EUROPA NEIGT NAAR BELGISCH TRANSFERMODEL

Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Euro-obligaties en een gezamenlijk Europees schuldbeheer zonder echte fiscale unie zullen de budgettaire discipline bij de eurolanden verstoren en maken van de muntunie een transferunie naar Belgisch model.

We kunnen er bijna een speciaal cartoonfestival aan wijden. Het aantal spotprenten en cartoons waarbij François Hollande en Angela Merkel samen tafelen en de Duitse bondskanselier steevast de rekening moet betalen, is amper bij te houden. Bij de Noord-Europese landen en vooral bij Duitsland bestaat wel degelijk de vrees dat de eurozone in die richting evolueert.

Op de jongste Europese top wisten Italië en Spanje een embryonale bankenunie tot stand te brengen: het Europees noodfonds krijgt de mogelijkheid de wankele banken direct van kapitaal te voorzien. En de eurolanden kunnen voortaan onder voorwaarden obligaties van probleemlanden opkopen. De perifere schuldenlanden moeten dan wel de saneringsinspanningen voortzetten en de Europese begrotingsregels respecteren. De Duitse kanselier Angela Merkel benadrukt dat hier het principe van ‘geen prestatie zonder tegenprestatie’ gehandhaafd blijft. Dat is de grote vrees van onze oosterburen.

Door het mutualiseren van de schuld en het invoeren van eurobonds of euro-obligaties zonder dat het budgettair beleid van de zwakkere eurolanden gestuurd kan worden, betaalt Duitsland de rekening. De Gentse econoom Gert Peersman verwees er onlangs in een Twitter-bericht naar: Duitse economen zeggen hem dat “we geen probleem hebben met transfers, alleen moeten die transparant en eindig zijn”. Waar hebben we dat nog gehoord?

Momenteel is nog geen sprake van eurobonds maar vroeg of laat komt dit onderwerp opnieuw op tafel. Euro-obligaties zijn schuldpapier dat de eurolanden gezamenlijk zouden uitgeven in plaats van elke lidstaat afzonderlijk. Het gevolg is dat de sterkere landen zoals Duitsland zich dan borg stellen voor de overmatige schulden van de Zuid-Europese landen. Die laatste kunnen dan goedkoper lenen op de internationale markten en krijgen zo meer financiële ademruimte. Maar in dat scenario worden de intrestkosten op de schulden herverdeeld ten nadele van de competitieve Noord-Europese landen.

“Duitsland is terecht bang dat de intrestlast op zijn schulden zal stijgen”, zegt Annelore Van Hecke. Zij is verbonden aan Vives en KU Leuven en besteedt in haar net gepubliceerde doctoraalscriptie ‘ Taxes and Debt Financing in Federal States: Vertical and Horizontal Imbalances’ aandacht aan dergelijke intrestvoeteffecten. “Er is een besmettingseffect waarbij de schuldopbouw van het ene land de kredietwaardigheid en dus de intrestvoet van de andere landen beïnvloedt.”

“Bij de zwakkere landen stimuleert die herverdeling van de intrestkosten moral hazard“, gaat Van Hecke verder. “Door de borgstelling van de sterkere landen weten de zwakkere dat het niet zo’n vaart hoeft te lopen met het in orde brengen van hun overheidsfinanciën en begroting. Voor de sterkere landen heeft dat ook nadelen. Door de hogere rente dalen de productieve investeringen.” En net die productieve investeringen hebben – samen met loonmatiging – de voorbije jaren het Duitse groeimodel ondersteund. Een systeem met euro-obligaties – waarvan de Franse president François Hollande een groot pleitbezorger is – dreigt die groei dus te fnuiken.

Naar Europese belastingen

Nu zijn die effecten van schulden die één land maakt niet nieuw. In een open economie en zeker in een muntunie is een lidstaat geen eiland. Wanneer een land de begrotingsteugels viert en een hogere overheidsschuld opbouwt, dan stijgt de intrestvoet voor staatspapier omdat het risico op wanbetaling toeneemt. Dat heeft ook een effect op de intrestvoet van andere landen, blijkt uit onderzoek. Obligatiehouders – ook grote obligatiefondsen – gingen er lang van uit dat in de eurolanden met gezonde overheidsfinanciën de zwakkere lidstaten wel te hulp zouden snellen. Daardoor ging de rente van de landen die het niet zo nauw namen met de begrotingsdiscipline, niet door het dak. “Om de zwakke landen toch tot meer discipline te bewegen, werd het Europees Groei- en Stabiliteitspact gecreëerd”, zegt Annelore Van Hecke. “Maar dat bleek onvoldoende, zeker omdat ze de regels met de voeten traden.

De eurocrisis veroorzaakte een paniekreactie op de financiële markten. Plots waren investeerders toch niet meer zo zeker van de terugbetaling van de Griekse obligaties. De Duitse rente blijft laag, een teken dat men geen heil van Duitsland verwacht. De crisis verspreidde zich naar de rest van de PIIGS-landen, onder meer door associatie en een soort collectieve reputatie van het zuidelijke eurogebied.

Met een eventuele invoering van euro-obligaties mag men niet dezelfde fout maken als in de aanloop naar de Europese crisis. Duitsland is bang dat een gezamenlijke schulduitgifte opnieuw tot problemen zal leiden als de lidstaten niet tot budgettaire discipline worden gedwongen. Dat laatste kan enkel via de invoering van een echte budgettaire en fiscale unie, waarbij bijvoorbeeld Europese belastingen worden geheven.

Duitsland wil tot elke prijs een herhaling vermijden van wat er de voorbije jaren gebeurd is. Toen konden Zuid-Europese landen tegen een lage rente lenen dankzij de garantie die de euromunt – eigenlijk Duitsland – bood. Zuid-Europa leefde eigenlijk in een virtuele economische realiteit. Dat goedkope geld gebruikten die landen vooral voor het stimuleren van consumptie, terwijl hun concurrentiepositie aanzienlijk verzwakte. Duitsland koos voor de andere weg en slaagde erin te evolueren van het zwakke broertje van Europa tot een van de meest competitieve landen. Met een fiscale unie gestoeld op een stringent budgettair toezicht is zo’n virtuele economische Zuid-Europese realiteit niet langer mogelijk. Solidariteit in de muntunie is enkel mogelijk als er ook verantwoordelijkheid van de lidstaten aan wordt gekoppeld.

Het toekomstplan voor de euro van Europees president Herman Van Rompuy gaat in die richting. Een budgettaire en zelfs politieke unie betekent dat ‘Europa’ de lidstaten begrotingsregels kan opleggen en nationale begrotingsbeslissingen kan herroepen als de budgettaire discipline niet wordt gerespecteerd. Maar het is meer dan dat. Het houdt ook in dat dan de tijd voorbij is dat de Franse president François Hollande de pensioenleeftijd kan verlagen van 62 naar 60 jaar of het minimumloon zes maanden vroeger dan voorzien kan optrekken. Het betekent ook dat de Belgische PS van premier Elio Di Rupo en federaal minister Paul Magnette niet langer een neus kan zetten naar de Europese Commissie wanneer die voor de elfendertigste keer vraagt om automatisch indexsysteem aan te passen.

De gelijkenissen met België

De discussie over de noodzaak van een goed werkende Europese federatie vertoont gelijkenissen met de Belgische federatie, leert het doctoraat van econoom Van Hecke. In België krijgen de deelstaten niet echt een prikkel om een verantwoordelijk beleid te voeren. François Hollande en co willen die vorm van fiscaal federalisme – dat dus amper responsabiliseert – toepassen op heel de eurozone.

Wanneer een Belgische regio zichzelf in de schulden steekt, volgt er geen straf in de vorm van een hogere rente. In het Belgische fiscaal federalisme is er immers een bail-out of uitkoopoptie, waarbij de federale overheid bijspringt voor een armlastige regio. Dat is in het verleden bijvoorbeeld gebeurt met het Lambermontakkoord in 2001. Toen bevond de Franse Gemeenschap zich in financiële moeilijkheden en moest de federale overheid helpen. In België kunnen deelstaten hun schulden en tekorten bij de overheid parkeren. Een eurozone met euro-obligaties maar zonder een volwaardige budgettaire unie zou met hetzelfde chequeboekfederalisme kampen.

Responsabilisering blijft uitdaging

Uit het onderzoek van Annelore Van Hecke blijkt dat dit free rider-gedrag van bepaalde deelstaten de kredietwaardigheid van de verschillende overheden beïnvloedt. Ze stelde empirisch vast dat de schuldenlast van de regionale en lokale overheden mee de intrestvoet van de centrale overheid bepaalt. Dat effect is nog meer uitgesproken bij zogenaamde bail-outverwachtingen, wanneer investeerders verwachten dat de centrale overheid borg staat voor de schuld van de decentrale overheid. “Bail-outverwachtingen doen de kosten van de schuld van de centrale overheid oplopen en jagen de rente de hoogte in”, stelt ze. “Dat is het geval wanneer regio’s weinig eigen belastingbevoegdheden hebben en voornamelijk gefinancierd worden door dotaties. Momenteel is dat in België nog altijd het geval. Uit mijn onderzoek blijkt dat een toename van de regionale fiscale autonomie of het opleggen van administratieve beperkingen op het ontlenen van regionale overheden die ongewenste onevenwichten of spillovers tussen federale overheid en deelstaten kan inperken.”

In die zin is de nieuwe Bijzondere Financieringswet van eind 2011 een stap in de goede richting, zij het een zeer kleine stap. De wet verruimt enigszins de fiscale autonomie van de deelstaten, maar de afgesproken solidariteitsmechanismen blijven responsabilisering afzwakken. En zonder responsabilisering blijft bij de deelstaten de illusie bestaan dat de opgebouwde schuld niet van hen is. Expliciet draagt de federale overheid de schuld, maar impliciet zijn het de inwoners van de rijkste regio, Vlaanderen dus, die ervoor opdraaien.

Opnieuw kunnen we hier een parallel trekken met de invoering van eurobonds in een onafgewerkte Europese fiscale unie. Zuid-Europese regeringen zullen het Europese schuldpapier beschouwen als het probleem van een ander, met name van de Europese instantie die staatspapier uitgeeft. Maar impliciet betaalt Duitsland als rijkste lidstaat de rekening. En dat is voor Frau Merkel onaanvaardbaar.

ALAIN MOUTON

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content