Het dilemma van het energie-eiland: over deze twee mogelijke plannen beslist de regering-De Wever

ENERGIE-EILAND. De keuze voor zo veel mogelijk offshore energie is logisch.
Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Eind deze maand moet de federale regering de lastige knoop over het energie-eiland doorhakken. Kiest ze voor het originele design tegen een sterk gestegen prijs? Of voor een goedkoper alternatief met minder functies? Of hoeveel wil en kan de samenleving vandaag betalen voor de energiebevoorrading van de volgende generaties?

Een wereldprimeur. Een monsterproject. Een heel atypisch keuze. Voor het energie-eiland dat de hoogspanningsnetbeheerder Elia bouwt voor de Belgische kust zijn al heel wat koosnaampjes verzonnen. Het eiland wordt hoe dan ook gebouwd, daarvoor zijn de werken al te ver gevorderd. Maar hoe zal het worden gebruikt? Daar moet de federale regering over beslissen. Er liggen in grote lijnen twee keuzes op tafel. De eerste keuze, plan A, is betalen en niet omzien. Elia krijgt groen licht voor het originele design en investeert bijna 8 miljard euro om de ‘Iphone-versie’ van het eiland te bouwen. De samenleving betaalt die investering via hogere transmissietarieven, maar krijgt uitzicht op een grotere portie koolstofarme stroom.

Een tweede keuze, plan B, is het prijskaartje verlagen door een aantal functies te schrappen. De regering kiest dan voor een goedkopere versie, maar met een hoger risico dat er minder groene stroom beschikbaar is in het volgende decennium. “De twee keuzemogelijkheden zijn twee verschillende beesten. Elia kan die keuze onmogelijk maken. Het is niet onze rol om de energiemix van België te bepalen. De regering moet die beslissing nemen”, zei Frédéric Dunon, de CEO van Elia Transmission, op 18 februari in de Kamer.

Hersenbreker voor Elia

Om een doordachte keuze te kunnen maken, moet de bestaansreden van het energie-eiland duidelijk zijn. In 2021 gaf de regering-De Croo een stevige hersenbreker aan Elia. De opdracht luidde een oplossing te bedenken om zowel 3,5 gigawatt nieuwe offshore windenergie te ontwikkelen in de nieuwe Prinses Elisabethzone, als 1,4 gigawatt aan nieuwe connectiecapaciteit met het Verenigd Koninkrijk (het Nautilus-project) te verbinden met het Belgische hoogspanningsnet. Dat was een lastige opdracht, die nog complexer werd doordat Elia slechts voor 3,5 gigawatt elektriciteit aan land kan trekken in Zeebrugge. Er wordt dus op zee meer capaciteit gebouwd dan Elia op land kan verwerken via de nog af te werken Ventilus-hoogspanningslijn.

Voor u zelf een oplossing voor het vraagstuk bedenkt, hebt u een basiskennis elektrotechniek nodig. Het transport van elektriciteit kan via wisselstroom of gelijkstroom. Het voordeel van wisselstroom is een lagere begininvestering, maar het nadeel is dat de kosten vrij snel oplopen met de afstand. Het nadeel van gelijkstroom is een hogere basisinvestering, maar de kosten lopen minder snel op met de afstand. Als vuistregel kun je stellen dat wisselstroom de betere oplossing is tot een afstand van ongeveer 100 kilometer. De meest logische oplossing voor het Belgische vraagstuk is dus enerzijds de nieuwe windparken voor de kust te verbinden via wisselstroom en anderzijds de link met het Verenigd Koninkrijk te leggen via gelijkstroom. Maar die oplossing botst dus op het capaciteitsprobleem in Zeebrugge. Er kan tot 4,9 gigawatt toestromen op het eiland, voor een maximale capaciteit van 3,5 gigawatt naar het land.

Maar moet het vraagstuk zo moeilijk worden gemaakt? Moet er zoveel extra offshore capaciteit worden ontwikkeld? Wellicht wel. Als de elektriciteitsvraag de volgende decennia verdubbelt, dreigt België met een structureel tekort aan eigen stroomcapaciteit te kampen. België zal hoe dan ook een tekort aan groene energie hebben. Om de bevoorradingszekerheid te garanderen en de energie-onafhankelijkheid op te krikken is de strategische keuze voor zo veel mogelijk offshore energie, extra verbindingen met het buitenland en meer kernenergie logisch. Vooral een stevige link met het Verenigd Koninkrijk is van cruciaal belang voor de Belgische bevoorradingszekerheid. Zeker in de winter als het weinig waait, kunnen de Britten ons uit de nood helpen. Bovendien wordt offshore wind, naast nieuwe kernenergie, gezien als een competitieve bron van koolstofarme elektriciteit.

Oplossing van Elia

Terug naar de capaciteitsknoop voor de Belgische kust. Om het probleem op te lossen kwamen de ingenieurs van Elia in 2021 met een energie-eiland op de proppen. De eerste twee windparken, voor een capaciteit van 2,1 gigawatt, worden via het eiland en via wisselstroom verbonden met het vasteland. Dat is een logische keuze, maar op die manier wordt 60 procent van de ontvangstcapaciteit op land al benut, terwijl ook een derde windpark van 1,4 gigawatt en de connectie met het Verenigd Koninkrijk van 1,4 gigawatt nog moet worden verbonden. Hier gebeurt de magie van het energie-eiland. Het eiland laat een optimaal gebruik van de ontvangstcapaciteit toe door het derde windpark te koppelen aan de gelijkstroomconnectie met het Verenigd Koninkrijk (zie schema).

Een voorbeeld: als er veel wind is, wordt de gelijkstroomkabel vooral benut om de stroomproductie van het derde windpark aan land te brengen. Staat er weinig wind, dan wordt de gelijkstroomkabel vooral gebruikt om stroom uit te wisselen tussen België en het Verenigd Koninkrijk. Ofgem, de Britse regulator, zegt dat Nautilus vooral zal worden gebruikt om stroom te exporteren van het Verenigd Koninkrijk naar België. Het derde windpark kan blijven produceren zolang het lagere prijzen biedt dan de elektriciteitsprijzen in het Verenigd Koninkrijk. In de praktijk zal het windpark enkel worden afgeschakeld als de prijzen negatief zijn in het Verenigd Koninkrijk. De benuttingsgraad van het windpark blijft ongeveer 40 procent, in lijn met de benutting van andere offshore parken. Kortom, omdat het derde windpark en de Nautilus-verbinding met elkaar kunnen ‘praten’, kunnen ze de beschikbare capaciteit optimaal benutten.

Meer functies

Het eiland op basis van het eerste design zou 2,1 miljard euro kosten in 2021. Maar zoals dat bij zulke projecten klassiek is, werd het design nog aangepast. Elia verhoogde de flexibiliteit en de betrouwbaarheid van het concept, ook om op termijn nog extra gelijkstroomverbindingen met bijvoorbeeld Nederland of Denemarken mogelijk te maken. Maar koken kost geld en het budget steeg naar 3,6 miljard euro. Of die extra functionaliteiten nodig zijn, dat kan de CREG, de toezichthouder op de energiemarkt, bij gebrek aan wettelijke bevoegdheden onvoldoende inschatten. In juli 2023 keurde de federale regering dit ‘Rolls-Royce-design’ goed met een budget van 3,6 miljard euro.

Elia wijst erop dat het gaat om een knooppunt van maar liefst 3,5 gigawatt. Het uitvallen van die infrastructuur zou heel schadelijk zijn voor de Belgische economie. Een rapport van KPMG, besteld door het auditcomité van Elia Group, kwam tot de conclusie dat Elia de Europese standaarden toepast. De CREG bestelde een rapport bij de consultant DNV, die tot de conclusie kwam dat de designkeuzes van Elia in het gelijkstroomgedeelte het budget doen stijgen met 1,6 miljard euro.

Prijs explodeert

In de loop van 2024 maakte het businessplan water. Onder meer de Nederlanders zetten de markt voor stroominfrastructuur op haar kop. De Nederlandse hoogspanningsnetbeheerder TenneT bestelde veertien gelijkstroomsystemen om windparken met het land te verbinden. De markt voor stroominfrastructuur is krap en is in handen van slechts drie spelers: Siemens Energy, General Electric en Hitachi. Omdat in heel Europa de vraag naar gelijkstroominfrastructuur toeneemt, zien die drie spelers een kans om hun winstmarges fors te verhogen. Het drietal wordt ook zelf geconfronteerd met een beperkt aantal toeleveraars en dus hogere kosten, die ze doorrekenen aan klanten als Elia. Wat ook meespeelt, is dat zo’n energie-eiland nooit eerder gebouwd is, waardoor de leveranciers extra risicovergoedingen vragen voor onvoorziene kosten.

Minister van Energie Tinne Van der Straeten (Groen) werd in juni 2024 door de CREG op de hoogte gebracht dat de kostprijs van het eiland was gestegen tot 7 miljard euro, maar de bal ging pas aan het rollen toen Kamerlid Bert Wollants (N-VA) een parlementaire vraag stelde over de stijgende kosten. Ook Febeliec, de federatie van de industriële grootverbruikers van energie, trok in het najaar van 2024 aan de alarmbel. De kostprijs van het eiland was gestegen tot bijna 8 miljard euro, vooral omdat de prijs voor gelijkstroomapparatuur, en in mindere mate ook voor wisselstroomapparatuur, door het dak gegaan was. De verdubbeling van de kostprijs was voor 60 procent te wijten aan de inflatie en hogere materiaalkosten en voor 40 procent aan hogere winstmarges bij de leveranciers. Ook de bouw van het eiland was 500 miljoen duurder dan aanvankelijk begroot, maar het angstzweet brak vooral uit toen duidelijk werd dat de factuur voor de nodige gelijkstroominfrastructuur met ongeveer 2 miljard euro was gestegen.

OFFSHORE ENERGIE. De keuze voor de beste oplossing kan resulteren in een keuze voor de slechtste oplossing. © Getty Images

De energie-intensieve industrie vreest een forse stijging van de transmissietarieven op een ogenblik dat de sector al zwarte sneeuw ziet door de relatief hoge energieprijzen. Febeliec vraagt een aanpassing van het design om de factuur te verlagen. Elia besliste begin dit jaar de ondertekening van de dure gelijkstroomcontracten uit te stellen. Er wordt tijd gekocht om de opties open te houden. De nieuwe federale regering krijgt de kans om dit dossier, dat de volgende decennia van strategisch belang is voor de Belgische elektriciteitsvoorziening, opnieuw te evalueren.

Pro en contra plan A

De regering heeft nu twee opties. Plan A is doorgaan met het energie-eiland zoals ontworpen. Het voordeel van die keuze is een maximaal gebruik van de drie windparken en de interconnectie met het Verenigd Koninkrijk. Die oplossing levert 16 tot 18 terrawattuur aan koolstofarme stroom vanaf 2032, wat overeenkomt met ongeveer 20 procent van het huidige elektriciteitsverbruik in België. Dat design biedt ook de mogelijkheid om nog meer verbindingen te maken met landen als Nederland, Denemarken of Noorwegen. Het eiland gaat in principe honderd jaar mee en vroeg of laat moeten die verbindingen worden gebouwd als Europa een heuse energiecentrale wil maken van de Noordzee. De Belgische toeleveraars in de offshore industrie verdedigen vanuit een langetermijnvisie dat design van het eiland.

Het grote manco van dat design is dus dat de toekomstige baten nu een moeilijk te verteren investering vragen. Voor een gezin komt de prijs op 34 euro per jaar. Een industriële verbruiker zal bijna 5 euro per megawattuur extra betalen. Toch heeft ook dat project volgens Elia nog een batig saldo voor de maatschappij, omdat het extra aanbod van groene stroom volgens Elia de elektriciteitsprijzen met 5 tot 10 euro per megawattuur kan verlagen. Stijgt de vraag naar elektriciteit op termijn zoals voorzien, dan creëert het project voor 0,9 miljard euro aan extra welvaart. Bij dure gasprijzen, zoals tijdens de recente energiecrisis, is dat voordeel nog hoger.

Een variant op die oplossing is de gelijkstroomlink tussen het Verenigd Koninkrijk en het eiland uit te stellen, in de hoop dat de prijs van de gelijkstroominfrastructuur daalt. Die kans op lagere prijzen lijkt echter beperkt, gegeven de structurele krapte op de markt. Ook een scenario met nog hogere prijzen valt niet uit te sluiten. Dat scenario levert weinig extra baten op en mogelijk moet ook de Britse regulator opnieuw zijn zegen geven voor de verbinding tussen België en het Verenigd Koninkrijk.

Vanzelfsprekend is dat niet. Ofgem was aanvankelijk zelfs niet geneigd de Nautilus-link goed te keuren. In maart van 2024 oordeelde Ofgem nog dat Nautilus geen welvaartswinst oplevert voor de Britse consument, vooral door de extra kosten om Nautilus aan te sluiten op het Britse hoogspanningsnet. Pas na overleg met Elia en de Belgische autoriteiten, én na een herziening van de verdeling van de kosten en de inkomsten van het project in het voordeel van het Verenigd Koninkrijk voor 200 à 500 miljoen euro, gaf Ofgem de zegen voor Nautilus. Ofgem zegt de strategische waarde van het project voor de bevoorradingszekerheid en de klimaatambitie voor het Verenigd Koninkrijk te hebben onderschat in de eerste analyse.

Intussen is een nieuwe complicatie opgedoken. Nautilus heeft waarde voor België omdat er stroom kan worden geïmporteerd vanuit het Verenigd Koninkrijk, waar de elektriciteitsprijzen doorgaans lager zijn. De Britten sleutelen echter aan hun marktarchitectuur, waardoor Nautilus kan worden gekoppeld aan een biedzone met hogere elektriciteitsprijzen. De vraag is of die link voor België dan nog de investeringskosten waard is.

Pro en contra plan B

Plan B is het design grondig aan te passen. De interconnectie met het Verenigd Koninkrijk loopt niet langer over het energie-eiland, maar gaat rechtstreeks van land tot land. De windparken worden via wisselstroom aangesloten op het land. Het grote voordeel: een gevoelig lager prijskaartje omdat een dure gelijkstroomconvertor wordt uitgespaard. De kostprijs van dat design daalt met ongeveer 30 procent. Het grote nadeel: dé troef van het energie-eiland, de samenwerking tussen Nautilus en het derde windpark, gaat verloren. Dat betekent dat er, door de beperkte aansluitcapaciteit op land, slechts twee windparken (voor 2,1 gigawatt) in plaats van drie windparken (voor 3,5 gigawatt) kunnen worden gebouwd. Het aanbod van koolstofarme stroom daalt daardoor volgens Elia na vier jaar naar 14 tot 17 terrawattuur. Het verlies van het derde windpark kan deels worden gecompenseerd door de resterende turbines verder uit elkaar te plaatsen, zodat ze minder wind van elkaar afvangen.

Per saldo levert dat design een welvaartswinst van 2,8 miljard euro op als de elektriciteitsvraag stijgt zoals verwacht. Die keuze is dus door de gestegen kosten voor de stroominfrastructuur voordeliger geworden voor de maatschappij dan het originele design. Als de elektriciteitsvraag de volgende jaren slechts in beperkte mate stijgt, dan levert enkel die keuze nog welvaartswinst op voor de maatschappij. Als je voorzichtig wilt zijn, dan blijft enkel de tweede keuze over met een meerwaarde voor de samenleving, merkt de CREG op.

Vanuit welvaartsoogpunt, al is deze berekening gebaseerd op assumpties over de toekomst, is de tweede keuze dus de betere, maar daarmee is de kous niet af. De angel in de tweede optie is dat de Britse regulator een rechtstreekse link nog niet heeft goedgekeurd. Het is ook niet zeker dat die goedgekeurd raakt, omdat dat moet passen in de Britse energiestrategie. Als de Britten hun fiat niet geven, dan zou België als vervanging voor Nautilus een grote gascentrale moeten bouwen, wat weinig wenselijk is. Meer kerncentrales langer openhouden of nieuwe kerncentrales bouwen is ook een alternatief. Zonder een interconnector valt het businessplan van het eiland helemaal in duigen.

In dit design kunnen ook slechts twee windparken worden gebouwd, want om een derde windpark aan te sluiten via wisselstroomoplossing is er onvoldoende ruimte in het huidige maritieme plan. In dat scenario daalt het aanbod van groene stroom naar 8 terrawattuur, waardoor de welvaartsbijdrage van het project zo goed als altijd negatief uitvalt. Bovendien gaat ook de mogelijkheid verloren om België met nog andere Noordzeelanden te connecteren. De keuze voor de beste oplossing vanuit welvaartsoogpunt kan dus resulteren in een keuze voor de slechtste oplossing. De federale regering staat voor een moeilijke keuze.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content