De kust moet kiezen
Het “product kust” is in België dertig jaar lang blijven stilstaan. De dagjesmensen spoelen met massa’s tegelijk aan, maar de verblijfstoeristen waaraan de kust veel meer verdient zijn naar de goedkope Spaanse bestemmingen getrokken. Het snelle profijt moet nu plaats maken voor kwaliteit en diepgang. Of is het al veel te laat ?
Geen treffender beeld van Oostende dan het verkeersvrije deeltje van de Vlaanderenstraat, in het hartje van de stad : juwelier Bourgois moet naast zich een verkoper van ijsjes dulden, opticien Dresen doet zijn best om zijn imago op te houden naast een snacktent. Oostende is al lang geen Koningin der Badsteden meer. Voorbij is de tijd dat het casino over een eigen orkest beschikte dat dagelijks opvoeringen gaf, ook ‘s winters. Voorbij zijn de rechtstreekse treinverbindingen met Parijs. Vanaf de jaren ’60 viel de stad ten prooi aan de congé payé. Voor het eerst hadden de Belgen vrije tijd, wat spaarcenten en een eigen auto. Het massatoerisme palmde Oostende in, en van daaruit de rest van de kust. Onder druk van de vraag naar verblijfsaccomodatie schoten de grondprijzen de lucht in. De villa’s en appartementen in frivole neostijlen moesten wijken voor een betonnen muur een Atlantic Wall van 25 meter hoog en duizenden appartementen. Triest hoogtepunt voor de hele kust was de bouw van de Oostendse appartemententoren Europacentrum, op de grondvesten nog wel van het oude stadstheater.
Maar de zaken draaiden goed, jarenlang. De Vlaamse massatoerist was immers nog niet veel gewoon, en dus met weinig tevreden. Overdag op het strand een ijsje of een boule de Berlin, ‘s avonds vertier in de eindeloze rij tavernes, snackbars, dancings en later lunaparken. Voor de handelaars was het niet moeilijk. In september werd de zaak (letterlijk) dichtgetimmerd met houten planken of minstens met krantenpapier afgeplakt, om met Pasen terug open te gaan. Meer hield het niet in, de Belg bleef toch komen.
Vandaag blijft de Belg
steeds meer weg. De Belg wil nu tijdens zijn vakantie rust en natuur, sport en cultuur, gezellige geveltjes en mooie architectuur, fitnesscentra en sauna’s, en andere fijne dingen die hij leert van de televisie of uit de tijdschriften. Kortom, de Belg wil alles wat hij aan onze kust niet vindt.
Uiteraard is dit een grove veralgemening. Aan de kust hebben altijd kwaliteitsoorden bestaan, en er zijn ook andere redenen waarom de Belgen (die nog steeds 80 % van het kustcliënteel uitmaken) wegblijven. Door toegenomen mobiliteit en communicatie verruimde de horizon van de Belg die steeds exotischer oorden opzoekt, de touroperators beconcurruren elkaar met goedkope buitenlandse bestemmingen, en de kust, afgesteld op het klassieke gezin, kan niet echt overweg met de nieuwe gezinstypes. Bovendien hield de economische crisis lelijk huis in de middenklasse.
De cijfers van het West-Vlaams Economisch Studiebureau ( WES) zijn hard : sinds zijn piek in ’91 is de toeristische index, een graadmeter van de toeristische activiteit in de kust en het achterland, aan het afglijden. Sinds datzelfde jaar is het aantal lange vakanties van de Belgen aan de kust beginnen dalen in absolute aantallen, en sedert ’85 ook in marktaandeel : van 20,8 % tot 15,8 % in ’94 (zie grafiek). Het verlies van de hoofdvakanties zou niet zo erg zijn als de kust dit kon goedmaken met de tweede of derde vakanties, maar ook dat is niet het geval. Het aantal korte vakanties is in absolute aantallen sedert ’85 wel voortdurend gestegen, maar is sinds ’88 marktaandeel aan het verliezen (zie grafiek). Dat alles heeft gevolgen. Terwijl de overnachtingen in de kusthotels nog redelijk groeien profiterend van absolute stijging van de korte vakanties is het appartemententoerisme in enkele jaren met 25 % in elkaar gezakt.
Waarheen moet het nu met het product kust ? We bekeken en vergeleken Oostende, Blankenberge en Oostduinkerke.
De dronken Britten zijn weg
De tentoonstelling Van Ensor tot Delvaux van het Provinciaal Museum voor Moderne Kunst heeft de winter voor de Oostendse restaurants en hoteliers op een zomer doen gelijken, een bewijs dat cultuur met grote C ook voor een badplaats kan werken. Hetzelfde probeerde Geert Declerck, directeur van de Oostendse toeristische dienst, vorige week met het theaterfestival Theater aan Zee. Wat niet betekent dat Oostende opnieuw elitair moet worden. “Oostende mag gewoon niet selecteren,” zegt Declerck. “Het is een stad en die heeft nu eenmaal een gevarieerd publiek. We moeten ze allemaal tevreden proberen te stellen. Rust en stilte kan ik de toerist niet beloven, want dat hebben we niet, maar al het andere wel.” Kortom, de unique selling position van Oostende is : stad aan zee. Het biedt de voordelen van de zee stranden, sport, recreatie en tegelijk die van een grootstad gastronomie, shopping, cultuur. Dat bleek ook uit de antwoorden op de vraag Waarom komt u naar Oostende ? in een enquête van de toeristische dienst. Naast voorspelbaarheden (stranden, visrestaurants, zeilen…) waren er ook verrassingen. “De zondagsopening van de winkels werd sterk geapprecieerd, ook al vond je hier niet het chique assortiment van Knokke,” zegt Declerck. “Mensen kwamen ook voor het vissershavengebeuren de boten, de meeuwen, en zo meer en ook voor de gokscène met het casino en de paardenwedrennen.”
Dus, een stad voor iedereen, niet elitair, maar ook niet vulgair. Nog niet lang geleden wilden de Franse en Duitse operators op de Londense World Travel Market geen groepsreizen naar Oostende kopen van Declerck. Oostende was immers de stad waar dronken Britten staan te kotsen op straat. Halfweg de jaren ’80 maakten de Britten liefst de helft van de hotelcliënteel in Oostende uit. Vandaag nemen ze nog steeds ongeveer 30 % voor hun rekening, maar de tijd van de groep Britse postbodes die zonder hun vrouw naar Oostende afzakten om zich eens lekker te laten gaan, is voorbij. “Eigenlijk blijven de Britten al vanaf ’75 weg,” zegt Michel Bero, van het hotel Bero Tulip Inn en voorzitter van de Horeca Middenkust. “Het pond verzwakte en de Britse economie deed het steeds slechter. Vanaf de jaren ’80 trad in Oostende een nieuwe generatie hoteliers aan die investeerde in kwaliteit. Daardoor werden we verplicht onze tarieven aan te passen.” De Britse ervaring wijst nog maar eens op het gevaar van selectie, volgens Declerck : “De Haan bijvoorbeeld kan het zich veroorloven de Fransen buiten te houden om zijn Duitsers tevreden te stellen. Maar wat als de Duitse economie het slecht doet onder druk van de eenmaking of als de mark deprecieert in het zicht van een zwakke euro ?”
Hét probleem van Oostende,
vinden Declerck en vele anderen, is de decennialange afwezigheid van een echt beleid, laat staan een toeristisch beleid. Nochtans heeft Oostende alles om te slagen : een maritieme haven, een luchthaven, spoor- en kanaalverbindingen, een autosnelweg tot bijna in het centrum, een hippodroom, een casino, koninklijke domeinen, zee en strand… Burgemeesters overleefden zichzelf in hun functie en bestuurden de stad zoals zij dat wilden, de bevolking liet begaan.
Maar er lijkt iets los te komen bij de Oostendenaars, zoals bleek uit het publieke protest tegen de renovatieplannen voor het casino. En er is voor het eerst een beleid, met een daadkrachtige nieuwe burgemeester. De zeedijk wordt vernieuwd, verschillende lanen worden heraangelegd, de visserskaai en het stationsplein krijgen een nieuwe look, de oosteroever met het Fort Napoleon en het vroegere militair hospitaal worden gerestaureerd en toeristisch ontwikkeld.
Afwachten of de privé-sector volgt. Velen kijken daarvoor naar Aimé Desimpel. Deze zakenman en VLD-politicus was al vertrouwd met Oostende via zijn bindingen met de voetbalclub, zijn bestuursmandaat in het havenbedrijf en zijn aandeel in Seastar, dat zee-excursies organiseert. Recentelijk kreeg Desimpel enkele toeristische sleutels in handen : een meerderheid in de nv Koninklijke Renvereniging die de hippodroom en zijn vele hectaren grond bezit, en 33 % in het viersterrenhotel en congrescentrum Thermae Palace, waarvan hij ook bestuursvoorzitter is. Gezegd wordt dat Desimpel over twee jaar de rest van de aandelen van het Thermenhotel zou overnemen. Geruchten wilden dat Desimpel ook de buitengordel van het casino wou kopen om er appartementen te bouwen, maar zelf ontkent hij dat. De hippodroom en het Thermenhotel voegt Desimpel toe aan zijn leisure-groep ADS, waartoe onder meer domein De Vossenberg in Hooglede en de Abdijhoeve Oudenburg behoren. Naar eigen zeggen startte hij de procedure om de tribune en de aanpalende gebouwen van de hippodroom te klasseren. Zal Desimpel Oostende iets van zijn vroegere grandeur teruggeven ? “Ik wil de hippodroom opengooien voor het brede publiek,” zegt Desimpel. “De wedrennen blijven, maar er komen ook nieuwe spektakels in het teken van het paard. Voorts heb ik nog dertig, veertig andere ideeën : een ijspiste, een speelplein, bloemenshows…” Vastgoedprojecten op de terreinen van de hippodroom zitten er volgens Desimpel niet in, althans niet op korte termijn. “Eerst moet de hippodroom winst maken.” Dat kan misschien al met het eerste wapenfeit : een optreden van Michael Jackson eind deze maand.
Vernieuwing zonder grote doctrines
Wie in geen jaren het “product Blankenberge” zag, wrijft zich de ogen uit. Straten en pleinen zijn heraangelegd, gevels gerestaureerd, het casino vernieuwd. De armtierigheid van vroeger is weg. Naast het station is een gloednieuwe parking, en de straten in de wijken rond het centrum kregen een opsmukbeurt. Eind de jaren ’80 haalde Blankenberge, volgens studies van de UG-professor Georges Allaert, van alle kustgemeenten de laagste score in zowat alles : investeringen, omzet, toegevoegde waarde, werkloosheid. Dat is nu anders. Een updating van de studie voor ’96 geeft een tweede plaats in evolutie van omzet en toegevoegde waarde, en een eerste in de verhouding investeringen/toegevoegde waarde. Prijzen van appartementen zitten in de lift en de toeristen komen : volgens het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) is het aantal overnachtingen in Blankenberge tussen ’92 en ’95 met een derde gestegen, terwijl er aan de kust als geheel een daling was van 10 % (al waarschuwt het WES dat deze cijfers niet foutloos zijn). Tijdens de winter gaat de stad niet meer dicht, en van alle kustgemeenten koos de Britse groep Vardon Attractions Blankenberge uit om er haar zeevissenattractiepark Sealife Center te bouwen.
Een toverformule had burgemeester Ludo Monset (VLD) niet. “Gewoon als gemeentebestuur het voorbeeld geven, het geld daarvoor vastkrijgen en dan zorgen dat de privé-sector volgt.” Dat geld verkreeg Monset door privatisering, herschikking van de belastingen en later door terugverdieneffecten van het groeiende privé-initiatief. Zo ging het beheer van het OCMW-ziekenhuis voor 450 miljoen naar Caritas, de waterregie voor 150 miljoen naar Electrabel. De burgemeester rekende uit dat de gewone Blankenbergenaar jaarlijks 5000 frank meer aan toerisme betaalde (grotere bemanning van politiekorps en technische dienst enzovoort) dan hij eraan verdiende, en legde daarom de lasten op de lusten : de taks op tweede verblijven ging omhoog “de waarde van hun appartement is volgens Anhyp tussen ’89 en ’94 toch met 46 % gestegen” hetzelfde gebeurde met de belasting op vertoningen en vermakelijkheden, op lichtreclames, terrassen enzovoort.
Het privé-initiatief kreeg Monset op gang door een versoepeling van reglementeringen zo verzachtte hij het parkeerregime in het toeristisch centrum, “tegen de trend in” en door een kortstondig, maar zwaar subsidiëringsbeleid. “Kreeg een hotelier van Toerisme Vlaanderen een investeringspremie, dan gaven wij hem er 15 % bovenop. Een handelaar die zijn zaak renoveerde, kreeg 10 % op voorwaarde dat hij zijn gevel restaureerde.” Ook particulieren konden zo’n gevelpremie bekomen. Een informatiecampagne voorlichtingsvergaderingen, brieven aan doelgroepen, pers deed de rest. “Ik ging ook zelf de boer op. Zeg Pol, wist je dat je geld kunt krijgen om je gevel te vernieuwen ? Zo eenvoudig is dat. In een kleine gemeente moet je niet afkomen met grote doctrines.” In Blankenberge klikt het tussen de politiek, de bevolking en de privé-sector, volgens professor Allaert, zelf een Oostendenaar. “In Oostende maken bevolking, bedrijfswereld en politiek voortdurend ruzie met elkaar.”
Burgemeester Monset denkt wel eens aan een golfclub “één waar je gewoon per uur betaalt en niks meer” maar Blankenberge moet vooral Blankenberge blijven. “We zitten in de middenklasse, en die laat het geld goed rollen.” Wat niet betekent dat in Blankenberge alles mogelijk is, volgens Peter Taffeiren van Projectontwikkeling Clarysse. “Een appartement van 5 miljoen krijg je hier niet verkocht voor 6 miljoen. Blankenberge heeft nog steeds zijn grenzen : een familiaal publiek met een gemiddeld inkomen voor wie 14 dagen aan de Azurenkust te duur is.”
Knokke zonder bontjassen
Langzaam voorbijrijdend duidt senator Jan Loones (VU), eerste schepen van Koksijde en voorzitter van de toeristische dienst, in “zijn” deelgemeente Oostduinkerke de villa’s en appartementen aan van de groten uit de Vlaamse politiek en bedrijfswereld. Loones kent ze allen bij naam en weet hoeveel ze voor de grond hebben betaald : tot 9500 frank per vierkante meter in de wijk De Witte Burg bijvoorbeeld. Paradoxaal genoeg zorgde Loones gedeeltelijk zelf voor die duurte. Vele kavels grond in Oostduinkerke liet hij onbebouwbaar verklaren door ze te laten beschermen door het duinendecreet, waaraan hij mee aan de grondslag lag. Loones waakt streng over de 400 hectaren natuurgebied van Oostduinkerke. Door een geschiedkundig en natuurkundig toeval de Tweede Wereldoorlog verhinderde een megalomaan verkavelingsproject ; het gebied wordt tot op vandaag gebruikt voor waterwinning is Oostduinkerke van het grote urbanisme gespaard gebleven, en dat moet koste wat het kost zo blijven, zoniet zou het publiek kunnen wegtrekken. “Dat publiek is elitair, maar Vlaams : het komt voor de rust, niet om te pronken”, zegt Loones. “Hier heb je geen m’as-tu vu ? zoals in Knokke.”
Oostduinkerke heeft een zeedijk van amper 600 meter en laat daarnaast alleen landhuizen met open karakter toe. “Al bewandelen de bouwpromotoren voortdurend de rand van het wettelijk mogelijke,” zegt Loones. “Die landhuizen bevatten vaak tot vijftien appartementen. We leggen nu strictere normen vast : maximum twee bouwlagen, enzovoort.” Oostduinkerke trok dus de kaart van de ongeschonden natuur en daar sluit de folklore wonderwel bij aan. Er is het Nationaal Visserijmuseum en de hele traditie rond de paardenvissers en garnaalfeesten.
Maar het blijft uitkijken. “Je moet voortdurend vechten tegen de druk van de commercie. Publicitietskaravanen perken we in : geen lawaai voor 11.00 uur ‘s morgens. Keur je een aanvraag voor beachvolley goed, krijg je daar zonder toelating het lawaaierige promotieteam van de sponsor bij en lopen klachtentelefoons binnen als Wij zijn naar Oostduinkerke gekomen, niet naar Blankenberge. Orkest op het terras van de tearoom of varken aan ‘t spit, Loones weigert het allemaal. “Daar kruipt veel energie in en je wint er geen stemmen mee, maar daarvoor zijn plaatselijke politici nodig.”
Waar voor uw geld
De kust legt fietsroutes aan, stimuleert het hoevetoerisme, bouwt niet-weersgebonden recreatievoorzieningen, speelt in op de zucht naar verwenning en gezondheid… Of is het probleem met het product kust niet gewoon : te duur ? De weekprijs voor vierpersoonsappartementen schommelt rond de 20.000 frank in de lijsten van Jan Jassogne van het Middelkerks vastgoedkantoor AGEM. Hij is ook gedelegeerd bestuurder van de beroepsvereniging CIB Vlaamse Gemeenschap. Een gezin met twee tienerkinderen moet dus 60.000 frank betalen voor drie weken aan zee. Schrikt dat niet af ? “Die 60.000 frank komt neer op 5000 frank per persoon per week,” antwoordt Jassogne. “Wat vind je daarvoor in het buitenland ? Bovendien hoef je geen duur vliegtuigticket te betalen om naar de kust te komen. En de prijzen van een kustrestaurant mag je niet vergelijken met die van de kruidenier in je woonplaats.”
Het werkelijke probleem is de verhouding prijs/kwaliteit, volgens Rik De Keyser, directeur van het WES. “De kust is op zichzelf niet duur, maar we moeten durven toegeven dat de mensen elders dezelfde of betere kwaliteit vinden voor evenveel of minder geld. De recreatiemogelijkheden, het gebrek aan groen… het moet allemaal verbeteren. Prijsdaling is de oplossing niet. De kust moet meer bieden voor haar prijs.”
JOZEF VANGELDER
DE VENETIAANSE GAANDERIJEN Oostende heeft alles om te slagen : een maritieme haven, een luchthaven, een hippodroom, een casino… Alleen had de stad in het verleden geen toeristisch beleid.
LUDO MONSET (BURGEMEESTER BLANKENBERGE) De kracht van Blankenberge is dat het tussen de politiek, de bevolking en de privé-sector klikt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier