dé formule die werkt: 100.000 nieuwe jobs
In de industrie blijft het ontslagen regenen. Daar kunnen ze bij Volkswagen Vorst en Agfa-Gevaert van meespreken. Een Leuvense studie toont aan dat er 100.000 banen worden gecreëerd als de loonlasten voor laaggeschoolde arbeid met 10 % zakken. Maar dan moeten er ook maatregelen worden genomen om het verschil tussen een uitkering en het nettoloon te verhogen. Hoog tijd voor een big bang op de arbeidsmarkt.
Een verlaging van de loonkosten kan in België tienduizenden, zelfs honderdduizenden jobs opleveren. De bedrijven roepen om extra personeel als het prijskaartje van arbeid daalt. Alleen zou er nauwelijks iemand opdagen om die extra vacatures in te vullen. Een verlaging van de loonkost maakt daarom pas komaf met de bedroevend lage Belgische werkgelegenheid als er eerst (veel) meer mensen warm gemaakt worden voor de arbeidsmarkt. Tot die tijd zal een verlaging van de loonkosten vooral uitmonden in hogere brutolonen en slechts met mondjesmaat bijkomende jobs opleveren.
Stelling 1: België is land bij uitstek waar lagere loonkosten veel jobs kunnen creëren
Als we er rekening mee houden dat de Belgische privé-sector 2,6 miljoen loontrekkers telt, goed voor een totale loonkostenmassa van 106 miljard euro, dan zorgt een algemene daling van de loonkosten met 10 % voor een extra vraag van 260.000 jobs. Dat becijferde econoom Jozef Konings ( KU Leuven) in een onderzoek in opdracht van de VKW Denktank.
“Deze resultaten stemmen overeen met eerder onderzoek en dat is een hele geruststelling,” zegt Konings. En hij voegt eraan toe: “Opvallend is dat de vraag naar arbeid in Nederland of Duitsland maar half zoveel stijgt bij eenzelfde loonkostenverlaging. België is dus het land bij uitstek waar een loonkostenverlaging veel jobs kan creëren. Dat is niet verwonderlijk, omdat we een kleine open economie zijn, waar bedrijven hogere kosten niet zomaar kunnen doorrekenen in de prijzen. De aanpassingen gebeuren dan vaak aan de kostenzijde, dus door arbeid uit te stoten of te vervangen door relatief goedkopere machines,” aldus Konings.
Er is een keerzijde van de medaille. Wat zou er gebeuren als de loonkosten niet dalen maar stijgen? Het aantal jobs dat door een hogere loonkost wordt vernietigd, ligt veel hoger dan het aantal jobs dat door een lagere loonkost wordt gecreëerd. Met andere woorden, een verdere stijging van de loonkosten is bijzonder arbeidsvernietigend in België. En er speelt nog iets anders mee: als u solliciteert voor een job waar minder vraag naar is, zou u in principe bereid kunnen zijn om voor een lager loon te gaan werken. Maar zo werkt het niet in de praktijk. Lagere lonen maken nauwelijks of geen kans op slagen in het sociaal overleg.
Stelling 2: niet-actieven zijn te weinig bereid om te gaan werken
Dat een hoger loon nauwelijks méér mensen naar de arbeidsmarkt lokt, is een opmerkelijke conclusie uit het onderzoek van Konings. De studie heeft als titel De relatie tussen loonlastenverlaging en jobs. Die relatie zou er een van vurige passie moeten zijn, ware het niet dat ze stuk loopt op de lage bereidheid van de Belgen om te gaan werken.
Er speelt zich namelijk een drama af op de Belgische arbeidsmarkt. Want als je alle jobs 10 % goedkoper maakt – bijvoorbeeld door de werkgeversbijdrage te verlagen – zullen de Belgische bedrijven inderdaad ongeveer een kwart miljoen vacatures uitschrijven. Alleen is het zo, en nu komt het drama, dat die vacante jobs slechts voor een kwart ingevuld raken omdat de niet-actieven (werklozen, huisvrouwen, 55-plussers…) te weinig bereid zijn om te gaan werken. Enkel fors hogere lonen kunnen hen naar de arbeidsmarkt lokken. Maar een werkgever die zulke hoge lonen moet uitbetalen, kan minder mensen aanwerven. Dit is een perfide mechanisme. België is het land bij uitstek waar een verlaging van de werkgeversbijdrage een pak jobs zou kunnen opleveren. Maar uiteindelijk leidt zo’n loonkostenverlaging hier tot relatief weinig extra jobs.
Stelling 3: slechts 3 % meer mensen vindt zijn weg naar de arbeidsmarkt als de brutolonen worden verhoogd met 10 %
De niet-actieven zijn minder gevoelig voor een hoger loon dan de bedrijven voor lagere lasten. Hun lage bereidwilligheid om te werken steekt spaken in de wielen van het succesverhaal dat een loonkostenverlaging kan zijn. En omdat een loonkostenverlaging veel vraag naar arbeid opwekt maar weinig niet-actieven naar de arbeidsmarkt lokt, zal de verlaging van de werkgeversbijdrage vooral resulteren in hogere brutolonen, en niet in een hoop nieuwe jobs, zo redeneert de studie.
De Belgische bedrijven moeten de vrijgekomen budgettaire ruimte die een lastenverlaging biedt, immers grotendeels spenderen aan hogere brutolonen om het leger werklozen enigszins te mobiliseren. Maar daardoor blijft er niet veel geld over om tot massale aanwervingen over te gaan. Als we uitgaan van onze eerdere stelling dat een daling van de loonkosten met 10 % een verhoging van de arbeidsvraag met 10 % (260.000 banen) creëert, dan moeten de brutolonen met een derde stijgen om die 260.000 mensen effectief naar de arbeidsmarkt te lokken, zo berekende Jozef Konings. Dat is in de praktijk onbetaalbaar.
“Een loonkostenverlaging met 10 % zal de brutolonen met 7,5 % verhogen en de tewerkstelling met 2,5 %,” zegt Konings. Een loonkostenverlaging van 10 % zorgt dus vooral voor blijde gezichten bij de werknemers en slechts voor 65.000 bijkomende jobs. Dat is maar een kwart van het aantal extra jobs die gecreëerd zouden kunnen worden.
Daaruit besluiten dat een loonkostenverlaging een dure maatregel is die de werkgelegenheid nauwelijks vooruit helpt, is echter onjuist. Integendeel. De beleidsmakers zouden zich elk uur van de dag moeten afvragen hoe het komt dat een lastenverlaging zo weinig jobs oplevert. Want het potentieel is hoog, op voorwaarde dat er meer mensen warm gemaakt worden voor de arbeidsmarkt. Dan wordt er op slag een kwart miljoen arbeidsplaatsen gecreëerd én ingevuld.
Stelling 4: de vraag naar laaggeschoolde arbeid stijgt met 40 % bij een daling van de loonkosten met 10 %
De starheid van de niet-actieven is natuurlijk maar een gemiddelde. “Zo is het aanbod van mannen ouder dan vijftig en van hooggeschoolden bijzonder rigide en reageert het nauwelijks op loonsverhogingen. Een lastenverlaging zal zich voor hen bijna uitsluitend vertalen in hogere brutolonen in plaats van meer jobs,” zegt Konings.
Met andere woorden: een lastenverlaging heeft voor deze categorieën geen zin als het doel is meer jobs te scheppen. Zij hebben toch geen zin om (nog) meer te werken en verkiezen vrije tijd omdat ze al voldoende inkomen vergaren of vergaard hebben. Zo is in de categorie van de 55-plussers de activiteitsgraad gezakt tot 28 %, maar toch is hier geen sprake van een arbeidsreserve. Deze mensen zijn zo goed als nooit bereid naar de arbeidsmarkt terug te keren.
“En het is moeilijk om meer mannen tussen 25 en 54 jaar aan werk te helpen, omdat 86 % al aan het werk ís,” zegt Johan Van Overtveldt, directeur van de VKW Denktank. Bijna iedereen werkt al, dus een loonsverhoging kan niet nog meer mensen naar de arbeidsmarkt lokken.
Bij vrouwen is de werkloosheid wel hoog en de deelname aan de arbeidsmarkt laag. Het potentiële aanbod is dus enorm. Geert Janssens, projectmanager van VKW Denktank: “In 2002 was nog ruim de helft van de vrouwen huisvrouw, werkloos of arbeidsongeschikt. Een schorsing van de uitkering zet hen echter nauwelijks aan tot werk, omdat ze die uitkering eerder beschouwen als een zorguitkering dan als een impuls om werk te zoeken.”
Maar bij laaggeschoolden (mensen zonder diploma van het hoger secundair onderwijs) is het verhaal anders. Ze zijn met 1,7 miljoen en maken 37 % van onze beroepsbevolking uit. Als de loonkosten van deze werkers zakken met 10 %, stijgt de vraag naar hen met minstens 10 %. De vraag zou op korte termijn zelfs met 13 % en op lange termijn met 40 % stijgen, al is dat mogelijk een overschatting. De vraag naar laaggeschoolde banen zou in elk geval stijgen met minstens 170.000.
Omdat de werkloosheid in deze categorie hoog is, zijn de laaggeschoolden sneller bereid om op deze vacatures in te gaan. Daarom zal er minder druk op de brutolonen ontstaan en houden de bedrijven meer financiële armslag over om meer mensen effectief aan te werven. Aangenomen kan worden dat er 50.000 à 75.000 jobs bijkomen bij een lastenverlaging met 10 %. Wordt ook het verschil tussen de uitkering en het nettoloon fors opgetrokken, dan stijgt het aantal werkwilligen verder, tot maar liefst 100.000 en meer. Een verlaging met 10 % in deze categorie kost de overheid ook relatief minder vanwege de lagere lonen. Omdat de werkgeversbijdrage de jongste jaren al flink gezakt is, zal ook de werknemersbijdrage voor de laaggeschoolden verlaagd moeten worden.
Stelling 5: de vakbonden moeten kiezen tussen hogere lonen en meer jobs
Vooral laaggeschoolden kunnen dus profiteren van een loonkostenverlaging. Dat biedt grotere perspectieven voor het tewerkstellingsbeleid. De vakbonden spelen in dat verhaal een grote rol. Als ze de vrijgekomen ruimte van een lastenverlaging volledig opeisen voor hogere lonen, zal de vraag naar arbeid niet toenemen. Vakbonden moeten dus kiezen hoe ze een lastenverlaging willen spenderen: aan hogere lonen voor mensen die al een job hebben, of aan meer jobs. Ze zijn in staat om de effecten op de tewerkstelling van een loonkostenverlaging te torpederen of er een succes van te maken.
Gilbert Deswert, hoofd van de ACV-studiedienst, verdedigt zich: “Ik vind het fout om met een beschuldigende vinger naar de vakbonden te wijzen. Die opwaartse loondrift is niet het gevolg van CAO-onderhandelingen waar wij als vakbond bij betrokken waren. Het probleem zit vooral op het niveau van het bedrijf waar loonsverhogingen werden toegekend. Je moet het ook in een ruimer perspectief durven plaatsen.”
Deswert verwijst naar de periode 1999, toen premier Guy Verhofstadt ( VLD) een belangrijke lastenverlaging doorvoerde. “Dat kwam op een slecht moment. We leefden toen in een hoogconjunctuur en het was niet makkelijk om werkkrachten aan te trekken. De extra middelen die toen dankzij de lastenverlaging vrijkwamen, konden worden gebruikt om werknemers via hogere lonen bij de concurrentie weg te kapen,” zegt de ACV-studax.
Conclusie: beperk de lastenverlaging tot laaggeschoolden en met 10 % lagere loonkosten kan je 100.000 jobs creëren
Een geslaagd tewerkstellingsbeleid verlaagt de loonkosten én lokt de niet-actieven naar de arbeidsmarkt. Maar voeg daar een selectieve benadering aan toe – beperk de lastenverlaging tot laaggeschoolden – en dan kunnen met een loonkostenverlaging van 10 % 100.000 banen gecreëerd worden.
Een loonkostenverlaging van 10 % voor de laaggeschoolden kost de overheid ook maar een paar procent van het bruto binnenlands product, maar er zijn snel terugverdieneffecten dankzij de extra werkgelegenheid. Bovendien impliceren ingrepen in het arbeidsaanbod forse besparingen in de sociale zekerheid. En een beperkt oplopend overheidstekort moet men er dan maar bij nemen. Jozef Konings: “Als de werkgelegenheid prioritair is, moet de regering daarin durven investeren. Trouwens, als je niks doet, komt het tekort er ook door de aanhoudend lage tewerkstellingsgraad.”
Een (selectieve) loonkostenverlaging is dus een investering die het risico waard is. De dramatisch lage werkgelegenheidsgraad sleept België al een kwarteeuw met zich mee zonder dat er een verbetering merkbaar is en zonder dat er fundamenteel ingegrepen wordt – hoewel de beleidsmakers er de mond van vol hebben. De piste wordt aangereikt om de vicieuze cirkel te breken. Durft de politiek haar woorden hard te maken?
Daan Killemaes
Alain Mouton
Daan Killemaes – Alain Mouton
Drama op de Belgische arbeidsmarkt: als je alle jobs 10 % goedkoper maakt, raken de vacante jobs slechts voor een kwart ingevuld.
De vakbonden zijn in staat om de effecten op de tewerkstelling van een loonkostenverlaging te torpederen of er een succes van te maken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier