Arbeidsmarktexperts: ‘Door het zomerakkoord veranderen machtsverhoudingen zonder veel lawaai’

"De kritiek op de versoepeling van de nachtarbeid is overdreven." © Getty Images
Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

De vakbonden zijn niet te spreken over het zomerakkoord van de federale regering. Ze schieten vooral met scherp op de versoepeling van de nachtarbeid. Toch heeft de regeling om meer overuren te kunnen presteren een grotere impact. “In feite is dat een verdere beperking van de macht van de vakbondsafvaardiging om zich te verzetten tegen overuren”, zegt Manou Doutrepont, een kenner van het sociaal overleg.

“Het zomerakkoord verbrijzelt het sociaal contract.” Dat was de virulente reactie van de socialistische vakbond ABVV op de pensioen- en arbeidsmarktmaatregelen die de regering-De Wever vorige maand afklopte. De christelijke vakbond ACV heeft het over de grootste sociale achteruitgang in tachtig jaar. In het najaar plannen de vakbonden acties tegen de maatregelen. Zowat alles is hen een doorn in het oog, van de pensioenmalus tot de extra flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Toch kreeg vooral de versoepeling van het nachtwerk de meeste kritiek.

Dat vindt Manou Doutrepont vreemd. Doutrepont, die vele jaren aan de werkgeverskant deelnam aan het sectoraal overleg, is een van de oprichters van het consultancybureau Social Dialogue Network en analyseert samen met Paul Soete wekelijks het sociaal overleg en de arbeidsmarktevoluties. “Er hangt nog wat mist rond veel maatregelen. Het is wachten op de technische modaliteiten, maar de kritiek op de versoepeling van de nachtarbeid is overdreven”, zegt Doutrepont. “Het is natuurlijk een emotioneel debat, doordat er zaken bij worden gehaald zoals het gevaar van een gebrekkige nachtrust voor de gezondheid. Maar de vakbonden wakkeren vooral de onrust aan. De uren die als nachtarbeid worden bestempeld, lopen straks tussen middernacht en 5 uur’s morgens, zij het enkel in de e-commerce en de logistiek. In de andere sectoren blijft nachtarbeid tussen 20 en 6 uur lopen.”

‘Dat de nieuwe wettelijke definitie van nachtarbeid een inkomensverlies betekent voor nachtwerkers, klopt niet’

Akkoord van één vakbond is voldoende

Bovendien geldt de nieuwe regeling enkel voor nieuwe contracten: voor wie nu al’s nachts werkt, verandert er niets. Dat overtuigt de vakbonden niet. Zij zijn boos omdat de regering een wet voorbereidt waardoor het verbod op nachtwerk verdwijnt. Nu is nachtwerk in principe verboden, maar er zijn wettelijke uitzonderingen voor bepaalde activiteiten, zoals opeenvolgende ploegen en in een aantal sectoren zoals de horeca, tankstations en schoonmaakbedrijven. Bovendien is in alle bedrijven nachtarbeid toegestaan als de werkgever daarover een cao sluit met de vakbonden. In alle gevallen is een akkoord van alle vakbonden nodig om nachtwerk mogelijk te maken. In de e-commerce is het akkoord van één vakbond voldoende. Die soepelere regeling met één vakbond die groen licht geeft, wordt nu uitgebreid naar meerdere sectoren, al is de exacte lijst nog niet vastgelegd.

De vakbonden zijn niet te spreken over de aantasting van hun vetorecht. Daarnaast vrezen ze dat de nachtpremie – een compensatie voor het ongezonde karakter van nachtwerk – verdwijnt voor wie vandaag in dat stelsel begint te werken. “Twee werknemers die hetzelfde werk doen, maar met een wereld van verschil in loon. Hoe leg je dat uit aan een jonge starter?” luidde de reactie bij het ABVV. Het ACV berekende dat de nieuwe definitie van nachtwerk tussen middernacht en 5 uur voor de nachtwerkers kan leiden tot een loonverlies tot 615 euro per maand.

Nachtpremies om mensen te lokken

Volgens de plannen van de regering-De Wever zouden nieuwe nachtwerkers tussen 20 en 6 uur nochtans beperkte premies kunnen krijgen, maar enkel als ze ook na middernacht werken. Doutrepont: “Dat ongenoegen is toch typisch syndicale framing. Alle verwijzingen naar het behoud of het verlies van loon door de versoepeling berusten op een misverstand. Niet de wet, maar collectieve arbeidsovereenkomsten regelen de nachtpremies. Het verbod op nachtarbeid en de conventionele premie voor nachtarbeid staan los van elkaar. Concreet: de nachtpremies worden gekoppeld aan de uren van de nachtploeg. Die uurroosters staan los van het wettelijke begrip ‘nacht’.”

‘Ik zou me als werkgever niet te snel rijk rekenen. Je moet nachtpremies geven om mensen te lokken’

De nationale cao 49 legt een nationale minimale nachtpremie op, maar is niet van toepassing op vroege ploegen die beginnen om 5 uur en ook niet op namiddagploegen die eindigen voor middernacht. “Ook de sectorale nachtpremies staan los van het wettelijk begrip ‘nacht’. De cao die bijvoorbeeld geldt voor de groentenijverheid, voorziet in een nachtpremie tussen 22 en 6 uur. Idem voor de textiel. Dat de nieuwe wettelijke definitie van nachtarbeid een inkomensverlies betekent voor nachtwerkers, klopt dus niet”, benadrukt Doutrepont, “De enige fundamentele verandering is dat de procedure vereenvoudigd wordt en dat je geen cao meer nodig hebt met alle vakbonden in het bedrijf. En wat de premies betreft: in overleg worden die nog altijd toegekend. Ik kan me niet indenken dat de wetgever tussenbeide zal komen in de premiestelsels. Elk uurrooster moet nog altijd in het arbeidsreglement worden opgenomen. Dat wordt besproken via de ondernemingsraad, en daar zijn de vakbonden nog altijd bij betrokken.”

Richting volledige tewerkstelling

Ook arbeidsmarktexpert Jan Denys hekelt wat hij de “overspannen reactie” van de vakbonden noemt. Gezien de vraag en het aanbod op de arbeidsmarkt, verwacht hij geen aantasting van de koopkracht van nachtwerkers. “Misschien verkijkt men zich wat op de hervorming van de nachtarbeid”, zegt Denys, “Er kunnen nog altijd cao’s worden afgesloten die in premies voorzien. Ik denk ook dat dat zal gebeuren. De Vlaamse werkzaamheidsgraad gaat richting 80 procent en in bepaalde regio’s is er vrijwel volledige tewerkstelling. Iedereen die kan en wil werken, is daar aan de slag. Mensen hebben vandaag meer keuze. Ik zou me als werkgever niet te snel rijk rekenen. Je moet nachtpremies geven om mensen te lokken. Ploegenarbeid met een nachtshift is sterk vertegenwoordigd in de lijst van moeilijk invulbare vacatures. Bovendien is dat debat toch vooral van belang voor een paar sectoren: de pakjes en de e-commerce. Het macro-effect mag je niet overschatten. Hetzelfde met de openingsuren in de retail: winkels mogen voortaan elke dag open blijven tot 21 uur en de verplichte wekelijkse sluitingsdag wordt afgeschaft. Eerlijk gezegd, dat zal economisch het grote verschil niet maken.”

De vakbonden zien dat anders en vrezen voor meer gezondheidsproblemen door de flexibilisering, de langere werkdagen en de “normalisering” van het nachtwerk. “Ik hoor sommigen zeggen dat die nachtpremies een slechte zaak zijn, omdat ze mensen naar ongezonde arbeidsvormen duwen. Het is ook nooit goed”, verzucht Jan Denys. “Als mensen niet te lang nachtwerk doen, zijn de effecten op de gezondheid relatief. In het verleden heb ik erop gewezen dat er ook voordelen zijn aan nachtwerk: je hebt meer autonomie, er is minder controle, op weg naar en van het werk is het minder druk. Nachtarbeid, avondwerk en ploegenarbeid nemen overigens af. Het zaterdag- en zondagwerk neemt heel traag toe. De 24 uurseconomie zie ik niet in de cijfers, en al zeker niet in België.”

In België werkt 4,6 procent van de mannen in een regime van nachtarbeid, een van de laagste percentages in de Europese Unie. Bij de vrouwen werkt amper 2,3 procent ’s nachts.

Vakbonden buitenspel

“Sommige maatregelen met een kleine impact doen veel stof opwaaien, zoals de nachtarbeid, andere veranderen machtsverhoudingen zonder veel lawaai”, stelt Manou Doutrepont vast. Hij doelt op de verhoging van de vrijwillige overuren die een werknemer kan presteren: dat aantal stijgt van 180 naar 360, waarvan 240 uren zijn vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen en personenbelasting. In de horeca stijgt het plafond naar 450 uren, waarvan 360 uren belastingvrij zijn.” Voor die vrijwillige overuren is een schriftelijk en voorafgaand individueel akkoord nodig dat voor één jaar geldt en stilzwijgend verlengd wordt. “In feite is dat een verdere beperking van de macht van de vakbondsafvaardiging om zich te verzetten tegen overuren”, zegt Doutrepont. “Ik zou in de plaats van de vakbonden ongeruster zijn over de vrijwillige overuren dan over het nachtwerk. De werkgever zal aan de medewerker vragen: wil je extra overuren doen? De vakbonden kijken ernaar en kunnen niets doen.”

Het syndicale standpunt is altijd geweest dat overuren het best voldoende worden belast, waardoor de druk toeneemt op werkgevers om voor extra prestaties iemand anders aan te werven. Maar volgens Jan Denys is dat met de krapte op de arbeidsmarkt een verkeerde insteek. “De spanning op de Vlaamse arbeidsmarkt is nog altijd groot. Tienduizenden vacatures blijven moeilijk invulbaar”, benadrukt hij.

‘De werkgever zal aan de medewerker vragen: wil je extra overuren doen? De vakbonden kijken ernaar en kunnen niets doen’

Dat bevestigen ook de recentste cijfers van het Vlaams Steunpunt Werk: de verhouding tussen werkzoekenden zonder werk in bemiddeling en openstaande vacatures, of de spanningsindicator, steeg dit voorjaar licht van 2,7 (in november en december 2024 en januari 2025) naar 2,9 in mei 2025. Per vacature zijn er dus net geen drie kandidaten. De groei van het aantal werkzoekenden en de krimp van het vacatureaanbod zorgen voor een iets minder krappe Vlaamse arbeidsmarkt. Niettemin blijft Vlaanderen historisch bekeken kampen met een krappe arbeidsmarkt.

Kortere werkweek niet zo revolutionair

“De beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd zal vooral een impact hebben in Wallonië en Brussel, waar de werkzaamheidsgraad lager is. De maatregelen van het zomerakkoord hebben oog voor de Vlaamse uitdagingen, waar we richting volledige tewerkstelling gaan”, zegt Jan Denys. “Dat zie je in de beperking van de opzegtermijnen tot één jaar en de kleinere contracten die kunnen worden afgesloten.”

Meer bepaald wordt de voorwaarde afgeschaft om mensen voor minstens een derde van een voltijdse baan aan te werven. Volgens Manou Doutrepont is die hervorming minder revolutionair dan gedacht: “Er zijn al talrijke uitzonderingen op het principe van één-derde-uurregelingen. Bovendien mag het arbeidsreglement geen uurroosters bevatten die korter zijn dan drie uur per dag en moeten alle uurregelingen in het arbeidsreglement staan. In bedrijven met een syndicale aanwezigheid kan het arbeidsreglement enkel via onderhandelingen worden aangepast. Verzet van de vakbonden is hier dus goed mogelijk. Met het zomerakkoord is de complexiteit van de arbeidsmarktreglementering trouwens niet afgenomen. Ze blijft enorm.”

“Nog een laatste bedenking: men heeft een belangrijke hervorming laten liggen”, stelt Manou Doutrepont. “Meer bepaald de wet op de bescherming van de werknemersvertegenwoordigers. Syndicaal afgevaardigden zijn overbeschermd. Je zou zo iemand moeten kunnen ontslaan voor een professionele fout of onaanvaardbaar gedrag. Maar dat blijft onaangetast.”

‘Regeringsbeleid zal trend naar langere loopbanen versterken’

De werkzaamheidsgraad van de Vlaamse 55-plussers bedraagt 62,9 procent. Tien jaar geleden was dat nog 45 procent en aan het begin van deze eeuw was dat nauwelijks 25 procent. De pensioenmalus die vroeger stoppen met werken bestraft, moet ervoor zorgen dat de werkzaamheidsgraad verder stijgt. “Die mensen werken al langer en de trend is je vriend. Als maatregelen een trend versterken, zoals nu gebeurt, zal dat werken. Als ze ingaan tegen een trend, is dat lastig”, zegt Jan Denys. “We komen van ver. Over het leiden van ouderen naar de arbeidsmarkt hadden cao’s het vroeger over de kritische leeftijd van 45 jaar, nu is dat al meer dan 55 jaar.”

Wel krijgen de bedrijven kritiek omdat ze terughoudend zouden zijn om 55-plussers aan te werven omdat ze twijfelen over hun motivatie en productiviteit en door hun hoge loonkosten. “Daar valt iets voor te zeggen, maar men viseert hier toch iets te veel de werkgever”, nuanceert Denys. “Ik hoor verhalen over een soms problematische houding van 55-plussers tijdens outplacementbegeleiding. Ze hebben geen haast en willen nog een tijdje wachten om een nieuwe baan te zoeken, terwijl de doorstroom naar werk het grootst is in de eerste zes maanden. Financieel is er ook minder druk: het is een leeftijdsgroep die erft.”

Ondertussen rijst ook de vraag of de wettelijke pensioenleeftijd van 66 jaar en 67 jaar in 2030 niet verder moet worden opgetrokken. In Denemarken wordt die leeftijd 70 jaar in 2030. Denys: “Dat is toch een psychologische barrière. Ik ben benieuwd hoe dat gaat uitpakken. Ik heb niet het gevoel dat daar nog veel rek op zit.”

Lees ook: ‘Het sociaal overleg zal meer op ondernemingsniveau gebeuren, en dat is een goede zaak’

Partner Expertise