De balans: Een betere activering kan het aantal leefloners doen dalen
In twintig jaar tijd is het aantal leefloners in België verdubbeld. Dat is een gevolg van sociologische evoluties zoals de toename van het aantal alleenstaanden en het hogere aantal vluchtelingen dat een beroep doet op een leefloon. Een vaak vergeten oorzaak is dat langdurig werklozen door een gebrekkige activering na verloop van tijd ook in die groep terechtkomen.
Nul keer. Zoveel keer wordt het leefloon genoemd in het vorige maand gepubliceerde jaarverslag (bijna 80 bladzijden) van de Hogere Raad voor de Werkgelegenheid. Nochtans benadrukt dat rapport dat alle zeilen moeten worden bijgezet om de krapte op de arbeidsmarkt te counteren. Dat moet gebeuren via een activeringsbeleid van werklozen en inactieven zoals de langdurig zieken. Die laatste groep is ondertussen met meer dan een half miljoen.
Dat niets geschreven wordt over de leefloners, is vreemd. Recente cijfers leren België 156.897 van die inactieven telt, een verdubbeling in twintig jaar tijd. In 2003 kreeg 0,7 procent van de bevolking een leefloon, ondertussen 1,34 procent. De oorzaken van die stijging zijn te zoeken in het toenemend aantal alleenstaanden, studenten die een aanvraag indienen voor een leefloon en het nog altijd toenemende aantal niet-Belgen. Vreemdelingen met een subsidiaire bescherming kunnen rekenen op een leefloon.
Door de mazen van het net
Maar het zou fout zijn enkel naar die maatschappelijke evoluties te kijken om het stijgende aantal leefloners te verklaren, zeker met het oog op de activering van de groep mensen die niet aan de slag is. Dat er meer leefloners zijn, is ook een gevolg van de strengere werkloosheids- en inactiviteitsstelsels. Maatregelen die genomen zijn om mensen aan het werk te krijgen, hebben inderdaad resultaat opgeleverd. Denken we maar aan het brugpensioen (nu SWT of stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag), dat door opeenvolgende verstrengingen aan het uitdoven is. Nu zijn er nog 20.000 SWT’ers, een aantal jaar geleden waren er nog meer dan 100.000.
Anderzijds is een groep mensen verkast van het ene uitkeringssysteem naar het andere, zoals het leefloon. Het zijn vaak communicerende vaten. De snellere degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen heeft mensen ertoe aangezet toch een baan te zoeken, maar een niet-onbelangrijke groep, die bijvoorbeeld geschorst is, is door de mazen van het net gevallen. Ze komen dan in een ander uitkeringsstelsel terecht, dat van de leefloners. Hetzelfde geldt voor de beperking van de inschakelingsuitkering in de tijd (de vroegere wachtuitkering voor schoolverlaters), die in 2012 werd ingevoerd. Een deel daarvan ontvangt nu gewoon een leefloon.
Verloren voor de arbeidsmarkt
De mensen met een leefloon lijken verloren voor de arbeidsmarkt. Dat komt onder meer doordat een deel daarvoor langdurig werkloos was. Die groep is heel moeilijk richting een nieuwe baan te loodsen. Het aandeel langdurig werkzoekenden blijft in België hoog, blijkt uit het jaarverslag van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid: 40 procent is sinds meer dan twee jaar werkloos. En de kans dat ze in de eerste helft van 2022 de werkloosheid verlieten, was slechts 3,7 procent, tegenover 20,5 procent bij personen die minder dan een jaar werkloos waren. Die uitstroompercentages zijn iets hoger dan in de voorbije jaren, maar zowel de percentages als de verschillen tussen de groepen zijn vrij stabiel.
Betere samenwerking VDAB en gemeenten
Ietwat provocerend zou je de vraag kunnen stellen of het een goed idee is het werkloosheidstelsel strenger te maken, met bijvoorbeeld een beperking van de uitkeringen in de tijd. Heeft dat zin als die langdurig werklozen geschorst worden, uit de statistieken verdwijnen en op een leefloon terugvallen?
Die vraag maakt duidelijk dat de oplossing een én-én-verhaal is. Er is geen reden om aan te nemen waarom België zowat het enige EU-land met onbeperkte uitkeringen zou moeten zijn. Maar als de regels verstrengd worden, moet ook de activering beter. Dat is een verantwoordelijkheid van de regio’s. En van de steden en gemeenten, als we er de leefloners bij betrekken, want het zijn zij die deze uitkeringen betalen.
Moeilijk toelijdbaar
In dat verband was MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez erg streng. 46 procent van de leefloners woont in Wallonië, 29 procent in Brussel en 25 procent in Vlaanderen. Volgens de Franstalige liberaal organiseren “veel Waalse socialistische gemeenten gewoon een congé à vie, een levenslang verlof”. Ze kennen veel te snel een leefloon toe en begeleiden leefloners te weinig in hun herintegratie op de arbeidsmarkt. Bouchez heeft een punt. Er zijn weinig regio’s in de Europese Unie waar zoveel vacatures openstaan bij zoveel werkloosheid en inactiviteit als in Wallonië.
Maar het is meer dan een Waals probleem. Ook in Vlaanderen kan de activering van alle groepen beter. De VDAB focust zich nog altijd te veel op de gemakkelijk te plaatsen werklozen. De groep van de langdurig werklozen die volgens de arbeidsbemiddelingsdiensten “moeilijk toeleidbaar” naar de arbeidsmarkt zijn, wordt alleen maar groter. Die komen dan in de inactiviteit terecht en moeten een leefloon aanvragen. Een eerste stap richting een betere activering gebeurt dan ook het best door een partnerschap tussen de arbeidsbemiddelingsdiensten als de VDAB en de lokale besturen.
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier