Hoe de belegger buitenspel wordt gezet

Wie het aandeel Nationale Bank in portefeuille heeft, zit met twijfels. Als hij door de overheid als een evenwaardige partner zou worden behandeld, zou zijn aandeel vandaag minstens 6200 euro waard moeten zijn. Maar de huidige koers bedraagt minder dan de helft. Maakt de gewone belegger kans om ooit nog aan de rijkelijke feesttafel te mogen aanschuiven?

Het paard van Troje. Daarmee vergelijkt Deminor, de organisatie die het opneemt voor de belangen van minderheidsaandeelhouders, de nieuwe wet over de hervorming van het financieel toezicht. “Op een sluikse manier heeft de wetgever geprobeerd om de aandeelhouders van de Nationale Bank van België (NBB) de facto te onteigenen,” klinkt Erik Bomans boos.

Vorige week stapten de kleine aandeelhouders van de Nationale Bank dan ook naar het Arbitragehof. Ze eisen dat de wet – die op 2 augustus werd goedgekeurd en onder meer bevestigt dat het goud en de deviezen die op de balans van de Nationale Bank staan aan de Staat toebehoren – wordt vernietigd. Volgens Bomans was het vooral ergerlijk dat de wetgever die bepalingen vakkundig had verstopt in een wet die daar voor het overige weinig mee te maken had.

De grote goudroof

Het is niet de eerste keer dat de overheid probeert om de ‘vetpotten’ van de Nationale Bank voor zichzelf op te eisen. De tijd dat overheid en privé-aandeelhouders vreedzaam naast elkaar leefden, behoort al lang tot het verleden.

De NBB werd in 1850 opgericht met alleen maar privé-kapitaal. Het duurde bijna honderd jaar voor de overheid opdook in de kapitaalstructuur van de bank. Dat gebeurde in 1948, na een hervorming van toenmalig minister van Financiën Gaston Eyskens. De overheid confisqueerde toen de 263 miljoen frank winst die de NBB tijdens de Tweede Wereldoorlog had gemaakt, en gebruikte daarvan 200 miljoen om in te tekenen op de kapitaalverhoging van de NBB. Daardoor kreeg de overheid 50% van de aandelen in handen. De privé-aandeelhouders konden niet anders dan instemmen met de transactie, want de NBB was op dat moment zo goed als failliet. De reden daarvoor was een schuldvordering van maar liefst 64 miljard frank op de Emissiebank, die tijdens de oorlog de facturen moest voorschieten van Belgische bedrijven die aan Duitsland leverden. Die Emissiebank klopte voor die voorschotten aan bij de NBB, maar het probleem was dat Duitsland niet betaalde. De privé-aandeelhouders konden op dat ogenblik niet anders dan een deel van hun winst afstaan aan de overheid. Maar als tegenprestatie nam de overheid wel die enorme schuldvordering over. Een compromis waar iets voor te zeggen viel.

In 1988 kwam prompt een einde aan dit verstandshuwelijk. Onder budgettaire druk wou de overheid meer halen uit de goedgevulde ruif. De statuten van de NBB werden gewijzigd, waardoor de gerealiseerde meerwaarden op goudverkopen moesten worden ingeschreven op een onbeschikbare reserverekening. Bij liquidatie van de NBB zou de tegenwaarde van die reserverekening integraal worden doorgestort aan de Belgische overheid. De privé-aandeelhouders werden voor de eerste keer buitenspel gezet.

Niet dat de statutenwijziging rimpelloos verliep: bij een eerste stemming had het voorstel niet op een dubbele meerderheid kunnen rekenen. Waarna de NBB dan maar alle personeelsleden die aandelen bezaten, optrommelde om alsnog te gaan stemmen en zo de statutenwijziging door te drukken. De overheid trok wel lessen uit dit incident: ze keurde vijf jaar later een wet goed die de procedure voor een statutenwijziging bij de NBB veranderde. Voortaan was dit de exclusieve bevoegdheid van de regenten van de Nationale Bank. De privé-aandeelhouders verloren eens te meer hun greep op de NBB.

En daarmee was de kous nóg niet af. Eind de jaren negentig waren alle middeltjes goed om toch maar te voldoen aan de normen van het Verdrag van Maastricht. “Zelfs een goudroof,” stellen ze bij Deminor. De deur die sinds 1988 op een kier stond, werd brutaal ingetrapt en tegen de eigen statuten in – die een liquidatie van de NBB als noodzakelijke voorwaarde stelden – vloeiden de gerealiseerde meerwaarden op de goudreserves toch naar de Belgische Schatkist. De verbouwereerde aandeelhouders moesten lijdzaam toezien hoe al dat lekkers aan hun neus voorbijging. Tussen 1996 en 2001 verdween op die manier in totaal bijna 6,6 miljard euro naar de overheid. Nuttig voor als de begroting weer eens tekorten vertoonde.

De nieuwe kip met de gouden eieren

Maar ook deze ultieme passe-partout viel droog. Door een overeenkomst tussen de verschillende centrale bankiers van Europa mag de NBB sinds 1999 geen goudvoorraden meer verkopen. Dus moest de huidige minister van Financiën, Didier Reynders (MR), op zoek naar een andere kip met gouden eieren.

Die vond hij in de post deviezen, die al sinds mensenheugenis op de actiefzijde van de balans van de NBB staat. In oktober vorig jaar liet hij in de Kamer van Volksvertegenwoordigers een eerste proefballonnetje op. Hij stelde toen onomwonden dat zowel het goud als de vreemde valuta die op de balans van de Nationale Bank staan, de officiële reserves van ons land vormen. Volgens Reynders komen daarom de gerealiseerde meerwaarden op het goud – maar ook op de deviezen – toe aan de overheid. Een paar maanden later werd hij daarin bijgetreden door de gouverneur van de NBB, Guy Quaden, die stelde dat “het onbetwistbaar is dat de deviezenreserves van België zijn.”

Zegt Bomans van Deminor: “Na het goud heeft de overheid nu ook haar oog laten vallen op de deviezen. Op de balans van eind vorig jaar waren die goed voor 9,5 miljard euro. Maar de overheid zal het niet meer zo gemakkelijk hebben om ook nog eens dit bedrag in te palmen zonder daarbij de privé-aandeelhouders te kennen. De stelling van Reynders en Quaden wordt trouwens tegengesproken in het eigen jaarverslag van de NBB.”

De grote camouflagetruc

Begin juli leidde Deminor een procedure ten gronde in tegen de NBB. Hiermee wilden Bomans & co. voorkomen dat de overheid verder eenzijdig de hand zou leggen op de reserves van de NBB, die eigenlijk aan alle aandeelhouders toekomen. De melding van deze juridische actie sloeg in als een bom op het kabinet van Reynders. Indien hij toch nog de deviezen wou binnenrijven, moest hij vlug voor een wettelijk kader zorgen. In ijltempo werden twee wetsartikels klaargestoomd die binnengesmokkeld werden in de wet over de hervorming van het financieel toezicht.

“Het is overduidelijk dat de wettekst opgesteld werd door het kabinet van Reynders,” weten ze bij Deminor. “Het wetsvoorstel werd echter ingediend door een paar parlementsleden waardoor de tekst niet moest worden voorgelegd aan de Raad van State.” In het eerste artikel wordt nogmaals beklemtoond dat zowel het goud als de deviezen eigendom zijn van de overheid, maar dat de NBB deze externe reserves beheert. Het tweede artikel stelt dat het emissierecht waarvan sprake is in de statuten van de NBB moet worden uitgelegd als het emissierecht dat de Bank mag uitoefenen volgens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

De discussie over het emissierecht is zeer belangrijk, want in de statuten van de NBB staat dat wanneer het emissierecht vervalt, het reservefonds moet worden uitgekeerd aan alle aandeelhouders. Volgens Deminor is dat het geval. Een professor economie, die nota bene een opdracht heeft bij de NBB, verklaarde vorig jaar aan Trends dat de economische betekenis van het emissierecht erin bestaat dat de centrale bank de geldhoeveelheid kan controleren. De NBB heeft in die procedure louter een uitvoerende functie, want ze mag weliswaar het geld drukken en verdelen. Maar beslissen hoeveel geld er gedrukt en verdeeld wordt, kan ze niet: dat is een bevoegdheid van Europa. Vanuit economisch standpunt is er dus weinig discussie over het emissierecht. Maar of dat ook juridisch zo is, blijft een open vraag. Quaden beroept zich op een gedeeld emissierecht en krijgt daarbij steun van de Europese Centrale Bank. Met zijn recent initiatief heeft minister Reynders gemeend de rechtspraak een beetje te helpen.

Solvabiliteitsproblemen voor de Nationale Bank

Het lijkt er inderdaad sterk op dat deze wetsartikels vlug in elkaar werden geknutseld, waardoor er onvermijdelijk enkele schoonheidsfoutjes in geslopen zijn. Bomans kan nauwelijks zijn binnenpretjes onderdrukken. “Als het inderdaad zo is dat het goud en de deviezen niet toebehoren aan de NBB maar wel aan de overheid, dan heeft de NBB een groot probleem. Het eigen vermogen van de vennootschap zou dan immers een negatief saldo vertonen van bijna 8,5 miljard euro. Dat houdt in dat de NBB onmiddellijk een bijzondere algemene aandeelhoudersvergadering moet organiseren om een kapitaalverhoging door te voeren of in vereffening te gaan. Anders kan elke belanghebbende de ontbinding van de vennootschap vragen.”

Deminor vindt dat deze wet in strijd is met de principes die gewaarborgd zijn door de Belgische Grondwet en de Europese verdragen. “Deze wet houdt een bijna nationalisatie in van de NBB zonder dat de privé-aandeelhouders daarvoor voldoende worden vergoed,” concludeert Bomans. “Vandaar dat we samen met onze cliënten beslist hebben om naar het Arbitragehof te stappen om de vernietiging van de wet over de hervorming van het financieel toezicht te eisen. We denken over voldoende juridische argumenten te beschikken om over een positieve afloop te mogen dromen. Dergelijke procedure kan wel gemakkelijk twaalf tot achttien maanden duren. Het is echter niet uitgesloten dat we ongelijk halen voor het Arbitragehof maar daar wil ik nog niet aan denken. Dan zou het aandeel inderdaad herleid worden tot een geïndexeerde obligatie, zoals de gouverneur vroeger al verkondigde.”

Wat als de overheid intussen toch tot inkeer komt en een overnamebod lanceert op de 200.000 aandelen die nu nog in privé-handen zitten? “Alles hangt natuurlijk af van de hoogte van dat bod,” zegt Bomans. “Wij hebben eerder dit jaar de intrinsieke waarde van een aandeel geschat op 6200 euro. Wij gaan ons echter niet laten vastpinnen op dat bedrag want er zijn heel wat zaken in de boekhouding van de NBB die voor ons onduidelijk zijn. Maar als de overheid een serieus bod doet, dat hoger of lager kan liggen dan onze berekeningen, en de hoogte van dat bedrag kan onderbouwen met harde cijfers, dan zijn wij bereid om onze cliënten aan te raden daar op in te gaan. Deminor kan daarover niet zelf beslissen. Het zijn uiteindelijk de cliënten die moeten oordelen of ze al dan niet op een bod willen ingaan.”

Die privé-aandeelhouders blijven rotsvast geloven in hun gelijk. Bewijs daarvan is het feit dat van de 250 aandeelhouders die hun belangen door Deminor laten verdedigen er nog maar twee zijn die ondertussen hun aandelen opnieuw hebben verkocht. Bomans knikt gelukkig: “Het is duidelijk dat sedert onze eerste stappen in dit dossier de kansen op een goede afloop serieus zijn toegenomen.”

Dirk Van Thuyne [{ssquf}]

dirk.van.thuyne@trends.be

“Op een sluikse manier heeft de wetgever geprobeerd om de aandeelhouders van de Nationale Bank van België te onteigenen.”

(Erik Bomans, Deminor)

“Als het inderdaad zo is dat het goud en de deviezen niet toebehoren aan de NBB maar wel aan de overheid, dan heeft de NBB een groot probleem.”

(Erik Bomans, Deminor)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content