‘België moet meer inzetten op actieve ondersteuning van bedrijven’
Om onze industrie hier te houden, volstaat een goed ondernemingsklimaat niet langer, aldus Gert Bijnens van Leuvense onderzoekscentrum Vives.
In België verschuift de tewerkstelling van de industrie naar de diensten, maar dat brengt niet alleen goed nieuws, blijkt uit uw onderzoek.
Gert Bijnens: “Het is een tweesnijdend zwaard. Er komen jobs bij in goed betalende, kennisintensieve diensten, zoals IT- of belastingconsultants. Maar de grootste groei zit in laagwaardige diensten, zoals distributie, bewakingsfirma’s en schoonmaak. Het is een utopie om te denken dat we onze welvaart in stand kunnen houden met enkel diensten, zonder industrie. Want goedverdienende jobs hangen vaak samen met de industrie. Zonder auto-industrie zijn er ook geen specialisten die software schrijven voor de autoproductie. Hetzelfde geldt voor zakenadvocaten of financiële adviseurs: ook zij leveren hun diensten vaak aan industriële bedrijven.”
Maar in België werken te veel mensen in laagwaardige dienstensectoren.
Gert Bijnens: “Neen, daar werken niet te veel mensen, als er tenminste genoeg anderen werken in sectoren die goed betalen. Want wie goed verdient, gaat sneller naar de Starbucks om een koffie van vier euro te drinken. De lage kennisjobs hebben goedverdienende jobs nodig. Maar België slaagt er onvoldoende in om kennisintensieve jobs te creëren, wat gelinkt is aan het afkalven van onze industrie. De sterkste economische regio’s combineren industrie, hoge én lage kennisintensieve diensten. De drie kunnen niet zonder elkaar. Een regio als Stuttgart is een voorbeeld van zo’n sterke economische cluster.”
Wat moet België doen om de industrie hier te houden?
Gert Bijnens: “Meer inzetten op de actieve ondersteuning van bedrijven, zoals bijvoorbeeld China dat doet. Tot enkele jaren geleden was laissez-faire de norm in het Westen. De overheid moest zich beperken tot de creatie van een gunstig ondernemingsklimaat, met goede infrastructuur, kwaliteitsonderwijs, stabiele fiscaliteit, en zo meer. Dan zouden de bedrijven wel vanzelf komen. Op zich kan dat best kloppen, maar we mogen niet naïef zijn. Andere landen zijn volop bezig met de creatie van industriële winnaars. Als wij niets doen, dreigen we verweesd achter te blijven.”
U schrijft dat België best wel beloftevolle industrieën heeft waarvan we dat niet meteen zouden verwachten, zoals de auto-industrie.
Gert Bijnens:“De Belgische autosector werd geteisterd door sluitingen – denk maar aan Ford Genk – maar is tegelijk zeer gespecialiseerd en innovatief. Dan zie ik niet in waarom je niet succesvol zou kunnen zijn, bijvoorbeeld in de sector van de elektrische wagens. In het verleden dienden arbeiders enkel auto-onderdelen in elkaar te steken. Voor de productie van elektrische wagens is meer kennis vereist, en zullen er dus ook betere lonen betaald worden.”
Hoe moet die steun aan industriële bedrijven er concreet uitzien?
Gert Bijnens: “Dat hangt van de sector af. Sommige sectoren zijn bijvoorbeeld zeer innovatief, maar onvoldoende gespecialiseerd, omdat de bedrijven te klein blijven. Daar moet de overheid hindernissen voor groei wegnemen. België kent veel industrieën met bijvoorbeeld zware procedures voor vergunningen en erkenningen. Dat maakt het moeilijker voor die bedrijven om voldoende kritische massa te bereiken en internationaal door te breken.”
Is het gevaar niet dat de overheid op de verkeerde paarden wedt? Of dat vooral paarden met goede politieke connecties steun krijgen?
Gert Bijnens: “Als ministers naar eigen goeddunken subsidies zullen mogen uitdelen, loopt het uiteraard fout. Daarom moet de steun in alle transparantie verlopen, en volgens objectieve criteria. Het moet voor iedereen duidelijk zijn welke bedrijven steun krijgen, waarom, en wat die steun inhoudt. Openheid vergemakkelijkt de controle. Ik hoef u niet te vertellen wat de transparantie rond de politieke mandaten in de intercommunales teweeggebracht heeft.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier