25 miljard moet de nv België besparen: uitgaven die minder snel stijgen, het zou al een succes zijn

De volgende regering, wellicht onder leiding van Bart De Wever, staat voor een zware maar geen onmogelijke opdrachten. Ook de andere regeringen moeten aan de bak.
BELGA PHOTO NICOLAS MAETERLINCK
© BELGA
Alain Mouton Journalist
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

De toename van de uitgaven is de belangrijkste oorzaak van de ontspoorde Belgische overheidsfinanciën. De sanering van 25 miljard euro zou dus logischerwijze aan die kant moeten gebeuren. Maar er zal niet met de botte bijl worden bespaard. In België is het al een succes als de uitgaven minder snel stijgen dan de economische groei. Dat is in het voorbije decennium slechts één keer gebeurd.

Er is nog geen sprake van een federale regeringsvorming die naam waardig, of een aantal partijkopstukken hebben al rode lijnen getrokken, ook budgettair. Nochtans heeft de Europese Commissie ons op het strafbankje gezet wegens een overmatig begrotingstekort. Dat bedraagt 4,4 procent van het bruto binnenlands product (bbp), of 31 miljard euro, en zal de komende jaren verder wegdrijven van de Europese norm van 3 procent. In 2024 zou het tekort oplopen tot 4,7 procent.

Dat is in grote mate het gevolg van de sterke stijging van de uitgaven, die al lang niets meer te maken heeft met de coronapandemie (2020-2021) of de energiecrisis (2022). De Europese Commissie schrijft het en dit voorjaar kwam de Nationale Bank al tot dezelfde conclusie: de sociale uitgaven zijn de aanjager van de uitgaventsunami. De vergrijzing en de verhoging van de sociale uitkeringen – niet alleen de indexering maar reële verhogingen – laten zich voelen. De volgende regering staat voor een sanering van 25 miljard euro.

En dus groeit de vrees bij een aantal politici dat er zwaar gehakt zal worden in de uitgaven. Vooruit, cd&v en Les Engagés – drie van de vijf gedoodverfde federale coalitiepartners – zijn op hun hoede dat de rechterflank (N-VA en MR) wil snijden in de gezondheidszorg. “Besparen is geen optie”, waarschuwde Les Engagés-kopstuk Jean-Luc Crucke al meermaals.

De vraag is of er echt een partij is die dermate wil besparen dat de uitgaven voor de gezondheidszorg dalen. In werkelijkheid houdt geen enkele regeringspartner zo’n discours. Wel wordt gedacht aan een minder snelle stijging van de uitgaven in de gezondheidszorg boven op de indexeringen. De reële stijging bedroeg tijdens de voorbije legislatuur 2,5 procent. Dat is meer dan pakweg in 1999 bij de eerste regering-Verhofstadt of ten tijde van de regering-Michel (2014-2019) toen de groeinorm 1,5 procent bedroeg. In de periode-Di Rupo (2011-2014) was de groeinorm 3 procent en in sommige jaren daarvoor 4,5 procent. Een verlaging van de norm betekent echter geen zuivere besparing. Het is een minder snelle stijging van de uitgaven. Neem de regering-Michel: het halveren van de groeinorm deed het budget voor gezondheidszorg niet zakken. Het steeg in vijf jaar tijd met 2,18 miljard euro, maar wel minder dan de eerst voorziene 5 miljard euro.

Lees verder onder deze link

Wat 25 miljard euro overheidsgeld in België betekent:

De impact van een indexsprong

Zo’n minder sterke stijging van de uitgaven geldt in ons land al als een succes. Keren we terug naar de regering-Michel. Die koos in 2014-2015 voor een indexsprong. Die kwam er niet alleen om de concurrentiekracht van de bedrijven te ondersteunen, het was ook goed nieuws voor de begroting. De uitkeringen en de lonen van het overheidspersoneel werden eenmalig niet geïndexeerd, net als de budgetten van allerhande overheidsadministraties. Het begrotingstekort daalde vervolgens van 3,06 procent van het bbp in 2014 (12,3 miljard euro) naar 2,3 procent in 2016 en 1,1 procent (5 miljard euro) in 2018.

Maar de aanpak van de regering-Michel was een uitzondering. Al jarenlang stijgen de uitgaven systematisch sneller dan het bbp. Begin deze eeuw schommelden de overheidsuitgaven nog rond 43 procent van het bbp, dit jaar is dat 55 procent. Bij ongewijzigd beleid wordt dat 56 procent in 2029.

Terwijl het bbp verdubbelt in de periode 2010-2029, stijgen de uitkeringen voor ziekte en invaliditeit met een factor 3,2.

Tussen 2010 en 2029 zal het bbp stijgen zijn met 96 procent. De overheidsuitgaven zullen in die periode met 105 procent toenemen. Dat betekent dat de uitgaven tegen 2029 met 40 miljard euro extra stijgen in vergelijking met een scenario waarin de uitgaven wel het bbp zouden volgen. Dat verschil ligt aan de basis van het structureel hoge en oplopende begrotingstekort, want de belastinginkomsten schaduwen wél het bbp.

België krijgt een Europese budgetmeter

Vooral de uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg zitten in de lift. Terwijl het bbp verdubbelt in de periode 2010-2029, stijgen de sociale uitkeringen met een factor 2,2. Voor de pensioenuitgaven is de factor 2,5, maar vooral de uitkeringen voor ziekte en invaliditeit gaan door het dak. Zij stijgen met een factor 3,2 (zie grafiek Uitkeringen voor ziekte en invaliditeit springen uit de band).

De Europese Commissie heeft nieuwe begrotingsregels uitgewerkt om de begrotingen van de lidstaten in het gareel te houden. Een uitgavennorm is een van de belangrijkste nieuwe regels. Begrotingszondaars krijgen van de Commissie als het ware een budgetmeter, wat voor België geen overbodige aanpak is. Voor 2024 adviseert de Commissie een maximale groei van de Belgische overheidsuitgaven met 2 procent, maar in de praktijk stijgen de overheidsuitgaven dit jaar met bijna 4 procent. Een maximale uitgavengroei van 2 procent is best hard, omdat er dan na inflatie geen ruimte is voor een reële stijging van de uitgaven. In tijden waarin de vergrijzingskosten snel stijgen, impliceert een uitgavennorm van 2 procent daarom pittige besparingen.

De overheidsuitgaven stijgen bij ongewijzigd beleid in de periode 2024-2029 een stuk sneller dan 2 procent per jaar (zie grafiek Overheidsuitgaven stijgen bij ongewijzigd beleid sneller dan 2 procent per jaar). De totale uitgaven blijven onder impuls van de hogere sociale uitkeringen zelfs sneller stijgen dan het bbp, wat de begroting verder kopje-onder duwt.

Hervormingen maken een verschil

Als België voldoende hervormt, kan Europa een trager saneringstraject van zeven jaar in plaats van vier jaar opleggen. Het is nog niet duidelijk welke uitgavennorm zo’n traject oplevert, maar het is wel duidelijk dat het voor België een nagenoeg onmogelijke opdracht is om de uitgavengroei tot 2 procent te beperken. Met een uitgavennorm van 3 procent zou de kloof tussen wat Europa vraagt en het ongewijzigd beleid dalen tot 20 miljard euro tegen 2029. Dat is een meer haalbare kaart.

Zo’n sanering over zeven jaar met doortastende hervormingen zal hoe dan ook een grote impact moet hebben op de sociale zekerheid. De grootste post in de uitgaven zijn de sociale uitkeringen. Die stijgen van 151 miljard euro in 2023 naar 198 miljard euro in 2029. Dat verschil van bijna 50 miljard euro zal de volgende regering moeten aanpakken.

De sociale uitkeringen stijgen van 151 miljard euro in 2023 naar 198 miljard euro in 2029. Dat verschil van bijna 50 miljard euro zal de volgende regering moeten aanpakken.

Meer mensen aan het werk krijgen is een voor de hand liggende mogelijkheid. De impact daarvan kan niet overschat worden. Een verhoging van de werkzaamheidsgraad naar 80 procent zou door lagere uitgaven voor werkloosheid en meer inkomsten uit belastingen en sociale bijdragen de begroting 15 miljard euro extra of 2,6 procent van het bbp opleveren. Die 80 procent is wel weinig realistisch. De Belgische werkzaamheidsgraad bedraagt net geen 73 procent. Alleen Vlaanderen (bijna 78%) komt in de buurt van 80 procent. Voor Wallonië en Brussel (65 à 66%) is dat doel onhaalbaar. Maar een stijgende werkzaamheidsgraad in alle gewesten die de staatskas 7,5 miljard oplevert, zou al een belangrijke bijdrage leveren tot de begrotingssanering.

In de pensioenen kan werk gemaakt worden van een bijsturing van de royale ambtenarenpensioenen en het koppelen van de pensioenleeftijd aan de levensverwachting. De Europese Commissie berekende dat dit op lange termijn de vergrijzingskosten met 1,8 procent van het bbp of 10 miljard euro doet dalen.

Lees verder onder deze link

Preventieve gezondheidszorg

Wat eveneens effecten heeft op lange termijn, is een andere focus in het gezondheidsbeleid. De Franstalige partijen zijn als de dood voor besparingen in dat departement. Maar meer inzetten op preventie kan de uitgaven minder snel doen stijgen. Preventieve gezondheidszorg is een bevoegdheid van de deelstaten en daarin presteert Franstalig België ondermaats. Het Vlaamse darmkankeronderzoek bijvoorbeeld heeft geen Franstalige tegenhanger. En net geen helft van de Walen heeft een globaal medisch dossier, tegenover 74 procent van de Vlamingen.

In België gaat slechts 1,7 procent van het gezondheidsbudget naar preventie. Alleen Slowakije en Griekenland doen slechter. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie moet 5 procent van het bbp besteed worden aan preventieve gezondheidszorg. Meer preventie rond de meest voorkomende aandoeningen in België – hart- en vaatziekten, diabetes type 2 en kanker – kan de curatieve uitgaven met een vijfde doen dalen. Dat komt overeen met een besparing van 5 miljard euro. De Franstalige deelstaatregeringen weten wat hen straks te doen staat.

Daar is de rentemalus weer

Bij ongewijzigd beleid zijn tussen 2024 en 2029 niét de onvermijdelijke vergrijzingskosten de belangrijkste aanjagers van de uitgavenstijging. Dat zijn de forse toenemende rentelasten.

De hoge overheidsuitgaven jagen ook de staatsschuld en meer bepaald de ratio schuld/bbp de hoogte in. Volgens de Europese Commissie stijgt de schuldratio van 105 procent in 2024 naar 106 procent van het bbp in 2025. Bij ongewijzigd beleid wordt dat aan het einde van de legislatuur 117 procent. Dat maakt België volgens de Europese Commissie zeer kwetsbaar voor internationale schokken.

De rentelasten nemen in vijf jaar met 80 procent toe (zie grafiek Rentelasten stijgen het sterkst). De dalende rentelasten, waarvan de Belgische overheden lang konden genieten, veranderen dus in toenemende mate in een rentemalus. Een vergelijking in historisch perspectief: de rentelasten daalden in 2022 tot 1,5 procent van het bbp. Men moest al teruggaan tot de jaren zestig van de vorige eeuw om een lager niveau te vinden. De stijging van de rentes zou de rentelasten tegen het einde van de legislatuur doen oplopen tot 2,7 procent van het bbp. Dat is een extra factuur van 7 miljard euro.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content