De Belgische toverdrank is op
Minder werken en toch meer verdienen, het lukte de Belgen decennialang dankzij hun stijgende productiviteit. Aan dat mooie liedje dreigt nu een einde te komen. De groei van onze productiviteit is stilgevallen.
Op het eerste gezicht is er geen vuiltje aan de lucht. Onze productiviteit behoort tot de hoogste in de wereld. In weinig andere landen levert een gewerkt uur zo veel goederen en diensten op als hier (zie kader Een onhoudbaar Belgisch duo). Dat bracht ons de nodige zegeningen. De voorbije decennia klopten we steeds minder uren, terwijl we met zijn allen toch meer verdienden. Dat lukte omdat we productiever werden. Sedert 1956 was in driekwart van de verstreken jaren de stijging van onze productiviteit groter dan de groei van het bbp.
Aan dat werknemersparadijs komt nu een einde. De stijging van onze productiviteit sputtert. Het tempo zakt al sinds 1970, maar de jongste jaren zitten we dicht tegen of zelfs onder nul (zie grafiek). Ook in de rest van de eurozone vertraagt de productiviteitsgroei, maar in België is het nog erger.
Hoe krikken we onze productiviteit weer op? Nog meer automatiseren is geen optie meer, volgens Koen De Leus, econoom van KBC. “Door onze hoge loonkosten hebben we enorm geïnvesteerd in machines en computers. We hebben daaruit grote productiviteitswinsten gehaald, maar we botsen nu op de limieten. In de publieke parkings zijn de laatste parkeerwachters afgedankt en vervangen door automaten, terwijl je in de VS nog vaak naar je auto begeleid wordt.”
Een terugkeer naar langere werkweken ziet wellicht niemand zitten. Dan blijft er één mogelijkheid over: wat we doen, beter doen. “We moeten onze werknemers, machines en computers efficiënter benutten”, zegt De Leus. “Economen noemen het de totale factorproductiviteit. Een efficiëntere inzet van middelen kan op tal van manieren: betere productieprocessen, organisatorische vernieuwing, flexibelere arbeidsmarkt, informatisering en vooral innovatie.”
Hier zit België nog lang niet aan zijn limieten. “Bedrijfstakken met een hoog ICT-gehalte, zoals communicatietechnologie, kenden wereldwijd tussen 1996 en 2007 een sterke groei van de totale factorproductiviteit”, zegt De Leus. “Dat was het gevolg van ICT-innovaties. In België zijn de ICT-sectoren weinig ontwikkeld, zodat we de boot misten. Wij produceren te veel intermediaire goederen, zoals auto-onderdelen of chemische producten. Die zijn kostengevoelig, wat ze blootstelt aan concurrentie.”
Ondernemerschap
Kennisintensieve, concurrentiebestendige producten vergen onderzoek en ontwikkeling. “Daar ontbreekt het ons niet aan”, zegt De Leus. “Onderzoek door privéondernemingen was in België goed voor 1,3 procent van het bbp in 2010, hoger dan het Europese gemiddelde van 1,2 procent. Het probleem zit bij de producten uit innovatie. Het aandeel van nieuwe producten in de omzet van Belgische bedrijven was 4,6 procent in 2010, amper de helft van het Europese gemiddelde. Dat komt omdat 53 procent van het onderzoek gebeurde in multinationals. Zij ontwikkelen hier nieuwe producten, maar produceren ze elders. Dat kost ons groei.”
Tellen we de onderzoeksuitgaven van de overheid bij die van de bedrijven, dan komen we aan 2,03 procent van het bbp in 2011. “Dat is gelijk aan het Europese gemiddelde”, zegt De Leus, “maar flink onder dat van de innovatieleiders, zoals Duitsland en Scandinavië. België heeft een excellent onderzoekssysteem, maar de omzetting van kennis in producten is ondermaats. Een uiting daarvan is het aandeel van technologie in onze exportproducten. Dat aandeel steeg van 14,1 procent in 2000 tot 18 procent in 2011, maar bleef in dat jaar onder het gemiddelde van 19,6 procent van de EU-17.”
Het toont hoe innovatie meer is dan geld voor onderzoek. “Ondernemerschap speelt een sleutelrol”, zegt De Leus. “Mensen met ondernemerszin verkennen meer mogelijkheden, wat hen vatbaar maakt voor innovatie. De Belgen hebben minder ondernemersbloed dan de rest van de Europeanen. In een enquête van 2012 door de EU-Commissie antwoordde 30 procent van de ondervraagde Belgen dat ze liever als zelfstandige zouden werken, tegen gemiddeld 37 procent in de EU.”
Ook de overheid moet meedoen, vindt De Leus. “Studies tonen aan dat overheidsinvesteringen de totale factorproductiviteit verhogen. Denk aan infrastructuur. Betere wegen en communicatienetwerken zijn niet alleen goed voor transporteurs en telecombedrijven. De hele economie vaart er wel bij.”
Voor onze overheid is het blijkbaar een mindere zorg. Het aandeel van vervoerssystemen in de kapitaalgoederenvoorraad van de Belgische overheid, zoals bruggen en wegen, is tussen 1995 en 2011 gezakt van 50,1 naar 47,1 procent. Het aandeel van onderwijs, zoals schoolgebouwen, dook van 25,7 naar 19,9 procent. “Onderwijs is de voedingsbodem voor onderzoek en innovatie,” zegt De Leus. “België heeft in de voorbije decennia niet altijd de juiste beslissingen genomen.”
JOZEF VANGELDER
Er blijft voor België maar één mogelijkheid over: wat we doen, beter doen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier