Het welzijnsbeleid is ontoereikend: ‘Fruit en yoga moeten meer zijn dan vinkjes op een checklist’

KATHLEEN VANGRONSVELT EN EVA GELUK “Re-integratie is een leertraject dat start op de dag van de uitval en doorloopt tot een jaar na de terugkeer.” © FRANKY VERDICKT
Myrte De Decker
Myrte De Decker redacteur Trends

De absentiecijfers op de werkvloer door stress en burn-outs blijven toenemen. Kathleen Vangronsvelt en Eva Geluk (AMS) onderzoeken de problematiek en willen een preventief draaiboek opstellen om organisaties beter te begeleiden, want een kwart van de werknemers hervalt. “We moeten een echt welzijnsbeleid ontwikkelen.”

Welzijn op het werk is een continuüm. We verschuiven tijdens een loopbaan tussen het maximum, waar we het beste van onszelf kunnen geven, naar het minimum, waar alles ons te veel wordt en zelfs ziek kan maken. Organisaties willen die mindere periodes zo kort mogelijk houden of helemaal voorkomen. Daarom nemen ze initiatieven om de werknemers te laten groeien en bloeien. Een fruitmand aan het onthaal? Check. Een collega in yogabroek die een uurtje de cafetaria inpalmt? Dubbelcheck. Een pingpongtafel in de kelder? Triplecheck. “Als dat fruit en die fitnessinitiatieven deel uitmaken van een groter verhaal, waardoor de werknemer het impliciete signaal krijgt dat hij gezien wordt, dan hebben ze een belangrijke betekenis”, zegt Kathleen Vangronsvelt, professor hr- en organisatiemanagement aan de Antwerp Management School. “Als fruit en fitness enkel dienen om een checklist af te vinken, dan is dat niet oké.”

Welzijn op het werk mag niet uitsluitend de verantwoordelijkheid van de hr-afdeling of de chief happiness officer zijn’
KATHLEEN VANGRONSVELT

Vangronsvelt vormt al enige jaren een wetenschappelijke tandem met Eva Geluk, senior onderzoeker en projectleider mentale gezondheid op de werkvloer. Het duo deed al onderzoek naar de rol van de directe leidinggevende bij absenteïsme, in samenwerking met de preventiedienst Mensura, bpost en B-Tonic, een dochter van de verzekeraar Baloise. In maart is een nieuw driejarig project gestart dat opnieuw die rol van de directe leidinggevende onderzoekt en tegelijkertijd kijkt hoe een goed welzijnsbeleid wordt opgebouwd. Daarvoor zijn Vangronsvelt en Geluk nog op zoek naar nieuwe partners.

De absentiecijfers op de werkvloer blijven stijgen. Waarom werkt de huidige aanpak niet?

EVA GELUK. “Uit cijfers van het Riziv blijkt dat het aantal werknemers, werklozen en zelfstandigen met een burn-out tussen 2016 en 2021 met 40,3 procent gestegen is. Desondanks zetten organisaties vooral in op de quick fixes, zoals fruitmanden, yogalesjes en andere abonnementen. Voor onderzoeken naar stress en burn-outs op de werkvloer moeten tijd en geld worden uitgetrokken. Toch als ze echt willen uitspitten wat de oorzaak van het probleem is. Maar daar willen de meeste bedrijven hun middelen niet aan spenderen. Ze willen het liefst morgen, of beter gisteren, een oplossing.”

KATHLEEN VANGRONSVELT EN EVA GELUK “De verantwoordelijkheid voor de stress of de burn-out wordt nog altijd bij het individu gelegd.”
KATHLEEN VANGRONSVELT EN EVA GELUK “De verantwoordelijkheid voor de stress of de burn-out wordt nog altijd bij het individu gelegd.” © FRANKY VERDICKT

KATHLEEN VANGRONSVELT. “Wat gisteren bestond, doen we al. En dat werkt niet, blijkt uit de stijgende cijfers. Bovendien moet de hele organisatie mee zijn in het verhaal. Welzijn op het werk mag niet uitsluitend de verantwoordelijkheid van de hr-afdeling of de chief happiness officer zijn. Dan ontstaan heel diffuse situaties met tegenstrijdige signalen of bestaat de kans dat leidinggevenden zich zelf niet verantwoordelijkheid voelen voor het welzijn van hun medewerkers.”

Moeten er dan incentives komen om iedereen te betrekken bij het welzijn van werknemers op de werkvloer?

GELUK. “Organisaties voelen het absenteïsme amper. Afwezigheden worden in de meeste bedrijven ook niet verbonden aan de KPI’s (key performance indicators, die de prestaties van een organisatie bepalen, nvdr). Iemand die uitvalt, kost een bedrijf in België ongeveer 1.100 euro per jaar aan directe kosten. Je kunt argumenteren dat de werkgever dat amper voelt. Maar daar moet je 25 procent indirecte kosten bijtellen en je mag de maatschappelijke en niet-meetbare kosten niet vergeten. Als een topverkoper uitvalt, wat zal het bedrijf dan aan inkomsten verliezen? Hoe groot is het kwaliteitsverlies? Zal er een negatieve impact zijn op het team of de werklast van collega’s zo groot maken dat zij op hun beurt uitvallen?

“In België neemt de overheid al na een maand afwezigheid de kosten over. Het Riziv betaalde in 2020 meer dan 478 miljoen euro uit aan personen met een burn-out met een ziekteverzuim van langer dan een jaar. Dat is een stijging van 40 procent in vergelijking met 2016. Personen die minder dan een jaar ziek zijn, zijn dan nog niet meegenomen in de cijfers. In Nederland is dat heel anders: daar draagt de arbeidsorganisatie de ziektekosten gedurende twee jaar. Dat voelt een bedrijf wél, waardoor ze meer geneigd zijn om actie te ondernemen.”

Lees hieronder verder

Burn-out of depressie?

• Een burn-out is een energiestoornis. De ontregeling van de energie is een beroepsgebonden verschijnsel. Dat resulteert in een verminderde professionele bekwaamheid. Een burn-out is niet opgenomen in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM), maar wel in de International Classification of Diseases (ICD 11) van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).

De kerndimensies van een burn-out zijn uitputting (ernstig verlies van energie, fysiek en mentaal), cognitieve ontregeling (geheugen, concentratie), emotionele ontregeling en mentale distantie (van werk).

• Een depressie is een stemmingsstoornis die een chemische ontregeling in de hersenen veroorzaakt. Antidepressiva helpen om de chemische processen weer op punt te stellen. De oorzaken van een depressie liggen zowel binnen als buiten het individu en uiten zich in alle levensdomeinen. Depressie is een erkende psychiatrische problematiek, opgenomen in zowel de DSM als de ICD 11.

Stress kan aanleiding geven tot een burn-out. Die kan op zijn beurt evolueren tot een depressie.

VANGRONSVELT. “De verantwoordelijkheid voor de stress of de burn-out wordt nog altijd bij het individu gelegd, maar de Amerikaanse wetenschapper Adam Grant zei al dat een burn-out een organisatieprobleem is. Toch zien we dat leidinggevenden zich achter het fruit en de fitness verschuilen: ‘Er stonden toch fruitmanden?’ of ‘Er was toch een workshop rond veerkracht? Waarom heb je daar geen gebruik van gemaakt?’ Dat maakt het voor het management ook erg makkelijk om er zijn handen van af te trekken.”

GELUK. “En dan is er nog het stigma rond overspanning, burn-out en mentaal welzijn in het algemeen. Het is altijd inspirerend als iemand van het topmanagement durft te getuigen over zulke moeilijkheden. Helaas gebeurt dat heel weinig, want het taboe blijft overeind. Wordt er voldoende aan sensibilisering en omkadering gedaan? Dat durf ik niet te zeggen.”

U deed ook onderzoek naar re-integratie op de werkvloer na een burn-out. Daaruit blijkt dat een kwart van de personen hervalt.

GELUK. “En nog eens de helft van de respondenten was bang om te hervallen zodra ze opnieuw aan het werk zouden gaan. Bij 75 procent blijft die angst voor een burn-out dus continu door het hoofd spoken. Het onderzoek gebeurde in samenwerking met Mensura en de Vereniging Erkende Stress en Burn-outcoaches, met de steun van het Europees Sociaal Fonds. We wilden het hele ecosysteem rond een burn-out onderzoeken en bekijken wat de hefbomen zijn om tot een succesvolle werkhervatting te komen.

“Er zijn heel wat interessante vaststellingen naar voren gekomen. Uit het onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat bijna 90 procent van de leidinggevenden erkent dat ze een belangrijke rol hebben in de werkhervatting van een werknemers, maar minder dan de helft van hen vindt dat ze daar de nodige kennis voor hebben. Dat is een enorme mismatch.”

Aangepast’ werk wordt in België vaak herleid tot ‘ontziend’ werk, dat saai en eentonig aanvoelt. Maar de herstellende moet worden uitgedaagd’
EVA GELUK

Een nieuwe wetgeving uit 2022 heeft het re-integratietraject van arbeidsongeschikte werknemers nochtans veel scherper gesteld. Zo moet de werkgever onder meer extra moeite doen om aangepast werk aan te bieden.

GELUK. “De werkhervatting na een burn-out startte te vaak op het moment dat die persoon van de behandelende arts groen licht kreeg om terug te keren naar de werkvloer. Maar re-integratie is een leertraject dat start op de dag van de uitval en doorloopt tot een jaar na de terugkeer.

“In onze enquête hebben we drie grote hefbomen geïdentificeerd die bijdragen aan een succesvolle hervatting. De eerste: de begeleiding van het traject. Na enkele usual suspects, onder wie de leidinggevende en huisarts, volgde een re-integratiebegeleider (zie kader ‘Sterker terugkeren na een burn-out’). Die functie bestond nauwelijks in België. Daarom hebben we zelf de multidisciplinaire ReSet-opleiding ingericht. Aan het einde van dit schooljaar zullen er zo’n 45 facilitatoren zijn in Vlaanderen. Die persoon heeft een helikopterzicht op de situatie en kan de leidinggevende en de herstellende aan de hand van onze vragenset dichter bij elkaar brengen.

“Daarnaast moeten de sociale hulpbronnen op de werkvloer verhoogd worden. Dat wil zeggen dat er een open feedbackcultuur moet zijn, met steun en coaching door de manager of de mogelijkheid om advies te vragen en te geven aan collega’s. Tot slot moet er ook een groeiperspectief zijn. ‘Aangepast’ werk wordt in België vaak herleid tot ‘ontziend’ werk, dat saai en eentonig aanvoelt. Maar de herstellende moet uitgedaagd worden, zijn sterktes kunnen uitspreken en competenties kunnen toepassen.”

Lees hieronder verder

‘Sterker terugkeren na een burn-out’

Sofie Meyer is consultant en re-integratiefacilitator. “Als burn-outcoach heb ik tijdens individuele begeleidingen heel vaak de leidinggevende mee aan tafel willen brengen om een open en constructief gesprek te voeren”, vertelt ze. “Het maakt me soms nog kwaad wanneer de verantwoordelijkheid voor ziekteverzuim volledig bij de medewerker wordt gelegd. ReSet biedt daar een antwoord op. De opleiding tot ReSet-facilitator, die het re-integratietraject begeleidt, geeft het beroep enerzijds een soort kwaliteitslabel. Anderzijds krijg je een arsenaal aan kennis, inlevingsvermogen en praktische voorbeelden om mee aan de slag te gaan. Dat is noodzakelijk om deze complexe rol te vervullen, want je moet als neutrale persoon de leidinggevende én de werkhervatter bij elkaar brengen.”

“Ik werk met de ReSet-toolbox. Er is een kaartenset met vragen voor zowel de leidinggevende als de medewerker. De vragen leggen op een transparante manier bloot waar het fout is gelopen, en geven zicht op verschillende verwachtingen of ideeën. Op het moment van de werkhervatting brengen we de twee samen en stippelen we het re-integratietraject concreet uit. Dat doen we met een vragenlijst, een digitale scan, die geobjectiveerd de verwachtingen en de noden naast elkaar legt. Er zijn opvolgmomenten na drie, zes en negen maanden. Dat kan een lange doorlooptijd lijken, maar het is noodzakelijk. Als je mensen te vroeg loslaat, kan het opnieuw fout lopen.

“Onderschat niet hoe complex een re-integratieproces kan zijn. De medewerker kan nog kwetsbaar zijn voor bepaalde stressbronnen, en vatbaar voor herval. Het is mooi om te zien wanneer een leidinggevende en een medewerker met zichtbare zenuwen het eerste gezamenlijke gesprek ingaan, en elkaar in het midden terugvinden. Dat kan ook de perceptie van de ‘opgebrande’ medewerker wegnemen. Vergeet niet dat medewerkers na een burn-out sterker kunnen terugkeren op de werkvloer. Ze hebben vaak zichzelf beter leren kennen en durven in dialoog te gaan met anderen over hun noden en wensen.”

Re-integratie focust op de periode na een ziekte. Richt het nieuwe onderzoek zich ook op preventie?

VANGRONSVELT. “We willen vaststellen wat nodig is voor mensen om meer welzijn op het werk te ervaren. Dat moet voornamelijk uit een preventieve aanpak komen. Hoe zorgen we er bijvoorbeeld voor dat de banen van mensen van goede kwaliteit zijn? Dat ze voldoende autonomie krijgen, hun talenten kunnen inzetten, goed met elkaar omgaan? Daar heeft de directe leidinggevende een belangrijke rol, maar tegelijkertijd moeten we ook onderzoeken tot hoe ver hun verantwoordelijkheid gaat. Zij kunnen ook niet alles doen.

“Naar mijn aanvoelen moet er weer ruimte komen om te luisteren naar elkaar. Niet alleen naar werkgerelateerde zaken, maar ook naar de zogenoemde nuttige overtolligheid. De koetjes en kalfjes aan het koffiezetapparaat. Zeker sinds corona hebben we daar geen tijd meer voor. Alle mensen hebben twee basisnoden, ook op de werkvloer: ergens bij horen en uniek zijn. Je moet dus kunnen praten, het gevoel hebben dat er écht naar jou geluisterd wordt, erbij horen en erkend worden in je uniekheid.”

Wat is het doel?

VANGRONSVELT. “We willen vaststellen wat organisaties allemaal moeten doen wanneer ze het welzijn van medewerkers willen optimaliseren. Het onderzoek daarover is heel verspreid, er is geen totaalplaatje. Je ziet zelden een coherent welzijnsbeleid dat goed werkt, ondanks de goede bedoelingen van veel werkgevers. Wij willen een draaiboek voor welzijnsbeleid ontwikkelen, inclusief een checklist voor de organisatie en een opleiding om leidinggevenden te versterken.”

Wanneer is uw onderzoek geslaagd?

GELUK. “Als er genoeg tijd en ruimte is om luisterende gesprekken te kunnen voeren. Als leidinggevenden en anderen daarvoor de nodige competenties verwerven. Als er op de werkvloer aan de nodige knoppen wordt gedraaid en niet alleen naar het individu wordt gekeken.”

VANGRONSVELT. “Kortom, als er geen re-integratie meer nodig is, omdat er geen burn-outs meer zijn. We willen dat België een lichtend voorbeeld voor de wereld wordt.”

Wint u de volgende Trends Impact Awards?

De inschrijvingen voor de tweede editie van de Trends Impact Awards zijn nu geopend. Die prijzen zijn een initiatief van Trends samen met founding partner PwC en de steun van Antwerp Management School (AMS).

De Trends Impact Awards zetten duurzame projecten van grote en kleine organisaties in de schijnwerpers en wil bedrijven helpen bij hun transitie naar een duurzaam zakenmodel. Juryleden van PwC, AMS, Trends en externe experts beoordelen de projecten in elk van de acht categorieën. Bedrijven die zich inschrijven, krijgen een maturity assessment door PwC, en feedback als ze hun project presenteren voor de jury. Als de jury hen nomineert, maken ze kans op een Trends Impact Award. Per categorie wordt een onderscheid gemaakt tussen grote en kleine bedrijven. Vorig jaar kregen onder meer Ekopak, Gramitherm, DEME, Spullenhulp, Lita.co, Vivaqua, Biolectric en Galler een award op een gala-avond in Brussel. Zij zijn de duurzame rolmodellen die andere bedrijven kunnen inspireren. Wie genomineerd wordt, krijgt hoe dan ook het Trends Impact Label. Dit zijn de categorieën:

1. Ecologie. Heeft uw project een impact op de bescherming en het herstel van de natuur?

2. Klimaat & energie. Vermindert uw project de impact op het klimaat?

3. Mobiliteit. Maakt uw project ons transportsysteem inclusiever en duurzamer voor mens en planeet?

4. Technologie. Gebruikt uw project technologie om de wereld te verbeteren?

5. Circulaire economie. Maakt uw bedrijf afval tot grondstof?

6. Veerkracht. Helpt uw project organisaties of gemeenschappen crisissen te voorkomen of te overwinnen?

7. Welzijn. Maakt uw project mensen gezonder, gelukkiger en productiever?

8. Inclusie en diversiteit. Bevordert uw project de inclusie en betrokkenheid van kwetsbare sociale groepen?

Meer info vindt u op trendsimpactawards.be

40,3 procent

is het aantal werknemers, werklozen en zelfstandigen met een burn-out gestegen tussen 2016 en 2021.

Partner Content