Een petit Belge in het huis van Napoleon Saint-Riquier (Frankrijk)

Laurenz Verledens vastgoedexpert bij Trends

Leven als god in Frankrijk. Velen dromen ervan, weinigen doen het. De Brugse advocaat Marc Stubbe zette wel de stap. Samen met zijn gezin vertimmerde hij in het Franse dorpje Saint-Riquier een vervallen abtswoning tot een charmant luxehotel. In zijn boek ‘Vivre en France’ geeft hij praktische tips. Wij vroegen hem naar zijn persoonlijke ervaringen en motivatie.

Het schattige huisje langs de Rue Du Général de Gaulle in Saint-Riquier blijkt een monument historique te zijn. Maison de Napoléon 1er, vermeldt het toeristische bordje aan de linkerkant van de voordeur. Napoléon en De Gaulle verenigd in één adres, kan het Franser?

Maar op dit oerfranse adres woont wel een Vlaming. Marc L.H. Stubbe, Avocat-Advocaat van beroep, leert ons de koperen plaat aan de rechterkant van de deur. “Nee, Napoleon heeft hier niet gewoond, hij is hier zelfs nooit geweest,” vertelt Marc Stubbe (52). “Het huis is in 1837 gebouwd door een grognard, een soldaat van Napoleon, ter ere van de keizer. De vorm van het dak is een verwijzing naar de bekende hoed van Napoleon. Ik heb het kunnen kopen uit een faillissement. En daar hadden de Fransen het toch moeilijk mee, dat een Belg ‘hun’ Maison de Napoléon kon kopen. Gekscherend zei ik hier wel eens dat ik het – étant belge – zou omdopen tot Maison Waterloo. De Fransen konden daar niet echt mee lachen.”

Wie in Frankrijk wil wonen, moet het Franse chauvinisme erbij nemen, weet Stubbe. De dubbele vermelding Avocat-Advocaat blijkt ook het gevolg van een staaltje Frans protectionisme. Marc Stubbe: “Buitenlandse advocaten moeten hier de eerste twee jaar van hun inschrijving hun titel van origine gebruiken, in mijn geval dus advocaat. In België hebben wij echter het recht om drie titels te gebruiken: advocaat, avocat en Rechtsanwalt. Ik heb daarover gediscussieerd met de stafhouder van de balie van Abbeville. En het compromis is dat ik de dubbele titel avocat-advocaat mag voeren.”

Niet denken, gewoon doen

Saint-Riquier is een rustig dorpje in Picardië, in het noordwesten van Frankrijk. Het is een streek waar Vlamingen, en dan vooral West-Vlamingen, een beetje thuis zijn. Na de Eerste Wereldoorlog was er op de boerderijen in deze landbouwstreek een tekort aan mankracht. Veel West-Vlaamse boeren emigreerden in die tijd naar Frankrijk om er een boerderij over te nemen. “In mijn familie hadden twee grootnonkels de stap naar Frankrijk gezet,” vertelt Stubbe. “En in West-Vlaanderen was het toen een traditie dat je vanaf je twaalfde de vakanties doorbracht bij de familie in Frankrijk. Om te helpen op de boerderij en vooral om er Frans te leren. Tot mijn achttiende heb ik dat gedaan. Ik heb dus een groot deel van mijn jeugd in deze streek doorgebracht. Zo ben ik ook verknocht geraakt aan Frankrijk en de manier van leven hier.”

En die liefde voor de streek bracht hem, twintig jaar later, opnieuw in Picardië. Dit maal voor een zoektocht naar een tweede verblijf. “We hebben eerst nog rondgekeken in de streek van Brugge, maar dat bleek onbetaalbaar. Hier in Picardië kon je toen, begin jaren negentig, nog echt koopjes doen. Voor 30.000 euro had je hier een deftige fermette. Dat is nu wel voorbij. Ook Frankrijk heeft zijn vastgoedhausse gehad. Vooral vanaf 2000 zijn de prijzen sterk gestegen. Maar buiten de grote steden en de toeristische topregio’s blijft het goedkoop wonen in Frankrijk.”

In 1994 volgde de stap van het weekendverblijf naar het permanente verblijf. Tijdens een van hun weekendjes in Picardië zag het gezin Stubbe in Saint-Riquier een ruïne te koop staan. “Het gebouw was in een erbarmelijk staat, maar de prijs was ook belachelijk laag. Nogal impulsief hebben we het gekocht. ‘ Il faut d’abord agir et après réfléchir,’ zei Achille Van Acker. Ik denk dat dit zeker waar is voor wie droomt van een ander leven in het buitenland. Als je op zo’n buitenkansje stoot, moet je er gewoon voor gaan. Onze kinderen waren toen zes, negen en twaalf, ze moesten dus nog aan hun middelbare studies beginnen. Het was nu of nooit.”

Met de associés van zijn advocatenkantoor in Brugge kwam Stubbe overeen dat hij een sabbatjaar zou nemen. Want wat moest hij aanvangen met die enorme ruïne? “Het is eigenlijk een ambtenaar van het departement van de Somme die ons naar de hotellerie heeft geduwd,” vervolgt Stubbe zijn verhaal. “Die man wees ons erop dat we bij renovatie 33 % subsidie zouden kunnen krijgen als we het gebouw een economische functie gaven.”

Op 1 juli 1996 was het hotel klaar. “De naam – Jean De Bruges – was snel gevonden,” herinnert Stubbe zich. “In de aanpalende abdijkerk kan je het graf van Jan van Gruuthuse bezoeken. Deze Bruggeling, zoon van Lodewijk van Gruuthuse, is de enige Vlaming met de titel van Maréchal de France, de hoogste Franse militaire onderscheiding. Een te mooi toeval om er niets mee te doen.”

Aperitieven zonder stress

Intussen woont het gezin Stubbe bijna twaalf jaar in Saint-Riquier. Het hotel verkochten ze vorig jaar. “De hotelbusiness is heel zwaar. Het is zeven dagen op zeven werken. En in een klein hotel – we hadden elf kamers – moet je bijna alles zelf doen. Mijn vrouw, die het hotel runde, had het na tien jaar wel gezien.”

In 2001 nam het gezin zijn intrek in het Maison de Napoléon. Marc Stubbe heeft er zijn advocatenpraktijk ondergebracht. De twee oudste zonen studeren aan de universiteit, de jongste zit in zijn année de bac. De Stubbes voelen zich intussen goed ingeburgerd in Saint-Riquier. “Maar,” zegt Stubbe, “dat heeft toch wel wat tijd gevraagd. De dorpelingen hebben lang afstand gehouden. Na de aankoop van Maison de Napoléon hebben we een plotse ommezwaai vastgesteld. Blijkbaar hebben ze toen beseft: die gaan hier blijven. Via de kinderen, die school lopen, leer je ook wel gemakkelijker mensen kennen.”

Leeft het gezin Stubbe hier nu anders dan in Brugge? “Er is hier veel minder stress,” antwoordt Stubbe beslist. “De Fransman is een levensgenieter. De Fransen gaan ‘s middags graag op restaurant. En ‘s avonds nemen ze uitgebreid de tijd voor een apéro. Wij Vlamingen leunen meer aan bij het Scandinavische model: tijdens de week hard werken en in het weekend alle remmen los. Een Fransman geniet heel de week. Dat spreekt me wel aan. En ook de ruimte die je hier nog hebt, werkt rustgevend op mij.”

In zijn boek Vivre en France gidst Stubbe de lezer door de juridische en administratieve regels voor het kopen en bouwen van een woning in Frankrijk. Vooral de bouwmentaliteit wijkt sterk af van de onze, zo ondervond en beschrijft Stubbe. Maar leven in Frankrijk of België, is in se niet zo verschillend. Een cultuurschok hoef je in Frankrijk niet te vrezen. Dat, en de geringe afstand, maakt dat een verhuis naar Frankrijk nu ook weer niet zo’n grote stap is. “In België lopen we bijvoorbeeld hoog op met de kwaliteit van onze gezondheidszorg,” merkt Stubbe op. “Welnu, ik weet uit ervaring dat de Franse gezondheidszorg minstens even goed is.”

Toch laat Stubbe zich ook kritisch uit over zijn nieuwe thuisland. “Frankrijk is een land met een zeer zware administratie. Dat zet soms echt een domper op de levenskwaliteit. En op gastronomisch vlak is Frankrijk er onmiskenbaar op achteruitgegaan. De Fransen gaan graag en veel op restaurant, maar het mag geen geld kosten. Het resultaat is dat veel restaurateurs met diepvriesproducten en etenswaren uit blik werken. Jammer, want ze hebben hier natuurlijk schitterende verse producten.”

Chambres d’hôtes: dromen zijn bedrog

Een deel van Maison de Napoléon was tot twee jaar geleden ingericht als chambres d’hôtes en annex van het hotel. In zijn boek wijdt Stubbe een hoofdstuk aan het runnen van gastenkamers. Nochtans staat hij sceptisch tegenover dit fenomeen. “Ik heb erover geschreven omdat het nu eenmaal een droom is van veel Vlamingen en Nederlanders. Maar ik vrees dat hun verwachtingen soms weinig realistisch zijn. Je kunt niet leven van de inkomsten van een chambres d’hôtes. De gemiddelde bezettingsgraad van een chambres d’hôtes bedraagt 16,5 weken per jaar. Er is ook een overaanbod van gastenkamers. Hier in Saint-Riquier, een dorpje met amper 1200 inwoners, zijn er maar liefst vier chambres d’hôtes.”

Stubbe wijst erop dat de Franse overheid de creatie van chambres d’hôtes heeft gestimuleerd. De buitenlanders zorgden er immers voor dat vervallen boerderijtjes mooi werden opgeknapt. En, een beetje atypisch Frans, bestaat er ook nauwelijks een reglemententering rond gastenkamers. “Maar dat begint te veranderen,” stelt Stubbe. “Er komt immers meer en meer verzet vanuit de reguliere hotelsector. In het departement van de Vienne zijn er al inspecties geweest. Ik verwacht dat andere departementen dat voorbeeld snel zullen volgen.”

Marc Stubbe, Vivre en France – Een praktische handleiding over het verwerven en bezitten van vastgoed in Frankrijk. Roularta Books, 240 blz., 29,90 euro.

Laurenz Verledens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content