Concurreren of creperen
Europees commissaris voor Landbouw Franz Fischler vloekt in de kerk: de boeren moeten leren concurreren. Alleen zo overleven zij de liberalisering van de wereldhandel en de toetreding van Oost-Europa tot de Europese Unie. In de eerstvolgende maanden moeten de EU-lidstaten beslissen of ze Fischler volgen. 1999, een boerenjaar?
Boer, gij zult u voorbereiden op wereldwijde concurrentie en ondernemer worden. Het is uiteindelijk een struise Oostenrijker geworden, Franz Fischler (52 j.), die de Europese boeren deze niet langer te vermijden waarheid inprent. Tientallen jaren lang heeft de Europese Unie haar landbouwers gelaafd met subsidies en marktbescherming. Als dat zo blijft, zal de EU zichzelf uit de wereldmarkt van agrarische producten prijzen. De verwachte stijging van de wereldvraag naar landbouwproducten zal daar niks aan veranderen, volgens de Europese commissaris voor Landbouw.
Als doctor in de landbouwwetenschappen en gewezen Oostenrijks minister van Landbouw kent Fischler de boerenstiel van buiten én van binnen: hij groeide op in een kleine boerderij in Tirol en liep tijdens zijn studies stage in een tuinbouwbedrijf en een varkenshouderij in Oostenrijk, en in een melkveebedrijf in Zweden. Academische wijsneuserij kunnen de boeren Fischler dus niet verwijten wanneer hij de verdediging opneemt van Agenda 2000, het toekomstplan van de Europese Commissie. Daarin staan een reeks voorstellen voor een meer marktgerichte Europese landbouwpolitiek. Die hervorming heeft de EU hoognodig om de uitbreiding met de Oost-Europese landen te verteren, en om niet met de rug tegen de muur te staan bij de nakende onderhandelingen over de liberalisering van de wereldhandel. Agenda 2000 is echter een hervorming op zijn Europees, want de betutteling van de boeren blijft, zij het in andere vorm: de gegarandeerde prijzen worden verlaagd, maar gecompenseerd door rechtstreekse inkomenssteun. Immers, zo staat in een toelichting bij Agenda 2000, “het inkomen van de landbouwer moet veiliggesteld worden” omwille van zijn ” multifunctionaliteit: zijn rol voor het milieu, de samenleving en het behoud van het landschap”.
Steun voor het rurale leven
TRENDS. Een boer die veel produceerde, verdiende veel, want de EU betaalde toch een gegarandeerde “interventieprijs”. Maakt Agenda 2000 echt komaf met die “hoe meer, hoe beter”-politiek?
FRANZ FISCHLER. Dat is precies een van de hoofdpunten. Nu koopt de EU landbouwoverschotten op van zodra de marktprijzen onder de gewaarborgde interventieprijzen zakken. Agenda 2000 verlaagt de interventieprijzen, zodat de EU slechts om de tien jaar of zo landbouwoverschotten zal opkopen, en niet langer ieder jaar, zoals nu. Bovendien waren het vooral de grotere boerderijen die profiteerden van die hoge interventieprijzen, dat is duidelijk. Voorts betaalden we vroeger exportsubsidies om het verschil met de lagere wereldmarktprijs goed te maken. Dat rook naar marktverstoring.
In de toekomst willen we minder betalen voor al deze ondersteuningsmechanismen, en meer geld uittrekken voor de multifunctionaliteit van de landbouw: veilige voeding van hoge kwaliteit, milieuvriendelijkheid, agrotoerisme, landschapsbeheer, behoud van plattelandsgemeenschappen, enzovoort.
Hoe gaat u die multifunctionaliteit afdwingen van de boer?
De verlaging van de gewaarborgde prijzen compenseren we met directe inkomenssteun. Geen enkele boer zal dat geld krijgen als hij niet aan de voorwaarden van multifunctionaliteit voldoet. Het is dus geen automatische subsidiëring, en dat is cruciaal. Bijvoorbeeld, voldoet de landbouwer niet aan de milieuvoorwaarden, ziet hij geen geld. Dit is nieuw. In de vorige hervorming van de EU-landbouwpolitiek, in 1992, had je ook compenserende inkomenssteun voor de verlaging van de gewaarborgde prijzen, maar zonder voorwaarden.
Als de EU de rurale gemeenschappen wil steunen, waarom dan niet, bijvoorbeeld, plattelandshotels subsidiëren in plaats van landbouwers?
Ik ben niet tegen zo’n alternatieve ideeën. Maar voor landschapsbeheer, natuurvriendelijkheid en dat soort zaken is landbouw een goedkopere methode dan zulke alternatieven: je bereikt dezelfde effecten met minder kosten. De ervaring van verschillende landen leert dat.
Entrepreneurship gebruiken
De onderhandelingen over de liberalisering van de landbouwhandel, in het kader van de WTO (World Trade Organisation), moeten normaal dit jaar beginnen. In de VS is de afbouw van de bescherming van de landbouw al vergevorderd, de EU begint er nu pas over na te denken in haar Agenda 2000. Zal de VS zijn voorsprong niet gebruiken om, lang vóór ons, de wereldmarkten te veroveren?
Er is een verschil tussen onze export en die van de VS. De Amerikanen exporteren vooral tarwe, sojabonen en andere ruwe landbouwgrondstoffen. De EU daarentegen exporteert vooral verwerkte voedingsproducten met hoge toegevoegde waarde, en dat is onze sterkte. Voor onze toekomst is het belangrijk dat we die uitvoer van de verwerkte voedingsproducten verhogen. Ons probleem is echter: als de WTO-onderhandelingen onze gesubsidieerde export inperken, zullen we echt marktaandelen verliezen.
Andere uitdaging is de toetreding van de Oost-Europese landen tot de EU. In Oost-Europa is de landbouw dominanter in de economie en bovendien veel minder gesubsidieerd dan in de EU. Zou het niet wijzer zijn om de bescherming in de EU af te bouwen tot op het niveau van Oost-Europa, zodat beide even fit worden voor de wereldmarkt?
Na toetreding tot de EU is in deze landen een periode van herstructurering nodig. In Polen bijvoorbeeld zit een kwart van de actieve bevolking in de landbouw, met een gemiddelde bedrijfsgrootte van amper 6 hectare. Dat is onhoudbaar in de toekomst. Het geld dat we in de EU gebruiken voor inkomenssteun aan de boeren, zouden we ginder beter gebruiken voor tewerkstelling buiten de landbouw. Dat is de basisidee.
Dus, in Polen geeft u het geld aan niet-agrarische sectoren, terwijl u hier de boeren blijft subsidiëren. Is dat niet onrechtvaardig?
Neen, want onze boeren hebben veel hogere standaarden, en dus hogere kosten: kwaliteitsnormen, milieucriteria, verplichtingen om het landschap te beheren, en dat soort zaken.
Behalve de liberalisering van de wereldhandel in het kader van de WTO en de toetreding van de Oost-Europese landen, is er een derde uitdaging: de eisen van de consument. Alle drie wijzen ze in dezelfde richting: de vrije markt. Een boer moet een ondernemer worden als een ander.
Dat is net wat ik bedoel als ik aan de boer zeg: je moet een entrepreneur worden. Als je wil slagen in de toekomst, gebruik dan je entrepreneurship.
Maar gaat Agenda 2000 ver genoeg om dat entrepreneurship te stimuleren? Want de subsidies blijven, ze nemen alleen de vorm aan van inkomenssteun.
Het hangt af van sector tot sector. De fruit- en groentesector was al erg marktgeoriënteerd. De hervormingen zullen de graansector zo goed als liberaliseren, tot op hetzelfde niveau als dat van de VS. Ook voor de vleessector zal het daarop uitkomen. Het is anders voor de zuivelsector: die kende nog nooit een hervorming, hier zetten we een eerste stap in de richting van vrijmaking. Een zware regulering zoals die in de zuivel kun je onmogelijk van vandaag op morgen volledig liberaliseren.
Te klein voor de grote wereld?
U wil de Europese boer voorbereiden op de vrije wereldmarkt. Maar is hij daarvoor niet te kleinschalig?
Als je twee boeren met hetzelfde product en dezelfde methodes vergelijkt, dan heeft de grootste een duidelijk competitief voordeel. Maar de Europese boer is niet zo gespecialiseerd, hij is meer gediversifieerd. Velen van hen zijn bovendien parttimeboer. Daarom is veelzijdigheid van de plattelandseconomie belangrijk. Vandaar dat we, behalve het klassieke landbouwbeleid, een tweede pijler nodig hebben: plattelandsontwikkeling. In mijn land, Oostenrijk, is 70% van de landbouwers een parttimer: ze zitten ook in het toerisme, in geherwaardeerde oude ambachten enzovoort.
Maar hoe dan ook, moet de Europese boer grootschaliger worden om te concurreren op de wereldmarkt?
Inderdaad, de structurele ontwikkeling zal voortgaan. In berekeningen als voorbereiding op Agenda 2000 gaan we ervan uit dat elk jaar 2% van de boeren afvalt.
Betekent die grootschaligheid niet dat het door de boerenlobby’s vaak bezongen “familiaal karakter” van de landbouw verloren gaat?
Dat familiaal karakter zal niet verloren gaan. Wat betekent dat trouwens, “familiaal karakter”? Ook de grootschalige Amerikaanse boerderijen zijn familiaal.
Het argument dat de boerenlobby’s steeds opnieuw gebruiken om het EU-protectionisme te rechtvaardigen is de zekerheid van voedselvoorziening. Bij wereldcrisissen – oorlogen en dergelijke – komt onze voedselbevoorrading niet in gevaar. Landbouw zou een “strategische sector” zijn.
Dat argument is weinig overtuigend in een toestand waarin je veel meer produceert dan nodig hebt. ( lacht) Maar het principe is juist, vind ik. Voor de soevereiniteit van een land is het belangrijk om in zekere mate zelfvoorzienend te zijn. Of om bij crisissen genoeg voedsel te hebben voor je eigen bevolking. Zoniet ben je afhankelijk van de buitenwereld. Maar ik zie het probleem niet. Als de graanboeren rond Parijs op volle kracht tarwe produceerden, zouden we genoeg hebben voor de hele EU-bevolking.
Wie is baas: de politiek of de agro-industrie?
Hoe gaat u Agenda 2000 doorgeslikt krijgen bij de politici van de verschillende lidstaten? Frankrijk is erg tegen de hervormingen gekant.
Er is geen ander alternatief dan een compromis. De onderhandelingen daarover moeten in februari afgerond zijn, zo kwamen we overeen met het nieuwe Duitse EU-voorzitterschap. Iedereen moet dus stoppen met de kat uit de boom te kijken, en zeggen wat hij wil aanvaarden.
En inderdaad: er zijn verschillende standpunten. Sommige daarvan zijn louter strategisch. Er is niet alleen de Franse tegenkanting – zij staan afkeriger tegen hervormingen dan de nieuwe Duitse regering, vroeger was dat omgekeerd – maar ook de zuiderse landen komen voor hun belangen op.
Vleesverwerkende bedrijven sluiten leveringscontracten met veeboeren, supermarktketens met tuinbouwers… De boer wordt een onderdeel van industriële en commerciële raderwerken. Niet de Europese commissaris voor Landbouw zal in de toekomst het landbouwbeleid dicteren, maar de bedrijfsconglomeraten.
Een stijgend aantal contracten tussen boeren en bedrijven is inderdaad de trend. De EU legt steeds meer normen vast voor de kwaliteit van landbouw- en voedingsproducten. Dat zorgt voor een hechtere band tussen de landbouw en de voedingsindustrie. Maar het dictaat zal van de consumenten komen. Want de voedingsmarkt wordt geleid door de vraag, en niet door het aanbod. Daarom zullen, meer en meer, de voedingsindustrie en de landbouwers tot het ene kamp behoren, en de warenhuizen tot het andere kamp. Want voor die laatste is het simpel: zij hebben maar te kiezen uit verschillende leveranciers.
Hoe dan ook, om aan de toenemende kwaliteitseisen te voldoen, zullen boeren moeten investeren. Ze hebben daar niet altijd het geld voor. Zo komen ze in de armen van de industrie terecht, als onderhorigen.
Dat zou niet nieuw zijn. We zagen al zoiets in het begin van deze eeuw. De boeren reageerden daarop met de vorming van coöperaties. De EU steunt daarom de oprichting van producentenorganisaties, zodat de boeren sterker staan tegenover de industrie of de handelaars. De varkenscoöperaties in Denemarken bijvoorbeeld behoren tot het beste wat Europa op dat vlak te bieden heeft. Dus, ik ben niet zo pessimistisch.
JOZEF VANGELDER
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier