De onvrije markt
In een kleine, open economie als België moeten bedrijven vechten voor hun brokken. De meeste toch, want de vrije markt werkt niet overal perfect. Kartelvorming valt echter moeilijk te bewijzen. Waar rook is, brandt daarom nog geen vuur.
Waar stopt de concurrentie en begint een kartel? Een correct antwoord op die vraag is niet zo gemakkelijk te formuleren. Wat van buitenaf gezien een oligopolie is, is daarom nog geen nest van kartelvorming en prijsafspraken. Tussen dat handjevol bedrijven kan net zo goed moordende concurrentie bestaan.
Een recente screening van 613 Belgische sectoren door het Prijzenobservatorium van de federale overheidsdienst Economie levert daardoor soms verwachte, maar ook verrassende resultaten op. De telecomsector behoort tot de usual suspects, die kwetsbaar zijn voor “een minder efficiënte marktwerking”, zoals de screening het noemt. Maar ook de productie van biogas blijkt zeer kwetsbaar. Op een schaal van 0 tot 1 – waarbij 0 staat voor een goede marktwerking en 1 voor het tegendeel – haalt biogas een score van maar liefst 0,82, onder meer door zijn kapitaalintensiteit. Nieuwkomers kunnen niet zomaar het geld neertellen voor een biogascentrale, wat de toetredingsdrempel verhoogt en de concurrentie dempt.
Maar daarom is de biogasproductie nog geen kartel. De sector maakt niet eens winst, wat je nochtans zou verwachten van een kartel. “Alle biogascentrales in België draaien met verlies”, zegt André Jurres, de CEO van de groenestroomproducent NPG energy. “Tussen december en maart zijn de elektriciteitsprijzen met liefst 40 procent gezakt.”
Een groot marktaandeel zegt evenmin iets over mogelijke kartelvorming. In de sector van de verhuur van vrachtschepen hebben drie bedrijven zowat 75 procent van de markt in handen, volgens het Prijzenobservatorium. Met een score van 0,72 loopt de sector gevaar voor kartelpraktijken, althans op papier. In werkelijkheid geldt het tegenovergestelde. “Door het overaanbod van schepen is de huurder de baas”, zegt Wilfried Lemmens, de gedelegeerd bestuurder van de Koninklijke Belgische Redersvereniging. “Om uit de kosten te komen, moet de reder 15.000 à 20.000 dollar per dag aanrekenen voor zijn vrachtschip. Op de markt krijgt hij amper 5000 à 8000 dollar.”
Concentratie
Toch heeft de Belgische concurrentiewaakhond BMA (Belgische Mededingingsautoriteit) de handen vol. Niet met de ontmanteling van kartels, wel met het voorkomen ervan. “De concentratie van bedrijven in eenzelfde sector is een almaar grotere zorg”, zegt Jacques Steenbergen, de voorzitter van BMA. “Denk maar aan de overname van Delhaize door Ahold in de distributiesector, of die van Base door Telenet in de mobiele telefonie. Om de marktwerking te vrijwaren, onderwerpen we zo’n overname vaak aan voorwaarden.”
Als het effectief tot kartelvorming en overdreven prijzen komt, moet de BMA opnieuw ingrijpen, maar dat ligt niet voor de hand. “Het is zeer moeilijk te bepalen wanneer een prijs te hoog is”, zegt Steenbergen. “Een onderneming heeft het recht winst te maken. Maar wat is een normale winst? Een winstmarge van 2 procent is behoorlijk voor een supermarktketen, maar ontoereikend voor een farmabedrijf, dat zware onderzoeks- en ontwikkelingskosten heeft. En een bedrijf dat vandaag grote winsten binnenhaalt, kan morgen zware verliezen lijden.”
De winsten van de grote bedrijven in België zijn in elk geval sinds 2008 aan het zakken, onder druk van de crisis, schrijft de Nationale Bank van België (NBB) in haar Economisch Tijdschrift van december. Vooral de industriële bedrijven hadden daarmee af te rekenen, al liet 2014 een voorzichtig herstel zien. In de rest van Europa is de toestand niet veel beter (zie De magere winsten in Europa).
In de Verenigde Staten is dat anders. Te veel bedrijven maken er te lang te vette winsten (lees ook blz. 34). Daar is de concentratie vergevorderd in een aantal sectoren. Het grootste deel van de markt is er in handen van enkele bedrijven. Ook Europa kent concentratie, maar die is veel onschuldiger, oordeelt Alexis Walckiers, de hoofdeconoom van de BMA en hoogleraar economie aan de ULB. “Hier zie je meer grensoverschrijdende overnames, niet met de bedoeling de markt te controleren, wel om in een groter deel van de Europese Unie actief te zijn. Het is een logisch gevolg van de eengemaakte markt.”
Lobbying
Voor de consument had de eengemaakte markt een zegen moeten zijn, met meer concurrentie en lagere prijzen in de winkel. Maar dat is anders uitgedraaid, zeker voor de Belgen. Enkele jaren geleden bleek uit een studie van de federale overheidsdienst Economie dat identieke consumentenproducten ongeveer 10 procent duurder waren in België dan in Nederland en Duitsland, en 7,5 procent duurder dan in Frankrijk. “Verschillen in fiscaliteit en loonkosten zijn slechts een gedeeltelijke verklaring voor dat fenomeen”, zegt Walckiers. “Een andere verklaring is prijsdiscriminatie. Coca-Cola rekent in de ene lidstaat een hogere prijs aan dan in een andere. Dat consumentengiganten als Coca-Cola, Unilever en Procter & Gamble oligopolisten zijn, is misschien veel gezegd, maar ze hebben een grote marktmacht.”
De toestand is er niet op verbeterd. Het jongste jaarverslag van het Prijzenobservatorium meldt dat de prijzen van bewerkte levensmiddelen in België tussen 2008 en 2015 met 14,5 procent gestegen zijn, tegen gemiddeld slechts 10,1 procent in de drie buurlanden, alles gerekend bij constante belastingtarieven. Het jaarverslag noemt ‘intensiteit van de concurrentie’ als een van de verklaringen, naast hogere aankoopprijzen.
Ook in andere sectoren is het leven net iets te knusjes. In de preambule van haar jaarverslag 2015 spreekt de NBB over de behoefte aan meer concurrentie in “de netwerkindustrieën en sommige dienstensectoren”, waar “de inflatie hardnekkig hoog blijft”. Dat laatste is slechts deels het gevolg van overheidsmaatregelen zoals de verhoging van indirecte belastingen. Ook ondermaatse productiviteit en margeverbreding spelen een rol, niet bepaald tekenen van een harde strijd op de markt.
De NBB noemt geen sectoren bij naam, maar Erik De Keuleneer, hoogleraar economie aan de ULB, hoeft niet lang na te denken. “De tarieven voor het transport en de distributie van elektriciteit zijn veel te hoog in België, zelfs als je de belastingen en de heffingen buiten beschouwing laat. Ook tv-distributie is te duur. Kon ik als Belg maar profiteren van de goedkope tv- en telecomtarieven in Frankrijk. En de banken maken dan misschien geen winst meer op deposito’s, hun marges op kredieten zijn serieus gestegen. De banken stellen het nog altijd goed in ons land.”
Politieke connecties en efficiënte lobbying maken vaak dat bedrijven hun mooie leventje lang kunnen volhouden. Politieke daadkracht kan daar een abrupt einde aan maken, leren twee cases in de jongste editie van het handboek macro-economie van de Gentse econoom Freddy Heylen. Een eerste is de nieuwe telecomwet in 2012, waardoor gsm-abonnees na zes maanden gratis konden overstappen naar een andere operator. In datzelfde jaar trad ook Telenet toe tot de mobilofoniemarkt. De gevolgen laten zich raden, schrijft Heylen. Het maandelijkse klantenverloop lag eind 2012 ruim 150 procent hoger dan in het begin van dat jaar. En er volgde een prijzenoorlog. Een uitgaande belminuut kostte een jaar later al 18 procent minder.
Op de energiemarkt – officieel geliberaliseerd in het vorige decennium – kwam pas beweging toen de gewestelijke energieregulatoren in 2011 hun online V-test lanceerden. Iedereen kon voor zichzelf de gunstigste leverancier bepalen. Volgens Heylen ging het hek helemaal van de dam in 2012, met de afschaffing van de verbrekingsvergoeding bij de overstap naar een andere energieleverancier. Nieuwe leveranciers traden toe tot de markt, en het klantenverloop steeg. Het aandeel van Electrabel op de Vlaamse elektriciteitsmarkt dook van 63,9 procent in 2011 naar 41,3 procent in 2015. En de prijzen zakten, uiteraard.
Cultuur
Prijsverlagingen in belangrijke sectoren als de telecom en de energie verhogen de koopkracht en zorgen op termijn voor jobs, schrijft Heylen nog. In deze tijden van besparingen kan dat tellen. Het toont meteen het economische belang van goed werkende markten aan. Of de economische schade door slecht werkende markten. Bij haar opmerking over de hardnekkige inflatie in een aantal dienstensectoren waarschuwt de NBB ook voor de nefaste gevolgen voor bedrijfstakken die aan concurrentie blootgesteld zijn. Zij moeten gebruikmaken van de dure diensten.
Het werk is nog lang niet af. Walckiers verwijst onder meer naar de regulering die beroepen als notaris en apotheker beschermt. “In mijn straat zijn vier apothekers, maar er is slechts één bakker en één slager over. Is dat normaal? Bescherming bemoeilijkt innovatie. Hoe kun je in zulke omstandigheden een nieuwe manier van werken uittesten op de markt? ”
Het echte probleem zit in de hoofden, volgens Steenbergen. “Mededinging zit niet in onze cultuur. Belgen houden van gezellig samenzijn, harde concurrentie vinden we niet netjes. Er is nog veel werk aan de winkel, vooral bij de kleinere bedrijven. Er zijn best wel kmo’s die stevig concurreren met elkaar. Maar niet allemaal.”
Jozef Vangelder
“Mededinging zit niet in onze cultuur. Belgen houden van gezellig samenzijn, harde concurrentie vinden we niet netjes” Jacques Steenbergen, BMA
“De tarieven voor het transport en de distributie van elektriciteit zijn veel te hoog in België, zelfs als je de belastingen en de heffingen buiten beschouwing laat” Erik De Keuleneer, ULB
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier