De balans: sociaal akkoord zoals gewoonlijk blind voor zwakheden Belgische arbeidsmarkt
Hogere minimumlonen, een aanpassing van de landingsbanen, een kleine bijsturing in het brugpensioen, flexibele overuren,… Het sociaal akkoord tussen de vakbonden en de werkgevers is een klassieke flauwe mix met symboolmaatregelen zonder aandacht voor de grote uitdagingen op de Belgische arbeidsmarkt: de te lage werkzaamheidsgraad van 60-plussers en laaggeschoolden.
De federale regering mag blij zijn dat de sociale partners in de Groep van Tien begin deze week een akkoord hebben bereikt over enkele sociaal-economische thema’s. Niets belet nu om de daaraan gekoppelde loonnorm van 0,4 procent en de coronacheque van 500 euro boven op de geplande indexering voor 2021-2022 in de bedrijven toe te passen. De regering-De Croo moest hier het laken naar zich toetrekken omdat de vakbonden de loonmarge te laag vonden en daarover geen deal wilden sluiten.
Ook de linkerflank van de Vivaldi-coalitie hield de druk hoog. De PS wil de loonnorm enkel toepassen indien de minimumlonen stijgen. Dat staat nu in het sociaal akkoord, maar daarmee is ook alles gezegd. Het gaat om een symboolmaatregel. Het aantal Belgen dat tegen dat minimumloon van 1688 euro bruto werkt, is zeer beperkt. De sectorale minima in België liggen in werkelijkheid 20 tot 30 procent hoger.
Vorige week werd ook plots het debat over het brugpensioen of SWT aangezwengeld. De vakbonden wilden de minimumleeftijd verlagen van 60 naar 58 jaar voor SWT bij herstructureringen. Die versoepeling komt er niet, al hoeft iemand die na zijn 62ste door een herstructurering met brugpensioen gaat zich niet langer beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt.
Ook dat is een symbooldebat. Het stelsel van het brugpensioen dooft al jaren uit. In 2011 waren er nog meer dan 120.000 SWT’ers, nu nog amper 35.000. de vervroegde uittreding situeert zich elders, bij de langdurig zieken.
Ondertussen hebben de sociale partners het stelsel van de landingsbanen versoepeld. Tot eind 2020 konden werknemers in bepaalde gevallen vanaf 55 jaar een vijfde minder werken met behulp van een uitkering, vanaf 57 jaar de helft minder. Sinds begin dit jaar lag de leeftijdsvoorwaarde op 60 jaar. Die leeftijd is nu opnieuw verlaagd. Landingsbanen hebben de bedoeling loopbanen langer te maken. Zal die versoepeling ervoor zorgen dat de 57-plussers in een landingsbaan tot hun 65ste bijvoorbeeld deeltijds doorwerken? De kans is klein. Arbeidsmarktspecialisten spreken hier al van een ‘brugpensioen light’.
Vergeet de 80 procent werkzaamheidsgraad
En meteen zitten we bij het pijnpunt van dit akkoord. Net als bij vroegere deals tussen de sociale partners is men blind voor de zwakheden van de Belgische arbeidsmarkt. Namelijk dat minder dan de helft van de laaggeschoolden en amper één op de drie 60- tot 64-jarigen aan het werk is. Hogere minimumlonen en soepeler landingsbanen gaan daar geen verandering in brengen. België is veraf van Zwitserland waar 70 procent van de laaggeschoolden werkt. In Zweden is meer dan 70 procent van de 60-plussers aan de slag.
De zwakke punten van onze arbeidsmarkt aanpakken is evenmin een prioriteit voor de federale regering, die zich achter het sociaal overleg verschuilt. Vergeet dus de federale ambitie om de werkzaamheidsgraad op te trekken van 70 naar 80 procent. Niet alleen is dat geen realistische doelstelling omdat in dat geval Vlaanderen snel Scandinavische tewerkstellingscijfers moet halen van 85 procent en meer, tegenover de 75 procent van vandaag. En Wallonië (64%) en Brussel (62%) zouden een nooit geziene inhaalbeweging moeten maken.
Ook moeten structurele hervormingen worden doorgevoerd waar in de verste verte geen sprake van is. Wanneer wordt werk gemaakt van het wegwerken van de laatste werkloosheidsvallen? De vakbonden zeggen dat dat zal gebeuren door de hogere minimumlonen, maar die verhoging zal evenwel niet leiden tot meer jobs en een hogere activiteitsgraad.
Meer nog, de compensaties voor de werkgevers – lagere lasten op arbeid met een focus op het verhogen van het nettoloon – die op het eerste gezicht lovenswaardig zijn, dreigen averechts uit te draaien. Nog meer lastenverlagingen en fiscale voordelen voor de laagste lonen betekent dat wie na verloop van tijd promotie maakt en meer verdient, al die voordelen verliest en bovendien in een hogere belastingschijf terechtkomt. Het extra brutoloon wordt in dat geval zo goed als volledig afgeroomd. Dat is de zogenaamde promotieval. Als het de regering ernst is, moet ze daar iets aan doen.
Daarnaast moet de activering beter, al is dat een taak van de deelstaten. Ook thema’s als het effect van de anciënniteit op de loonvorming moeten op tafel komen, net als de combinatie van een uitkering en een loon voor de laagste inkomens.
Naar verluidt wil minister van Werk Pierre-Yves Dermagne (PS) dit najaar met een werkgelegenheidsconferentie een aantal stenen in de rivier verleggen. Alleen leert de geschiedenis dat zulke conferenties weinig meer zijn dan praatbarakken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier