HERVORMING AMBTENARENPENSIOENEN IS TRAAG PROCES

Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

De geplande hervorming van de ambtenarenpensioenen zal vooral leiden tot langere loopbanen bij het overheidspersoneel. Maar de kloof tussen de hoge ambtenarenpensioenen en de minder royale uitkeringen in de privésector zal niet verdwijnen. Reden: de nog altijd zeer gunstige berekening van de ambtenarenpensioenen. De vakbonden geloven er niets van. Voor hen is de hervorming een platte besparing.

” Meerdere ambtenaren die ik in mijn tennisclub ontmoet, zijn openlijk beschaamd over de hoogte van hun pensioen.” Een Trends-lezer, geen ambtenaar, stuurde deze e-mail vorige maand naar de redactie. Hij somde ook de vele voordelen op van de ambtenaren en hun pensioen in vergelijking met de privésector: de vaste benoeming, de studiejaren die worden meegeteld voor de berekening van de vereiste loopbaan bij pensioen, het ziektepensioen, het opsparen van ziektedagen, de gunstiger berekening van het ambtenarenpensioen (berekend op de laatste tien jaar in plaats van op de volledige loopbaan), het feit dat hun pensioen fiscaal niet wordt samengeteld met dat van hun partner.

Komt daar met het nieuwe pakket hervormingen dat de regering-Michel heeft aangekondigd een einde aan? De bijsturing van het pensioenstelsel voor overheidspersoneel oogt op het eerste gezicht verregaand. Een aantal voordelen sneuvelt. De studiejaren van ambtenaren zullen op termijn niet meer meetellen als gewerkte jaren voor de berekening van het pensioen. Ambtenaren die bijvoorbeeld drie jaar hebben gestudeerd, hebben aan een loopbaan van 39 jaar genoeg om met vervroegd pensioen te gaan. Met de afbouw van de diplomabonificaties wordt dat 42 jaar. Daarmee sluit het systeem van de ambtenaren aan bij dat van privéwerknemers. Die kunnen nu op 60-jarige leeftijd met vervroegd pensioen indien ze 42 jaar hebben gewerkt.

Ook worden de zogenoemde preferentiële tantièmes verder afgebouwd. Dat is een loopbaanbreuk die meegenomen wordt in de berekening van het aantal gewerkte jaren dat een ambtenaar moet voorleggen om met pensioen te kunnen gaan. De courante loopbaanbreuk is 1/60, maar er zijn uitzonderingen zoals 1/55 voor leerkrachten, 1/50 voor postbodes, douaniers en luchtverkeersleiders of 1/48 voor rijdend spoorwegpersoneel. De preferentiële tantièmes houden in dat loopbanen van bijvoorbeeld 42 jaar en drie maanden voor leerkrachten of 36 jaar voor rijdend personeel van de NMBS worden gelijkgesteld met 45 gewerkte jaren.

Een andere maatregel is de schrapping van het ziektepensioen. Ambtenaren die langdurig ziek zijn (365 ziektedagen) werden na hun zestigste met pensioen gestuurd. Ook gaat het systeem van niet-gespaarde ziektedagen op de schop. Dat kon oplopen tot 21 dagen per jaar. Sommige ambtenaren hadden zoveel ziektedagen opgespaard dat ze gemakkelijk twee jaar vroeger dan voorzien met pensioen konden gaan.

Gemiddelde loopbaan

Zijn die maatregelen een revolutie in het stelsel van de statutaire ambtenarenpensioenen? Eerder een langzame of voorzichtige evolutie. De regering-Michel is zich bewust van de tegenstand van de vakbonden en plant lange overgangstermijnen. Dat maakt op de vakbonden weinig indruk. Vorige week legden de luchtverkeersleiders op Zaventem het werk neer omdat ze – weliswaar pas in 2030 – niet langer op hun 55ste maar pas op hun 58ste met pensioen kunnen (zie kader Afwijkende leeftijdsgrenzen voor ambtenaren). Voor 26 april plannen de federale ambtenaren een stakingsdag tegen de hervormingen.

Minister van Pensioenen Daniel Bacquelaine (MR) verdedigt de beslissing van de regering: er worden geen opgebouwde pensioenrechten afgeschaft. Voor de al gewerkte jaren blijven de bestaande loopbaanbreuken of tantièmes behouden. Of neem de diplomabonificaties: wie al driekwart van zijn carrière achter de rug heeft, kan nog driekwart van zijn studietijd inbrengen bij de berekening van de loopbaan. Wie halfweg is, kan nog de helft van zijn studietijd meetellen, beginnende ambtenaren helemaal niet. Wel kunnen de ambtenaren een bedrag betalen om die studietijd wél te laten meetellen als gewerkte jaren.

Het doel van deze langzame hervorming die de federale regering wil doorvoeren is dubbel. Ten eerste moet de hervorming de statutaire of vastbenoemde ambtenaren langer aan het werk houden. Een ambtenaar werkt gemiddeld 37 jaar voor zijn pensioen, in de privésector is dat gemiddeld 42 jaar. Op die manier kan de regering de oplopende pensioenkosten voor het overheidspersoneel onder controle krijgen. Vorig jaar bedroeg de factuur van de ambtenarenpensioenen (statutaire ambtenaren) 12,7 miljard euro. In 2009 was dat nog 10 miljard euro. De ambtenarenpensioenen maken bijna een derde uit van de totale pensioenfactuur van 42 miljard euro. Tegen het einde van de legislatuur zouden de pensioenkosten nog eens met 8 miljard euro verhogen.

De ambtenarenpensioenen dreigen op termijn volledig te ontsporen. Dat blijkt uit de verhouding van de uitgaven voor de pensioenen ten opzichte van de lonen. Die is het grootst in de overheidssector. Momenteel bedraagt de verhouding tussen de pensioenkosten van de ambtenaren en de lonen 56 procent. Bij de zelfstandigen (22%) en de werknemers (24%) is dat een stuk lager. Tegen 2020 zal die verhouding in de overheidssector stijgen tot 67 procent en tegen 2040 tot bijna 90 procent. Voor de andere stelsels stijgt de verhouding tussen de pensioenuitgaven en loonmassa naar 30 procent. Die sterke stijging van de uitgaven van de ambtenarenpensioenen is een gevolg van de massale oppensioenstelling van ambtenaren de komende jaren. Tussen nu en 2034 gaat de helft van de ambtenaren met pensioen. Ook de gulle pensioenregeling voor overheidspersoneel speelt hier een rol.

Zullen de nieuwe maatregelen het tij keren? “Er moet nog onderhandeld worden over de modaliteiten. Ik zou toch wachten om de hervormingen te beoordelen tot ze in wetten zijn gegoten”, waarschuwt Herman Matthijs, professor overheidsfinanciën aan de VUB en de Universiteit Gent. “Het is duidelijk dat men met deze maatregelen de ambtenaren wil aanzetten langer te werken. Maar wellicht zullen de resultaten van de hervormingen pas tegen 2030 te merken zijn.”

De federale regering heeft zich voorgenomen deze legislatuur 400 miljoen euro te besparen in de ambtenarenpensioenen. Studies van de Pensioendienst van de Overheidssector (PDOS) en het Planbureau hebben de impact van een aanpassing van de diplomabonificaties en de preferentiële tantièmes berekend. Ze zouden samen tegen 2020 inderdaad zo’n 400 miljoen euro besparingen opleveren. In verhouding tot de totale factuur van ambtenarenpensioenen van bijna 13 miljard euro is dat niet zo indrukwekkend. Maar de trend zou wel gekeerd kunnen worden. “De regering laat de gepensioneerde ambtenaren met rust. Zij moeten niet inleveren”, stelt Herman Matthijs vast. “Als de regering beslist zou hebben bijvoorbeeld het vakantiegeld voor de gepensioneerden af te schaffen, zou dat wel een directe structurele besparing zijn.”

Berekend op de laatste jaren

De tweede doelstelling van de hervormingen is de pensioenstelsels van de ambtenaren, de werknemers en de zelfstandigen te harmoniseren. De kloof tussen de uitkeringen in de verschillende stelsels blijft zeer groot. Het gemiddelde pensioen van de werknemer met een zuivere en volledige loopbaan bedraagt 1189 euro bruto per maand, dat van een ambtenaar 2614 euro bruto per maand en voor een zelfstandige is dat 849 euro bruto per maand (zie grafiek Pensioenstelsels in België). Het gaat hier natuurlijk om gemiddelden die grote verschillen maskeren. Het gros van de privépensioenen ligt tussen 1000 en 1500 euro. Het merendeel van de overheidspensioenen ligt tussen 1000 en 3000 euro.

Critici zien in de geplande hervorming een manier om de ambtenarenpensioenen aanzienlijk te doen dalen. De vakbonden vrezen dat de pensioenuitkeringen van de ambtenaren zullen zakken tot op het niveau van de werknemers. Sp.a-voorzitter John Crombez spreekt van een verlaging van 18 tot 20 procent ten gevolge van de hervorming. “Als men zegt dat men niet raakt aan de hoogte van de pensioenen, moet men stoppen met liegen en de maatregel intrekken”, zei Crombez in een eerste reactie toen de beslissingen van de regering bekend raakten.

Minister van Pensioenen Daniel Bacquelaine en minister van Ambtenarenzaken Steven Vandeput (N-VA) ontkennen dat de maatregelen tot lagere pensioen zullen leiden. Volgens hen worden de ambtenaren er gewoon toe aangezet te kiezen voor langere loopbanen. In dat geval verandert er weinig of niets aan de pensioenuitkering. De vakbonden zijn een andere mening toegedaan (zie kader ‘Pensioenen harmoniseren betekent lagere overheidspensioenen’).

De ambtenarenpensioenen blijven ook na deze hervorming guller dan de pensioenen in de privésector. Want aan de basisberekening van de pensioenen van het statutair overheidspersoneel verandert niets. Het ambtenarenpensioen bedraagt 75 procent van de referentiewedde. Bij een werknemer is dat 75 procent van zijn referentiewedde als hij gezinshoofd is. Voor een alleenstaande is dat 60 procent. Maar vooral: het pensioen van ambtenaren wordt berekend op basis van het loon van de laatste tien jaar, bij werknemers is het loon van de volledige loopbaan de basis van de pensioenberekening. Dan is er nog de perequatie voor de ambtenarenpensioenen: die stijgen niet alleen met de inflatie, zoals de werknemers- en zelfstandigenpensioenen, maar volgen ook de reële loonstijging in de sector.

Pensioen met punten in 2030

Van een volledige harmonisering van de pensioenstelsels is dus nog geen sprake. Nochtans is dat nodig om het veelbesproken ‘pensioen met punten’ in te voeren, iets dat uit de koker komt van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 onder leiding van ex-minister Frank Vandenbroucke. Een puntensysteem moet het pensioenstelsel transparanter maken en een oplossing bieden voor de toenemende groep werknemers met een gemengde loopbaan.

In het puntensysteem levert één jaar werken één punt op. Op die manier moet het de band tussen het effectief aantal gewerkte jaren en het pensioen versterken, of je nu ambtenaar of werknemer bent. Voor zware beroepen kan voor een jaar meer dan één punt worden toegekend, waardoor het mogelijk is toch vroeger met pensioen te gaan. De federale regering denkt eraan de gunstige berekeningswijze te behouden voor zware beroepen bij de overheid, zoals politieagenten of leerkrachten in het beroepsonderwijs. De lijst van zware beroepen ligt nog niet vast. Dat is iets voor het nationaal pensioencomité dat normaal gezien nog voor de zomer een beslissing moet nemen. En het pensioen met punten is al helemaal verre toekomstmuziek: het zal pas tegen 2030 in werking treden.

ALAIN MOUTON

Een ambtenaar werkt gemiddeld 37 jaar voor zijn pensioen, in de privésector is dat gemiddeld 42 jaar.

“Als men zegt dat men niet raakt aan de hoogte van de pensioenen, moet men stoppen met liegen en de maatregel intrekken” – John Crombez

Een puntensysteem moet het pensioenstelsel transparanter maken en een oplossing bieden voor de toenemende groep werknemers met een gemengde loopbaan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content