De keerzijde van buitenlandse investeringen: zijn we nog baas in eigen economie?

Petrochemische fabriek, industriehaven Antwerpen -- foto: Belga Image
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

Buitenlandse investeringen zijn goed voor onze welvaart, maar kosten ons controle over onze economie. De Vlaamse overheid maakte de balans op. Blijkt dat een onevenredig groot deel van onze banen en welvaartscreatie onder buitenlands zeggenschap staat.

Economische motoren als de Antwerpse petrochemie hadden we nooit kunnen opbouwen met Vlaams spaargeld alleen. Het kleine Vlaanderen moet een beroep doen op buitenlands grootkapitaal om een economisch apparaat van topniveau uit te bouwen. Dat is ons tot nog toe gelukt. Buitenlandse investeerders behielden vertrouwen in ons land, met zijn goed opgeleide werknemers, onderzoekscentra van wereldformaat en een centrale ligging met vlotte verbindingen naar de rest van de Europese interne markt.

Lees verder onder de video

Buitenlandse investeringen zijn goed voor onze economie. Ze creëren niet alleen groei en banen, ze introduceren ook nieuwe technologieën, waardoor onze economie productiever wordt en nog meer groei en welvaart creëert. De lokale bedrijven krijgen een stroomstoot. Ze moeten zichzelf heruitvinden om de concurrentie met de buitenlandse filialen aan te kunnen. Multinationals zijn veeleisend. Een Vlaamse kmo die toelevert aan zo’n mastodont moet het beste uit zichzelf halen. Het houdt onze economie in topvorm.

Productief

Maar wanneer wordt het van het goede te veel? Is de Vlaamse economie onderhand gekoloniseerd geraakt door buitenlands kapitaal? Het departement Economie, Wetenschap & Innovatie (EWI) van de Vlaamse overheid rekende het uit in een nieuwe studie. Op het eerste gezicht lijkt er niets aan de hand. In 2020 telde de Vlaamse privésector – banken en verzekeraars niet meegerekend – 6.554 ondernemingen onder buitenlandse controle. Dat is amper 1 procent van de zowat 670.000 btw-plichtige ondernemingen in Vlaanderen.

Maar dat ene procent zorgt wel voor een buitenproportioneel groot deel van onze banen en welvaart. De 6.554 hadden 21,6 procent van alle loontrekkenden in de Vlaamse privésector in dienst (banken en verzekeraars niet meegerekend) en leverden 35,5 procent van de toegevoegde waarde in 2020. Daaruit blijkt ook hoe productief die 6.554 zijn: met slechts zowat een vijfde van de werknemers zorgen ze voor meer dan een derde van de toegevoegde waarde. Dat betekent dat de Vlaamse bedrijven een stuk minder productief zijn, want zij creëren slechts twee derden van de toegevoegde waarde, hoewel ze over vier vijfde van de werknemers beschikken.

Dat zijn cijfers voor het hele bedrijfswereld in Vlaanderen. Als we individuele sectoren bekijken, wordt de buitenlandse bravoure straffer naarmate we hoger op de economische waardeladder klimmen. In de chemische, petrochemische en farmaceutische industrie is bijna de volledige toegevoegde waarde en werkgelegenheid in handen van buitenlandse aandeelhouders. Op korte afstand volgen informatica, elektronica, telecommunicatie en machinebouw. Niet toevallig vinden we die sectoren terug in de top vijf van buitenlandse bedrijven die de meeste toegevoegde waarde creëren in Vlaanderen: Janssens Pharmaceutica, Telenet, BASF Antwerpen, Atlas Copco Airpower, en Kuwait Petroleum Belgium.

Dividend

De voortrekkers van onze welvaart zijn dus in handen van buitenlandse beslissingscentra. “Het is een genuanceerd verhaal”, zegt Jan van Nispen, medeauteur van de studie en beleidsmedewerker van het Departement EWI. “Als kleine economie hebben we heel wat te winnen met buitenlandse investeringen. Het brengt nieuwe kennis en banen, en zorgt voor kapitaal dat we lokaal niet kunnen genereren. Maar we moeten voorzichtig zijn. Buitenlandse controle is de prijs voor buitenlands kapitaal. Het is oppassen voor economische afhankelijkheid, zeker als die geconcentreerd zit in enkele belangrijke sectoren. De belangen van multinationals lopen niet altijd samen met die van de lokale bedrijven. Soms zijn multinationals ook moeilijker mee te krijgen in het Vlaamse economische beleid. Maar deze studie is zeker geen betoog tegen buitenlandse investeringen. We moeten gewoon zorgen voor gezonde mix van buitenlands en lokaal kapitaal.”

Is een verre, buitenlandse aandeelhouder niet meer geneigd om de toegevoegde waarde van zijn investering af te romen als dividend, in plaats van de winst te herinvesteren? “Ook winstrepatriëring moeten we in de gaten houden”, zegt Van Nispen. “Maar Vlaanderen wordt niet uitgezogen door het buitenlands kapitaal, verre van. Kijk gewoon naar onze petrochemie, chemie en de farma: heel belangrijke industrieën, die in buitenlandse handen zijn, maar hier wel blijven investeren. Hun toegevoegde waarde blijft zo grotendeels in Vlaanderen.”

Ecosystemen

Een buitenlandse investeerder zal hier niet zo gauw inpakken en wegwezen, meent ook Johan Hanssens, de secretaris-generaal van het departement EWI. “Je kunt je filiaal sluiten, maar dan laat je de Vlaamse kennis en kunde achter. Die kan een buitenlandse investeerder niet meenemen naar zijn thuisland. Vaak zit zo’n filiaal ingebed in een netwerk van Vlaamse bedrijven en kennisinstellingen. Enquêtes wijzen uit dat buitenlandse investeerders worden aangetrokken door onze ecosystemen van hoogwaardige toeleveranciers en strategische onderzoekscentra. Vlaanderen heeft alles in huis om topproducten te maken. Daar neem je niet zomaar afscheid van.”

Zal de buitenlandse investeerder de intellectuele eigendom niet verhuizen naar eigen land? “Dat is inderdaad een risico”, zegt Hanssens. “Maar nogmaals, met intellectuele eigendomsrechten alleen maak je nog geen winstgevend bedrijf. Om intellectuele eigendom om te zetten in marktklare producten en diensten moet je een beroep doen op zo’n ecosysteem, zoals de Gentse biotechcluster rond het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB). Je kunt intellectuele eigendomsrechten verhuizen, maar zo’n cluster met al zijn formele en informele netwerken kun je niet verhuizen. Daarom moeten we investeren in kennis en zorgen voor kruisbestuiving tussen wetenschappelijke instellingen, lokale ondernemingen en de buitenlandse filialen. De versterking van clusters is de verstandigste manier om buitenlands kapitaal hier te verankeren.”

Europese initiatieven

Al is het natuurlijk iets anders als dat buitenlands kapitaal met een beloftevol Vlaams bedrijf gaat lopen. Vijf jaar geleden bijvoorbeeld kwam de Gentse biotechparel in handen van de Franse farmareus Sanofi. Vandaag staat alweer een andere Gentse biotechparel, argenx, op de radar van de farmareuzen, aldus persagentschap Bloomberg. Vlaamse minister van Economie Jo Brouns juicht zulke overnames niet bepaald toe, maar wijst ook op de positieve kanten ervan. “Veel bedrijven zien zo’n overname ook gewoon als een noodzaak voor hun internationale doorgroei. De wereldmarkt bestormen vanuit Vlaanderen zonder de paraplu van een internationale speler is vaak riskanter.”

Kan het Vlaamse kapitaal zo’n internationale doorgroei dan niet realiseren, of is het daarvoor te versnipperd? Brouns verwijst naar de mobiliserende rol die het Vlaamse investeringsfonds PMV kan spelen. Maar ook PMV vermag niet alles. “Een overheidsspeler als PMV neemt relatief kleine participaties,” aldus Brouns. “Dan kijken we beter naar Europese initiatieven om tot fondsen met echt grote slagkracht te komen. PMV trekt bijvoorbeeld hard aan de kar om een groot bio-techfonds op te zetten in het kader van de European Tech Champions Initiative, dat kapitaal beschikbaar wil stellen van Europese groeibedrijven uit de technologiesectoren. Dan spreken we over een miljard euro en meer. Daarmee springen we al heer ver.”

Hoe groot is de Chinese greep op de Vlaamse economie?

De Chinese greep op de Vlaamse economie blijkt nogal mee te vallen in de EWI-studie. In 2020 controleerden de Chinezen 69 bedrijven uit de niet-financiële sector in Vlaanderen, goed voor 7.336 werknemers en 773 miljoen euro aan toegevoegde waarde. Het leeuwendeel van beide getallen – 4.926 werknemers in voltijdse equivalenten en 509 miljoen euro aan toegevoegde waarde – was voor rekening van Volvo Car Belgium, een onderdeel van het Chinese concern Geely. Daarachter komt een lange staart van kleine Chinese bedrijven. Grosso modo heeft China daarmee hetzelfde economische gewicht in Vlaanderen als het kleine Denemarken.

De echte buitenlandse tenoren zijn de Verenigde Staten en de buurlanden. Van de 57,7 miljard euro aan buitenlandse toegevoegde waarde in de Vlaamse economie in 2020, leverde de Verenigde Staten het grootste deel, of 25 procent. Nederland telde dan weer de meeste ondernemingen in Vlaanderen, of 1407. De grootste werkgevers zijn de Verenigde Staten en Nederland, met elk zowat 17 procent van de 400.000 werknemers onder buitenlandse controle. Nog dit: in Vlaanderen staan 26 bedrijven onder controle van de belastingparadijzen Panama, Marshall Eilanden en de Britse Maagdeneilanden. Rusland heeft het voor het zeggen in 14 bedrijven.

DE EWI-studie: het cijferwerk

Van de 670.000 btw-plichtige bedrijven in Vlaanderen zijn er 2 procent met een of meer buitenlandse aandeelhouders. De EWI-studie beperkt zich echter tot bedrijven waar slechts één buitenlandse aandeelhouder minstens 50,01 procent van de aandelen controleert, rechtstreeks of via tussenholdings. Een bedrijf bijvoorbeeld met zes buitenlandse aandeelhouders die elk 10 procent van de aandelen bezitten en zo de meerderheid vormen, komt niet in aanmerking. Zo komt de studie tot een harde kern van 6.554 bedrijven waar één buitenlandse aandeelhouder de plak zwaait.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content