Een generatiekloof op de werkvloer
Niets menselijks is de huidige werknemer vreemd. Zij is bekommerd als haar baby ziek is, ze wordt liever goed betaald dan slecht; hij vloekt als zijn auto niet wil starten en heeft liever een geduldige baas dan een zenuwpees. Toch verschillen de huidige jonge werknemers van de vorige generaties werknemers op vier vlakken. Het is uiteraard geen kwestie van zwart of wit, maar de verschillen zijn toch opvallend genoeg om er bij het personeelsbeleid rekening mee te houden.
De moderne werknemer is beter geschoold, en vooral beter geïnformeerd dan zijn voorganger. Dit leidt al decennia in alle plaatsen van de wereld tot sterk toegenomen individualisering . Niet de groep, niet de clan, niet de familie is de norm der dingen, maar het eigen ego. We leven wereldwijd al jaren in een ik-cultuur. Deze tendens heeft de Berlijnse Muur doen vallen, bevordert de vrije markt, doet individuele sporten steeds aan belang winnen en maakt het huwelijk steeds minder stabiel.
Ook louter demografische factoren maken dat het individu steeds meer alleen staat. Kleine gezinnen met slechts één kind worden hoe langer hoe minder een uitzondering. Maar na enkele generaties krijg je dan kinderen die geen ooms of tantes hebben, geen neven of nichten.
Moeizame socialisering.
Individualisering en moeizame socialisering gaan hand in hand. Men richt zich steeds minder naar de groepsnorm, naar wat anderen van ons verwachten. Dit ligt mede aan de basis van fraude, verkeersagressie, stress op scholen, pesten. De apathie van de massa tegenover de common wealth, de steeds lagere participatiegraad bij verkiezingen zijn eveneens uitingen van deze tendens.
Deze generatie hecht zonder meer veel belang aan onafhankelijkheid, professionalisme. Ze zijn graag zelfstandig, letterlijk en figuurlijk. Ze vormen de drijvende kracht achter al de dynamische nieuwe kleine bedrijven, want ze hebben het moeilijk met een baas. Ze houden niet van grote machtsafstand. Ook al hebben ze een bediendencontract, ze lijken meer op de arts of de advocaat van de jaren vijftig dan op de bediende uit deze periode. Hun loyaliteit gaat uit naar zichzelf, ze blijven trouw aan een beperkt aantal waarden en aan een kleine in-groep. Al wat daarbuiten valt, kan hen maar weinig boeien. Ze zullen wel solidariteitsacties steunen, omdat ze zich aangesproken voelen en niet blind zijn voor menselijk leed, maar het liefst houden ze het gezellig. Comfort is uiterst belangrijk en dit is uiteraard goed nieuws voor alle soorten consumentenproducten, variërend van thuisbioscoop tot cabrio. Alles wat de individuele ervaring optimaliseert, scoort zeer hoog: film, reizen, restaurants, kicks, concerten. Genieten is zeker geen taboe, wat dan weer goed nieuws is voor fitnesscentra, schoonheidsproducten en traiteurs.
De leegte die de middelgrote groep niet invult, wordt ingevuld door een hang naar een gemeenschap. De mens is immers een sociaal dier bij uitstek. Hij is niet gemaakt om alleen te zijn. Plaatsen waar het gemeenschapsgevoel kan worden uitgeleefd, scoren dan ook zeer hoog: megadancings, opendeurdagen, reuzeconcerten, massaspektakels. Ook modeverschijnselen blijven zeer sterk; alleen duren ze minder lang.
Virtualisering.
We kennen de eerste generatie die is opgevoed met de (spel)computer. Virtueel is echt geworden. Als het niet op het scherm kan, bestaat het niet. Steeds meer besta je maar echt als je een eigen e-mailadres hebt, een gsm, als je organisatie een webpagina heeft. Wat betekent het als je bent opgegroeid met de zondagochtend tekenfilms terwijl de ouders sliepen, met Doom of met de virtuele goudvis? Je wereld is er zeker nog wat individueler op geworden. Alleen voor je scherm kan je alleszins pret beleven. Virtueel is snel, opwindend en fun. Het is een snelle generatie, die houdt van snelheid, die gewoon is aan onmiddellijke feedback. De allerbeste manier om deze generatie te motiveren is razendsnel te reageren. Zo hebben ze steeds geleerd. De computer is immers de meest onverbiddelijke, duidelijkste en vooral snelste leermeester. Daartegenover zijn ouders en scholen lamlendig traag. Hun feedback komt meestal uren na de feiten. Ondertussen is de wereld al weer veranderd.
Je bent uiteraard ook lid van verschillende virtuele gemeenschappen. Je surft van babbelgroep naar babbelgroep, je hebt virtuele vrienden op duizenden kilometer van huis, of ze wonen om de hoek, maar je hebt er nog nooit mee gesproken.
Het gevoel.
We zijn in een emo-economie beland, waar individuele emoties je dag kleuren. Een product moet een verhaal vertellen. De consument moet een ervaring hebben. Je consumeert niet gewoon de dingen, je krijgt een experience, je draagt geen jas, maar krijgt het x-gevoel, je drinkt geen frisdrank, maar bent lid van de y-generatie, je eet geen boterham, maar proeft de gezondheid. De emoties zijn weinig echt, want voor de echte emoties loop je wat weg in de pillen, de drank, de consumptie. De belangrijke emoties zijn degene die je ervaart in de soaps, bij de aankoop, op reis. De individuele virtuele emotie. Werk zal dan ook steeds meer een emo-ervaring moeten bieden, een mogelijkheid om iets mee te maken, oppervlakkige contacten te leggen of om het gezellig te houden.
Is dit doemdenken?
Het beeld van deze moderne burger lijkt wel erg negatief. Maar men mag niet vergeten dat men vergelijkt met een sterk geromantiseerd beeld van een sociaal-voelend, authentiek, met de natuur verbonden, altruïstische persoon. Deze heeft nooit bestaan. Ons beeld is (voor de duidelijkheid) eenzijdig; men vergelijke het echter met een even eenzijdig beeld van het verleden! Men vergelijke de werknemer 2000 met deze van 1950: ontzettend naïef, lichtgelovig, in de ban van schuldgevoel en zondebesef, gevangen in huwelijken waar de vrouw gehoorzaamheid aan de man verschuldigd was, niet van de kerktoren weg te slaan, een verstikkende sociale druk, geen recht op eigen mening, en waar kinderen zwijgen aan tafel.
marc buelens
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier