Een bewijs van goed gedrag

Het Europees Parlement kan ermee leven dat Europese ondernemingen elders winst gaan maken, maar dat ze het een beetje deftig doen.

Ondernemen is niet alleen een kwestie van geld verdienen. En ook al is het daar uiteindelijk om te doen, toch kan u er maar beter voor zorgen dat er niks aan te merken valt op uw gedrag. Want daar wordt door de buitenwereld en de klanten steeds meer aandacht aan besteed.

De regels worden uitgeschreven in gedragscodes, die voor een hele sector gelden of voor individuele bedrijven. Het waarmerken gebeurt door organisaties voor ethisch of duurzaam ondernemen.

De toepassing van de gedragscode en de controle hierop is niet even eenvoudig en dat is zeker niet altijd een zaak van kwade wil. Het Europees Parlement zal half november de bespreking ten gronde aanvatten over de EU-gedragscode voor Europese ondernemingen die actief zijn in ontwikkelingslanden. In de komende maanden wordt ook een reeks studiedagen rond dit thema georganiseerd.

Bedrijven willen ook graag worden erkend als verdedigers van sociaal verantwoord en milieuvriendelijk ondernemen met respect voor de rechten van de mens. En dit uit overtuiging of om te voorkomen dat ze door een of andere drukkingsgroep voor heel te wereld te kijk worden gezet omdat ze gebruikmaken van kinderarbeid, de werknemers onleefbaar lage lonen betalen, zwangerschapstests laten uitvoeren of het regenwoud vernietigen.

Niet van gisteren.

De discussie over het gedrag van ondernemingen in ontwikkelingslanden dateert niet van gisteren en volgt de verschuiving van de productie in de wereld. Zo werden de eerste problemen en acties ondernomen in arbeidsintensieve sectoren – zoals textiel en schoeisel – die uit de industrielanden wegtrokken en zich vestigden in het Verre Oosten, waar tegen een veel lagere kostprijs wordt gewerkt. Dezelfde problematiek rees daarna ook bij de distributiebedrijven, die zich in die landen bevoorraden.

De globalisering bracht een extra dimensie. Een aantal drukkingsgroepen acht de grote multinationals, die vaak een omzet halen die meerdere malen het bruto binnenlands product (BBP) van een groep ontwikkelingslanden overtreft, verantwoordelijk voor een aantal mistoestanden. Meer nog verwachten ze van hen dat ze zich actief inzetten voor het verhogen van de welstand, het uitroeien van kinderarbeid, het opzetten van werknemersvertegenwoordiging…

Dat die ngo’s niet erg oplopen met wat totnogtoe werd gerealiseerd, mag blijken uit de protestbetogingen naar aanleiding van de vergadering van de Wereldhandelsorganisatie ( WHO) in Seattle en andere manifestaties die sindsdien worden gehouden bij elke conferentie van enige omvang en betekenis.

In de steek gelaten.

De aandacht voor het gedrag van de bedrijven in de goedkope landen wordt ook gevoed door de wrevel over het verlies aan economische activiteit en arbeidsplaatsen in de traditionele industrielanden. Men kan er zich wel bij neerleggen dat een onderneming wegtrekt, maar alleen als er op het gebied van fatsoen toch wat minimumnormen worden nageleefd.

Dat alles leidt ertoe dat bedrijven worden beoordeeld, niet alleen op basis van de gerealiseerde winsten, die immers het gevolg zouden kunnen zijn van uitbuiting, maar ook op basis van hun capaciteit tot duurzaam ondernemen. Ethisch verantwoord produceren of laten produceren in ontwikkelingslanden is daar een onderdeel van.

Bedrijven die goed handelen hebben een betere toekomst, ze zouden op de beurs met een hogere waardering worden bedacht.

Europese gedragscode.

Er bestaat dus al een groot aantal gedragscodes, al dan niet per sector, maar ook internationale organisaties zoals de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ( Oeso) heeft een Code of Conduct for Multinational Enterprises uitgewerkt. Het Comité voor Samenwerking en Ontwikkeling van het Europees Parlement besliste in januari 1999 dat er nood was aan een Europese gedragscode voor ethisch ondernemen. Het zou een geheel van minimumvereisten zijn met betrekking tot het milieu, de veiligheid en gezondheid op het werk, het verbod op kinder- en dwangarbeid, respect voor de rechten van de vrouw en de inheemse bevolking en de basisrechten van de mens. Belangrijk daarbij is dat er een onafhankelijke organisatie aan zou worden verbonden die nagaat of de gedragscode wordt nageleefd. Deze organisatie zou vertegenwoordigers van de industrie, vakbonden, drukkingsgroepen en ontwikkelingslanden samenbrengen. De bedoeling is in hoofdzaak ideeën en best practices uit te wisselen, maar men zou er ook ondernemingen publiekelijk aanklagen voor onethisch produceren en handelen.

Niet eenvoudig.

In organisaties zoals het European Business Network for Social Cohesion zijn al enkele multinationals actief die het duurzaam en ethisch ondernemen onderschrijven en ook op die manier erkenning krijgen. Maar het lidmaatschap is geen garantie en de bedrijven worstelen in de praktijk zelf nog met aangepaste opvolging en toepassing van de principes. Niet omdat ze het niet menen, maar omdat principes in ontwikkelingslanden niet altijd even eenvoudig toepasbaar, laat staan afdwingbaar zijn. Bedrijven beseffen maar al te goed dat bepaalde zaken nooit voldoende argument kunnen zijn om kritiek wegens onethisch gedrag te voorkomen.

Het opstellen van een gedragscode is slechts een begin. Het echte werk begint daarna.

huib crauwels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content