De balans: De werkzaamheidsgraad van laaggeschoolden blijft dalen

© Getty Images
Alain Mouton

Zelfs in tijden van arbeidskrapte is nauwelijks de helft van de laaggeschoolden in België aan de slag. Hun werkzaamheidsgraad is de voorbije jaren zelfs gedaald. De dienstenchequesector, waar veel kortgeschoolden werken, vreest dat dit cijfer nog zal afnemen als de poetsbedrijven niet meer middelen krijgen. Ondertussen pleit de OESO ervoor om het Belgische arbeidsmarktbeleid op laaggeschoolden af te stemmen.

De nieuwe Vlaamse regering wil de prijs van de dienstencheque voor de consument met 1 euro verhogen en de fiscale aftrekbaarheid afschaffen. Dat zal de prijs van een cheque doen stijgen met 2,8 euro. Die twee maatregelen moeten ervoor zorgen dat er ongeveer 280 miljoen euro vrijkomt. De poetsbedrijven smeken dat die vrijgekomen middelen naar hen worden doorgestort. Ze willen dat geld gebruiken om hogere lonen te betalen, de arbeidsvoorwaarden te verbeteren en de rendabiliteit van de sector te herstellen. Maar de Vlaamse regering heeft andere plannen. Slechts 1 euro van de prijsstijging zou naar de sector vloeien. De opbrengst van het afgeschafte fiscale voordeel moet helpen om het Vlaamse begrotingstekort terug te dringen.

De sectorfederatie Federgon kan er niet mee lachen en vreest dat de slechts gedeeltelijke doorstorting van de middelen de doodsteek geeft aan veel poetsbedrijven. Een aantal maanden geleden bracht het Vlaamse Departement Werk en Sociale Economie nog een studie uit waaruit bleek dat maar liefst 43 procent van de dienstenchequebedrijven operationeel verlieslatend is. De gemiddelde winstmarge bedraagt 0,03 euro per dienstencheque. “Kleine- en middelgrote bedrijven zien dat gemiddelde zelfs in het negatieve duiken. De aankoopprijs optrekken om de staatskas te spijzen, is schuldig verzuim”, aldus Federgon.

Als er meer dienstenchequebedrijven over de kop gaan, komen poetshulpen op straat te staan. En dat in een sector die als voorbeeld dient van een geslaagde integratie van laag- of kortgeschoolden (zonder diploma middelbaar onderwijs) op de arbeidsmarkt. Velen onder hen hebben een migratieachtergrond, ook al een groep waar de werkzaamheidsgraad een stuk hoger kan. Toen het stelsel in 2004 werd ingevoerd, werd gehoopt dat er 25.000 banen bij kwamen. Ondertussen zijn dat er in heel België ongeveer 150.000.

Onder het Europese gemiddelde

Als een krimpende dienstenchequesector minder banen voor laaggeschoolden oplevert, is dat pijnlijk. Want dat is een van de bevolkingscategorieën waar de werkzaamheidsgraad de voorbije jaren gedaald is, terwijl die in de meeste andere categorieën is toegenomen. De arbeidsmarkspecialist Jan Denys schrijft in zijn net verschenen boek Iedereen aan ’t werk: “Bij de kortgeschoolden is er nog altijd een zwakke werkzaamheidsgraad. De kloof tussen kort-, midden- en hooggeschoolden is in de voorbije decennia alleen maar groter geworden. De trend bij de kortgeschoolden is zelfs licht dalend, met een werkzaamheidsgraad van 52,2 procent in 2006 en 51,3 procent in 2022. Die daling is voor rekening van de mannen. De werkzaamheidsgraad van kortgeschoolde vrouwen blijft stabiel. Zonder de dienstencheques hadden ook de kortgeschoolde vrouwen een daling laten optekenen.”

In haar eind september verschenen rapport over België gaat de OESO dieper in op de lage werkzaamheidsgraad van kortgeschoolden. Volgens de recentste OESO-cijfers is de werkzaamheidsgraad van die groep in België nog verder aan het dalen tot iets meer dan de helft. Dat is een groot verschil met de Europese gemiddelde werkzaamheidsgraad van 60 procent bij laaggeschoolden.

Laatste groep met arbeidsreserve

De vrij lage werkzaamheidsgraad van die categorie is minder dramatisch dan pakweg een halve eeuw geleden. Hun gewicht in de totale arbeidspopulatie is al jaren aan het afnemen. In 1974 was een meerderheid van de werknemers laaggeschoold, nu is dat nog 21 procent. Toch raadt de OESO de verschillende Belgische regeringen aan om in te zetten op een hogere werkzaamheidsgraad van die groep. Op een krappe arbeidsmarkt zijn de laaggeschoolden een van de weinige categorieën waar er nog een arbeidsreserve is die naam waardig.

De OESO pleit in haar rapport over België voor een meersporenbeleid. Om te beginnen moeten de lasten op arbeid omlaag, om werk lonender te maken, want een van de oorzaken van de lage werkgelegenheid van kortgeschoolden is de werkloosheidsval. Het systeem van de federale werkbonus, waar lagere lasten de koopkracht van werkenden met een lager inkomen versterken, krijgt goede punten. En de OESO veegt de jobbonus die Vlaanderen wil afschaffen – als er een federale taxshift komt – niet volledig van tafel. Ook al wordt er gewaarschuwd voor de promotieval.

Het OESO-rapport breekt dan weer een lans voor systemen waarbij mensen die beginnen te werken in laagbetaalde banen nog een tijdlang een gedeeltelijke uitkering krijgen, naast hun inkomen uit arbeid. Verder moet het levenslang leren worden uitgebreid tot alle beroepscategorieën. Nu is dat vooral beperkt tot hogergeschoolden.

Volgens het OESO-rapport moet ook het activeringsbeleid van de arbeidsbemiddelingsdiensten efficiënter verlopen.

Daarvoor kijkt de nieuwe Vlaamse regering trouwens naar bijsturingen bij de VDAB. Die moet zich meer met haar kerntaak bezighouden, namelijk het activeren van de meest “niet-zelfredzame” werklozen, waartussen veel kortgeschoolden zitten.

Partner Content