De balans: niemand kijkt nog op van de zoveelste vakbondsbetoging
De betogingen en actiedagen van de vakbonden volgen elkaar in een steeds sneller tempo op. Hun irrelevantie neemt daardoor toe. Ze maken steeds minder indruk. Ook al omdat de meest militante actievoerders overheidsambtenaren zijn, de groep waarvan de koopkracht het best beschermd wordt.
“Het ultieme drukkingsmiddel.” Zo benoemden de vakbondsleiders in het verleden een betoging, een actiedag of een nationale staking. Het was na onderhandelingen de laatste manier om druk te zetten op regeringen. Men ging er karig mee om. Dat is het voorbije jaar veranderd. Vandaag stappen leden van de drie vakbonden opnieuw door Brussel met de eis voor meer koopkrachtversterkende maatregelen. En dat minder dan een maand na de vorige actiedag.
Die inflatie aan protesten maakt dat ze hun doel voorbijschieten. De regering-De Croo, die door haar ideologische samenstelling nochtans dicht bij de vakbonden moet staan, laat zich niet intimideren. De syndicaten eisen een aanpassing van de strenge loonwet? De Vivaldi-coalitie legt die eis naast zich neer. Zelfs de linkerflank van de regering stelt dat men niet te veel moet zagen, want boven op de automatische loonindexering kunnen bedrijven straks een cheque van 500 tot 750 euro toekennen.
De brede publieke opinie is evenmin onder de indruk. Jan Modaal merkt vooral dat op een actiedag enkele openbare diensten niet werken, en dat vooral ambtenaren en werknemers uit de non-profitsector actie voeren en betogen. Laat dat net de groep zijn waarvan de koopkracht het best wordt beschermd door de snelle automatische indexering van de lonen. Die zagen hun koopkracht om de paar maanden aangepast. Waarom dan betogen?
België concurrentieel buitenspel
Wie in die sectoren werkt, hoeft zich ook geen zorgen te maken over de oplopende Belgische loonkostenhandicap. In de privésector is dat anders. De kmo-organisatie Unizo zette deze week een paar cijfers op een rij en stelt terecht dat de “ongeziene stijging van de loonkosten ons internationaal buitenspel zet.” Door de automatische indexering stijgen de loonkosten voor Belgische werkgevers veel sneller dan in andere landen, met 15 procent per werknemer in de periode 2022-2023. Bij onze belangrijkste handelspartners Duitsland is dat 10 procent, in Nederland 8 procent en in Frankrijk 9 procent. “We bouwen dus een problematische loonkostenhandicap op. De competitiviteit van onze ondernemingen staat onder ongeziene druk, waardoor we ons uit de markt prijzen”, aldus Unizo-baas Danny Van Assche.
België is het enige land waar de lonen in reële waarde, dus los van de inflatie, in 2022 en 2023 nog vooruit gaan, aldus Unizo. Voor wie in januari zijn loon geïndexeerd ziet, komt er meer dan 11 procent bij. Dat is meer is dan alle vorige acht indexaties bij elkaar geteld. Bijvoorbeeld in Duitsland gaat men in de metaalsector akkoord met 8,5 procent, en dat gespreid over twee jaar. Voor België dreigt dus concurrentieverlies en jobvernietiging.
Vakbonden lijken niet geïnteresseerd in jobbehoud
Daar hebben de vakbonden blijkbaar geen oren naar, terwijl een baan de beste garantie op koopkracht is. Maar daar zijn de syndicaten niet in geïnteresseerd. Is het omdat net zij als taak hebben de werkloosheidsuitkeringen uit te betalen? De vakbonden worden woest als men hen dat voor de voeten gooit. Nochtans wijst een recente vakbondsactie erop dat jobbehoud en -creatie inderdaad niet bovenaan op hun prioriteitenlijst staat. Een week geleden reikte het Vlaams ABVV aan de arbeidsbemiddelingsdienst VDAB de “zure prijs” uit, omdat die oudere werklozen en SWT’ers (het vroegere brugpensioen) verplicht een baan te zoeken. Dat is nochtans niet meer dan normaal, want met de huidige krapte is elke extra ingevulde vacature goed nieuws.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier