CONCREET VOORBEELD

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

KRACHTIG INSTRUMENT.

Veronderstel een kmo met 35 werknemers, waarvan er 25 voldoende lang in dienst zijn (vijf jaar) om in aanmerking te komen voor het investeringsplan. Deze kmo maakt, volgens een simulatie bedacht door het kabinet van minister van Kmo Karel Pinxten (CVP), in het eerste jaar dat het investeringsplan loopt een winst van 6,43 miljoen frank. Het management besluit, nog altijd hypothetisch, 10% van de winst te storten in het investeringsfonds. Dat is precies 25.720 frank per werknemer. Op het einde van het eerste jaar keert het fonds nog niets uit aan de werknemers – de middelen zijn immers voor vijf jaar geblokkeerd zodat ze in het bedrijf kunnen worden geïnvesteerd. Het bedrijf doet het in die eerste jaren zo goed dat na vier jaar het fonds is aangedikt tot 4,129 miljoen frank. In het vierde jaar moet de winsttoekenning per werknemer zelfs worden beperkt tot het maximumbedrag van 50.000 frank. Het vijfde jaar gaat het iets minder goed met de onderneming. De kmo boekt verlies. Er vloeit niets naar het fonds, maar het fonds dient ook niet om het verlies te dekken.

Het zesde jaar is het eerste uitkeringsjaar. Naar de deelnemers van het eerst uur vloeit 26.489 frank – hun oorsponkelijke deelname in de winst van het eerste jaar plus een rendement op de geïnvesteerde middelen (hier verondersteld op 3% per jaar; een externe accountant moet de return en waarde van het fonds vaststellen). In de simulatie vloeit in het achtste jaar zelfs 56.685 frank naar de werknemers dankzij de goede winstprestatie in het derde jaar van het fonds. De jaarlijkse aanwas van het investeringsfonds vanaf het zesde jaar hangt af van de winst en het rendement van de geïnvesteerde middelen: is die som groter dan de winst van vijf jaar geleden, dan groeit het fonds aan.

Het plan biedt aan kmo’s een vrij krachtig instrument om de werknemers te motiveren door ze een extra verloning aan te bieden. Daar zorgt vooral het belastingvrije karakter van de uitgekeerde sommen voor. Het volgende cijfervoorbeeld licht dit toe.

De kost van de werkgever om 50.000 frank (het maximale bedrag in het voorstel) via de winst te reserveren aan de werknemer bedraagt 81.967 frank. Een winst van 81.967 frank belast aan de vennootschapsbelasting (het gemene tarief in artikel 215, eerste lid uit de wet op de Inkomensbelasting van 1992) levert immers 50.000 frank op.

Indien de werkgever dezelfde kost – 81.967 frank – zou reserveren om als normaal loon uit te keren, dan zou de werknemer daar slechts 26.390 frank van overhouden. In het voorstel Pinxten zal hij 50.000 frank netto overhouden. Dat is 23.610 frank of 89% meer dan in het geval dit als normale wedde zou worden gekwalificeerd.

Daan Killemaes

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content