Eeuwig slapen de bureaucraten
De hardnekkige bureaucraten mogen verder slapen. Het lukt binnenkort ook wel zonder hen. Minister van Telecommunicatie Rik Daems wil van het net immers een ontmoetingsplaats voor u en de overheid maken.
Wie eens wil testen hoe het met de elektronische dienstverlening van de overheid is gesteld, moet eens naar www.fgov.be surfen, de website van de federale regering. De overheid biedt er het minimum minimorum aan: je kan er terecht voor adressen van allerlei administraties, geboortecijfers en foto’s van prinses Mathilde. Maar communicatie met de burger? Ho maar. De website beperkt zich tot louter eenrichtingsverkeer. Voor uw adresverandering of belastingaangifte moet u dus nog altijd de deur uit.
Als het van Rik Daems, federaal minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven (VLD), afhangt, is het digitale neoliticum in Belgie voorbij. “De regering wil het gebruik van internet in de contacten tussen de burger, de bedrijven en de overheid stimuleren.” Onder de noemer e-government lanceert Daems in oktober een platform, dat op twee pijlers steunt. De overheidsdiensten moeten verder worden geïnformatiseerd en de bevolking moet bij eersterangsinformatie-uitwisseling betrokken zijn. Een hele mond vol. Om de plannen in de praktijk te brengen, wordt werk gemaakt van de elektronische handtekening, een elektronische brievenbus en een portaalsite.
Het platform moet leiden tot meer efficiëntie en een interessante kostenbesparing. De bedragen die worden genoemd, zijn niet mis. Laten we Verenigde Staten als voorbeeld nemen, een van de landen die het verst staat op het vlak van e-government. Uit een onderzoek van Forrester Research blijkt dat de Amerikaanse regering in 2000 voor allerlei diensten ongeveer 550 miljard dollar zal uitgeven. Als men weet dat sommige privé-bedrijven dankzij internet tot 20% van hun kosten uitsparen, dan betekent dit dat de verschillende Amerikaanse overheden op een bonus van in totaal 110 miljard dollar zou kunnen rekenen. Voor de Europese Unie komt men op een gelijkaardig bedrag uit.
De plannen van de Belgische regering komen niets te vroeg. Uit de actieplannen van andere Europese landen blijkt dat die al veel langer en actiever bezig zijn met de aanpassing.
Binnen de Europese Unie vervult Groot-Brittannië op het vlak van e-government een voortrekkersrol: British Telecom ontwikkelt UK on line en de regering-Blair heeft met Patricia Hewitt zelfs een speciale e-minister. Zij coördineert de modernisering van de administratie en de uitbouw van het land op het stuk van elektronische handel. Hewitt wordt geholpen door e-envoyAlex Allen, die een taak heeft die vergelijkbaar is met de in België onlangs aangeduide chief information officer (CIO) Eric Verhulst (ex- Fortis). Allen heeft een groep van ongeveer 35 senior officials onder zijn hoede die alle departementen vertegenwoordigen.
In Nederland werd al in 1995 een ‘actieplan elektronische snelwegen’ opgesteld, dat nadien enkele keren werd herijkt en vorig jaar in een nieuw plan resulteerde, de zogeheten Digitale Delta.
Een recent onderzoek
van Andersen Consulting wijst uit dat het met e-government in België maar povertjes is gesteld. Daar zit het bescheiden aantal internetgebruikers voor iets tussen, zegt Jo Deblaere van Andersen Consulting: “In België is 15% van de bevolking aangesloten op internet, in Groot-Brittannië ligt de penetratiegraad boven de 25%.”
Andersen Consulting testte bij 25 landen in welke mate allerlei overheidsdiensten, zoals een adreswijziging, via het net konden worden afgehandeld. De landen werden ondergebracht in vier categorieën. In de kop van de wedstrijd vinden we de VS terug. Deblaere: “De VS, Cananda, Singapore en Australië zijn de pioniers of early leaders, al kan je voor amper 20% van hun diensten on line terecht. In de tweede groep staan landen als Duitsland en Frankrijk, die zich op het werk van de pioniers hebben gebaseerd om hun eigen projecten te ontwikkelen. Nederland en Italië zijn landen die de bestaande systemen gewoon hebben gekopieerd.” België bengelt achteraan en staat eigenlijk nog in de startblokken.
De VS mag dan wel een pionier zijn op het vlak van e-government, het Forrester-onderzoek voorspelt dat e-government in de Verenigde Staten de komende jaren pas echt van de grond zal komen. In juni van dit jaar lanceerde de Clinton-administratie een ambitieus plan voor de uitbouw van een regeringsportaalsite, First.gov, die het mogelijk moet maken om tegen 2006 zo’n 600 miljard dollar aan belastingen en boetes te innen. Dat is 15% van het totaal.
Naast de VS valt vooral Singapore op. Tijdens een handelsmissie eind juni ging minister Daems er zijn licht opsteken. De stadstaat is op het vlak van e-government een benchmarker. Singapore Inc. is aan het uitgroeien tot Singapore.com. Vijftig procent van de bevolking heeft een internetaansluiting, het hoogste cijfer wereldwijd.
Singapore zit natuurlijk in een heel specifieke situatie: een zachte dictatuur en het sui generis-karakter van een stadstaat hebben ertoe bijgedragen dat de overgang naar e-government zonder al te grote problemen is verlopen. Het project heeft intussen twee kinderen gebaard: een bevolking waaronder internetanalfabeten een rariteit zijn en een sterk ontwikkelde self-servicementaliteit.
De National Computer Board (NCB) en Telecommunication Authority of Singapore (TAS) sloegen de handen in elkaar. Dat resulteerde op 1 december 1999 in de geboorte van de Infocomm Development Authority (IDA). De e-governmentprojecten schoten de voorbije jaren als paddenstoelen uit de grond. Een IT2000 Masterplan bracht ICT in alle overheidsdiensten binnen. Momenteel wordt gewerkt aan de opvolger, het ICT21 Masterplan. Intussen had Singapore als eerste in de wereld een nationaal – en dus voor iedereen toegankelijk – breedbandnetwerk ontwikkeld (Singapore ONE).
Met ongeveer de helft van het aantal inwoners van België gooit de Singaporese regering er de komende vijf jaar 1,5 miljard dollar tegenaan om een aantal infocomm-projecten in de openbare sector te realiseren. Sinds juni 2000 zijn 130 openbare diensten on line beschikbaar.
Onze Daems wil (nog) geen cijfers noemen, maar denkt dat de stap die België moet zetten niet zo groot is: “Het materiaal om e-government echt succesvol te maken, is al een tijdje beschikbaar. Alle technologische ontwikkelingen die e-government kan gebruiken zijn op de een of andere manier terug te vinden in de klassieke e-businesstoepassingen. En de partners in de privé-sector zijn voorhanden met Lernout & Hauspie, Keyware, Ubizen of Real Software.”
Blijft alleen nog de vraag wie al die nieuwlichterij kan samenbrengen. Volgens Daems is De Post de natuurlijke partner voor de realisatie en centralisering van een e-governmentplatform (zie Trends, 22 juni 2000): “De logica zelve want de Post heeft een levenslange ervaring in universele dienstverlening aan overheid en publiek. Het netwerk is een troef, net als de nabijheid. Via de knowhow die nu al aanwezig is, moet de Post een voortrekkersrol spelen. Het is de bedoeling om een universele e-mailpostbus voor alle Belgen te ontwikkelen. Dat zal dan device– of infrastructuuronafhankelijk zijn. Het overheidsplatform moet immers op alle toestellen kunnen draaien. Mensen hoeven dus niet langer per se een pc te hebben.”
Daems hoopt
in elk geval het eventuele wantrouwen tegenover de slaagkansen van e-government weg te werken. Analisten stellen altijd dezelfde vraag: kan e-government de hele bevolking on line krijgen, ook mensen die anders nooit een internetaansluiting zouden nemen? Het risico op een bevolking met twee snelheden is reëel. Het afstemmen van de informatiesystemen is één zaak, het uitbreiden van de internetaansluitingen bij het publiek een andere. Als voorwaarden voor welslagen worden steevast twee vuistregels gehanteerd. Ten eerste moet de toegang geoptimaliseerd worden, hetzij via de pc, WAP-technologie of digitale televisie. Ten tweede met er een link blijven bestaan tussen on line diensten en callcenters. Veel mensen zullen immers toch liever naar de telefoon grijpen om contact te houden met de overheid.
De vraag rijst ook hoe je de bevolking ervan kan overtuigen dat al die verandering echt nódig is. Vanuit haar monopoliepositie kan de overheid de marktevoluties immers gewoon aan zich voorbij laten gaan.
“Een e-governmentproject kan alleen slagen als de overheid zich als een marktspeler gaat positioneren,” voorspelt Daems. Hij wordt daarin bijgetreden door Rudi Haegeman, chief executive officer (CEO) van Real Software: “Als er sprake is van een economisch belang, zie ik geen problemen in de ontwikkeling van e-government. De privé-sector kan dan als bevoorrechte partner optreden. In de Verenigde Staten zijn verschillende bedrijven groot geworden dankzij overheidscontracten.” Een mooi voorbeeld is Oracle. De softwarespecialist kwam op het eind van de jaren ’70 op kruissneleid toen het softwarepakketten aan overheidsdiensten mocht verkopen. De cirkel is ondertussen rond: Oracle staat nu bovenaan het verlanglijstje van overheden die on line willen gaan.
alain mouton
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier