de jongeren moeten het voortouw nemen

De problemen van België zijn bekend, de oplossingen eigenlijk ook. Waar wachten we dan nog op? “Misschien hebben we wel een nieuw mei 68 nodig”, zegt Philippe Naert, decaan van de University of Antwerp Management School. “Een massale jongerenbeweging die ons dwingt echt werk te maken van een duurzame toekomst voor ons land. Walk the talk, echt doen wat we beweren te moeten doen.”

België is slecht voorbereid om een rol van betekenis te spelen in de snel veranderende wereld. Onze problemen zijn bekend. U vindt ze met een groeiende klemtoon terug in de ronkende verklaringen aan het einde van weer eens een staten-generaal of ander forum waar de top van onze maatschappij zich bezint over onze toekomst. Ter illustratie een korte bloemlezing:

– ons marktaandeel in export naar traditionele industrielanden is in de voorbije twintig jaar met 25 procent gedaald;

– nog altijd gaat 50 procent van onze export naar onze buurlanden Nederland, Duitsland en Frankrijk;

– onze export naar de BRIC-landen en de zogenaamde Next 11 (Indonesië, Vietnam,…) groeit minder snel dan de groei in deze landen;

– we worden minder aantrekkelijk als investeringsland (hoge loonlasten, fiscaal onbetrouwbaar, administratief complex; en wellicht worden we stilaan een country risk);

– onze instellingen functioneren niet (bevoegdheden zijn onvoorstelbaar versnipperd. Is het niet pijnlijk dat we zelfs het innen van parkeerboetes niet meer georganiseerd krijgen);

– we hebben een extreem lage activiteitsgraad, zeker bij de 50-plussers, en toch durven we niet te raken aan perverse systemen zoals het brugpensioen;

– we beklemtonen dat we internationaal moeten denken en toch zijn we, voor wat onze taal betreft, verkrampt. Ook in het buitenland worden we als bijzonder onverdraagzaam beschouwd. In het stadhuis van Londen kan men worden bediend in tien talen, hoewel het Engels een wereldtaal is. Bij ons is het zelfs een heel gedoe om een universitaire opleiding uitsluitend in het Engels te mogen aanbieden. Geen van deze problemen is nieuw. Maar de lijst wordt langer omdat ook zekerheden wankelen. Vlaanderen werd zelfgenoegzaam omdat het in vergelijking met Wallonië en Brussel niet slecht scoort. Maar in vergelijking met Europese regio’s zijn we maar een middenmoter. En zelfs onze vaste overtuiging dat ons onderwijs het beste ter wereld is, krijgt een schok bij het lezen van The Times Higher Education Survey. In diens top 50 van de wereld staat geen enkele Belgische universiteit.

Hoe is het zover kunnen komen?

Bij veel mensen heerst nog altijd geen echte sense of urgency. Ook de jongeren van wie de toekomst door het gebrek aan een sterk beleid gehypothekeerd wordt, maken zich blijkbaar geen zorgen.

We hebben enorm performante sociale vangnetten. Laat er geen misverstand over bestaan dat die nodig zijn voor mensen die uit de boot dreigen te vallen. Maar ze mogen de langdurige werkloosheid niet bevorderen. Het verschil in netto-inkomen tussen werken en niet werken moet ook groot genoeg zijn om mensen aan te moedigen werk te zoeken en de werkende klasse niet nodeloos te belasten.

Bovendien zijn onze instellingen ongelooflijk complex, met een schrijnende inefficiëntie als gevolg. Dat is een gevolg van de eindeloze zoektocht naar compromissen. Het uiteindelijke resultaat is een niet meer functionerend overheidsapparaat.

Omdat ons politiek bestel meer en meer een kwestie is van geven en nemen, doen we elkaar liefst niet al te veel pijn. Budgettaire mistgordijnen konden ontstaan zonder al te harde weerstand van de oppositie. De overname van een aantal grote pensioensfondsen kan als voorbeeld dienen. We boeken de ontvangsten onmiddellijk en vergeten correcte voorzieningen in te schrijven voor de pen-sioenen die vele jaren moeten worden uitbetaald.

Sommige stakeholders in het maatschappelijke landschap zijn helemaal niet mee geëvolueerd met de nieuwe wereld waarin we leven. De vakbonden bevinden zich nog in het tijdperk van de industriële revolutie, of hebben op zijn minst nog een zeer corporatistische reflex. Denk maar aan de stakende cipiers. Staken voor meer cipiers terwijl ze gemiddeld 170 dagen per jaar werken, op 55 jaar met pensioen gaan, of vroeger om hun ‘ziekterecht’ te kunnen opnemen. Burgerzin is hier erg ver weg.

Wat kunnen en moeten we doen?

Strategische keuzes maken, is op zich niet zo moeilijk. Daar zijn we – zeker in Vlaanderen – in de voorbije jaren veel en goed mee bezig geweest. VOKA heeft uitstekend werk geleverd onder het voorzitterschap van Urbain Vandeurzen met het zeer aansprekende en heldere verhaal van E=TI2. Excellente ondernemingen ontstaan door een combinatie van technologie, innovatie en internationalisering. En er zijn de talrijke rapporten van Vlaanderen in Actie die in nauwe samenwerking met VOKA tot stand zijn gekomen.

Maar er is meer nodig. Het accent moet worden verlegd naar durf en daadkracht. Geleidelijke verandering volstaat niet meer. We moeten dringend werk maken van walk the talk, echt doen wat we beweren te moeten doen. Het volstaat ook niet meer te sleutelen in de marge. We hebben een discontinue verandering nodig. Ik beperk me tot enkele voorbeelden.

Subsidiariteit. Leg de bevoegdheden – en ook de verantwoordelijkheden – daar waar ze het best kunnen worden aangepakt. Dit zou de essentie moeten zijn van de staatshervorming. Federaal blijft er dan heus wel meer over dan defensie. Denk maar aan de kafkaiaanse discussies over de geluidsnormen rond de luchthaven van Zaventem.

Werkzaamheidsgraad. We moeten dringend met meer mensen langer werken. De lasten op de werkenden en de verschuiving van lasten naar toekomstige generaties hebben al lang het niveau van het aanvaardbare ver overschreden. Dat kan door het brugpensioen af te schaffen, net als alle andere vormen van vervroegde pensionering (op enkele evidente uitzonderingen na). Ook flagrante misbruiken zoals het ziekterecht in de ambtenarij moeten verdwijnen.

Daarnaast moet het verschil in netto-inkomen uit arbeid en de werkloosheidsvergoeding gevoelig omhoog. En ten slotte moet de pensioenleeftijd omhoog. En wie ook nadien nog wil werken, moet dat onbeperkt en zonder sanctie kunnen.

Dit kan allemaal utopisch lijken, maar is het niet. Onze noorderburen hebben zonder sociale onrust gigantische stappen voorwaarts weten te doen op deze punten.

Innovatie. Iedereen is het erover eens dat fors investeren in innovatie – niet alleen in technologie maar ook in processen en diensten – een absolute noodzaak is. En toch halen we de norm van 3 procent investeringen in innovatie niet. Onze overheden schrijven dit toe aan budgettaire krapte. Terwijl we uitgerekend nu onze inspanningen moeten opvoeren en 4 of 5 procent investeren.

Uiteraard gaat het niet alleen over hoeveel we in innovatie investeren, maar in de eerste plaats waar. Hiervoor zijn in de voorbije jaren prioritaire domeinen vastgelegd. En we moeten vooral verder bouwen op onze sterkten zoals de creatieve industrieën (mode, diamant, kunst en cultuur, productontwikkeling,… ), onderwijs en de gezondheidsector en -economie.

Internationalisering. Die begint met een grote openheid voor het internationale, inclusief de multiculturele samenleving. Dat betekent hernieuwde aandacht voor kwalitatief hoogstaand onderwijs in vreemde talen, geschiedenis en cultuur. Het betekent ook het verder aanmoedigen – waarom niet verplicht maken? – van internationale studie-ervaring.

En waarom niet meer out of the box zoeken naar prioritaire landen? We hebben bijvoorbeeld een enorm comparatief voordeel door onze historische kennis van Congo, Rwanda en Burundi. En toch laten we er anderen, zoals China, posities verwerven.

Infrastructuur. We beweren dat transport en logistiek speerpunten van onze toekomst zijn. Maar we slagen er niet in om de gigantische mobiliteitsproblemen rond Antwerpen en Brussel aan te pakken. Ook hier kunnen we wel wat leren van onze buurlanden, om het maar niet te hebben over China.

Efficiënte overheid. Bedrijven en dienstverleners hebben de mond vol van efficiëntie en wendbaarheid. Dit denken is niet aanwezig bij de overheid. Een grondige zero baseddoorlichting van onze instellingen en administraties zou enorme besparingen opleveren.

Hoe de daadkracht verhogen?

De daadkracht die nodig is om dit alles te verwezenlijken, vergt meer dan vijf minuten politieke moed. Het vereist burgerzin, staatmanschap en een visie op zeer lange termijn, over de generaties heen. Solidariteit in de tijd is een absolute noodzaak indien we de welvaart van toekomstige generaties vandaag willen veiligstellen. Spijtig genoeg telt ons land weinig visionaire politici.

Niet beslissen of te weinig doen en te traag veranderen hypothekeert steeds meer de toekomst van de volgende generaties. Al jaren zeg ik aan vrienden en kennissen dat ik niet begrijp dat de jongeren hier niet massaal tegen in opstand komen. Meer en meer denk ik dat een nieuw mei 1968 nodig is om een discontinue verandering op gang te krijgen. Een massale beweging van jongeren kan er ons toe dwingen echt werk te maken van een duurzame toekomst voor ons land.

Deze verkiezingen moeten gaan over het verzekeren van een duurzame toekomst voor onze kinderen en kleinkinderen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content