meer dan het schrappen van regels. Je moet markten echt openbreken”, bepleit Van Craeynest. “Door meer concurrentie zul je sterkere bedrijven en een performantere economie krijgen.”

Uit analyse van bedrijfsgegevens blijkt dat de gesegmenteerde goederen- en dienstenmarkten in Europa bedrijven ervan weerhouden groter te worden, meer uit te geven aan onderzoek en ontwikkeling en schaalvoordelen te benutten. Bovendien zorgen gefragmenteerde kapitaalmarkten ervoor dat bedrijven onvoldoende gebruikmaken van aandelenfinanciering. Als gevolg daarvan wordt de bedrijfsdynamiek getemperd.

Van Craeynest: “Waarom zijn er meer techbedrijven in de VS? Durfkapitaal is er meer voorhanden en de markt is er groter. Onze markt is ook groot, maar door die fragmentering komt ze niet van de grond. Dat remt ondernemen in innovatie af.” Techbedrijven in de Europese Unie investeren 3 tot 4 procent van hun omzet in O&O, in de VS is dat 12 procent. De investeringen in durfkapitaal zijn in de EU zijn goed voor 0,2 procent van het bbp en 0,7 procent in de VS.

Regels voor schroeven

Econoom Ivan Van de Cloot (Stichting Merito) bepleit nuance in het debat: “Dat wij die belemmeringen snel kunnen terugbrengen tot het niveau van de VS is vooral theorie. Het is natuurlijk goed dat het IMF dit probleem aankaart. Het is een waardevolle analyse maar geen handboek. De negatieve factoren die een echte Europese interne markt verhinderen, zijn van een andere orde dan in de rest van de wereld. Je hebt de nog altijd zeer complexe Europese regels. Ondanks de retoriek zie ik bij de Europese Commissie weinig daadkracht om daar iets aan te doen. Tel daarbij nationale reflexen, plus sectoren die overreguleren en zichzelf afschermen. Standaarden rond producten worden nog altijd afgesproken in beroepsverenigingen die zich buigen over de meest detaillistische normen. Bijvoorbeeld hoe schroeven eruit moeten zien.”

Van de Cloot geeft het voorbeeld van de gassector, waarin de diameter van de gaspijpleidingen aan de grens verandert. “Dat aanpassen vergt massa’s investeringen. Zelfs als men de politieke moed heeft, zal het decennia duren om die barrières af te bouwen.”

‘Achter tal van beperkingen gaan lobbygroepen schuil. Zelfs als het technisch gezien niet moeilijk is om die weg te werken, dan bots je op onwil bij de politiek en belangenorganisaties’

Hoge Belgische barrières voor nieuwe bedrijven

Eén van de muren is de beperkte nationale toegang tot tal van lokale producten- en dienstenmarkten. “Dat leidt tot hypocriete toestanden. Frankrijk sluit al decennia zijn elektriciteits- en energiemarkt af, maar gebruikt de liberalisering wel om van Electricité de Franse een uitdager te maken op de Britse markt”, weet Van de Cloot. “En wat te denken van de Danone-wet waarmee de Franse politiek wou ingrijpen wanneer een Frans bedrijf wordt overgenomen door een buitenlandse concurrent. Is yoghurt een product van nationaal belang?”

België is in hetzelfde bedje ziek. De OESO wijst erop dat de toegangspoorten voor nieuwe ondernemingen in België tot de hoogste van de OESO-landen behoren. Een aantal vrije beroepen zoals notarissen, boekhouders en architecten is streng gereguleerd. De regels in de kleinhandel en het vastgoed zijn hier strenger dan elders. In de telecomsector is meer concurrentie welkom en in de IT-diensten aan de lokale overheden heerst in ons land bijna een monopolie. “Achter die beperkingen gaan lobbygroepen schuil. Zelfs als het technisch gezien niet moeilijk is om die weg te werken, dan bots je op onwil bij de politiek en belangenorganisaties”, zegt Van de Cloot.

“Zeker voor dienstverlenende sectoren scoort België slecht”, vult Van Craeynest aan. “Er zijn niet alleen de administratieve verplichtingen. Diplomavereisten maken bepaalde activiteiten moeilijk, en er zijn prijscontroles. Dat is comfortabel voor gevestigde bedrijven maar de groei van de economie in haar geheel lijdt eronder.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise