Belastingverschuiving op vier voeten

Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

In het debat over een vermogensbelasting en belastingverschuiving wordt één element steevast uit het oog verloren: welke belastingen zorgen voor groei en jobs en welke niet? Onderzoek toont aan dat een belastingbeleid dat goed is voor de economische groei op vier pijlers rust.

” Ik zie niet goed waar de maatregelen zijn die betrekking hebben op de vermogenswinsten.” Dat zinnetje uit een interview met ex-premier Yves Leterme (CD&V) was voldoende om een wekenlange discussie te doen ontstaan over de noodzaak van een fiscale verschuiving richting meer belastingen op vermogens(winsten). Maar het debat werd niet ten gronde gevoerd. Politici citeerden zeer selectief uit een OESO-studie om te pleiten voor een meerwaardebelasting op aandelen, terwijl in de studie ook gepleit wordt voor hogere taksen op consumptie en milieu, en gewezen wordt op een verbreding van de belastbare basis.

“In heel de discussie heb ik bijvoorbeeld de vraag gemist welke belastingen wel of niet nefast zijn voor de economie”, zegt Itinera-hoofdeconoom Ivan Van de Cloot. “Dat is nochtans een cruciale vraag. Dat pleidooi voor vermogensbelastingen of een rijkenbelasting, dat waren vooral soundbytes. Nu is het tijd dat er over de inhoud wordt gepraat.”

Van de Cloot meent dat eerst een grondige ontleding van de anatomie van het Belgische belastingstelsel nodig is. Dan pas is het mogelijk een efficiënte en groeibevorderende mix van belastingen op arbeid, kapitaal, consumptie en milieu samen te stellen, die jobcreatie mogelijk maakt en de welvaart niet te zwaar onder druk zet.

Pijler 1: minder lasten op arbeid

Zonder meer een meerwaardebelasting op aandelen invoeren, is volgens de Itinera-econoom geen optie omdat dat de al zware belastingdruk nog zou doen toenemen. De belastingdruk is één element, de belastingmix is een andere belangrijke indicator. België haalt zo’n 55 procent van zijn inkomsten uit lasten op arbeid. Het Europees gemiddelde is 51 procent (zie Belastingstructuur).

“België belast arbeid als een toxisch goed. Als we jobs willen creëren, moeten we daar echt van afstappen”, zegt Van de Cloot. Onder economen bestaat al jaren een consensus dat hoge lasten op arbeid schadelijk zijn voor de economie. Ze maken het moeilijker buitenlandse investeerders aan te trekken en fnuiken dus jobcreatie en groei.

Voor velen is de volgende logische stap die hoge arbeidskosten te vervangen door extra of zwaardere kapitaalbelastingen. België zou een fiscaal paradijs zijn voor de vermogens. De roerende voorheffing (25 %) is hier lager dan in Nederland (30 %) en in Frankrijk (44 %). In België is het tarief op de winst uit eigendom 0 procent, in Nederland 30 procent. Voorstanders van kapitaalbelastingen zwaaien graag met die verschillen in belastingtarieven.

Maar ze zeggen er niet bij dat de belastingen op vastgoed in België met 3,2 procent van het bbp de tweede hoogste in Europa zijn. De registratierechten bij de aankoop van een woning (10 % in Vlaanderen, 12,5 % in Wallonië en Brussel) zijn eveneens bij de hoogste in Europa. Sommige landen hanteren een belastingvoet van amper 1 tot 3 procent. Ook de successierechten liggen in België twee tot drie keer hoger dan in Nederland of Duitsland. In de vennootschapsbelasting zit België met meer dan 33 procent in de top drie in Europa. Zelfs met kortingen die het effectieve tarief naar ongeveer 26 procent brengen, bevindt België zich nog altijd in het Europese koppeloton.

Dus: in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, wordt het kapitaal in België al aanzienlijk belast. Kapitaalbelastingen zijn goed voor een kwart van de fiscale inkomsten. Hét criterium is de impliciete belasting op kapitaal. Dat is de verhouding tussen de belastingen op kapitaal en kapitaalinkomsten enerzijds en de inkomsten uit kapitaal anderzijds. In België is die gestegen van 30,4 procent in 2011 naar 35,5 procent in 2012. (zie Evolutie impliciete belastingvoeten) In geen enkel ander EU-land was er zo’n sterke toename. Een belangrijke verklaring is de stijging van de roerende voorheffing van 15 naar 25 procent, een maatregel van de regering-Di Rupo.

In het debat wordt bovendien vaak vergeten dat een vermogensbelasting een belasting op een belasting is. De uitkering van winsten worden in ons land tweemaal belast. Eerst in de vennootschapsbelasting en dan nog eens via de roerende voorheffing die aandeelhouders op hun dividenden betalen. Daar komt nog bij dat de vennootschapsbelasting investeringen afremt aangezien de kapitaalkosten verhogen.

Pijler 2: interne verschuiving in kapitaalbelastingen

Volgens Ivan Van de Cloot is een verhoging van de belasting op vermogen zonder meer niet aan de orde. Hij pleit eerder voor interne belastingverschuiving in de belastingen op vermogens(winst). “Je moet het grotere plaatje bekijken”, stelt hij. “Als je vermogensbelastingen heft, doe je dat beter via recurrente, voorspelbare belastingen zoals de onroerende voorheffing op vastgoed. Transactiebelastingen zoals registratierechten vind ik economisch minder efficiënt.”

En laat België nu net in die laatste groep vermogensbelastingen sterk scoren. België haalt veel geld uit belastingen op vastgoed, maar dat komt vooral uit transactieheffingen (zoals registratierechten) en minder uit recurrente heffingen (1,3 % van het bbp). Die niet-recurrente belastingen op vastgoed zouden bovendien de arbeidsmobiliteit belemmeren. Hoge re-gistratierechten maken een andere woning kopen en verhuizen oninteressant.

Ook wie pleit voor een meerwaardebelasting op aandelen moet volgens de Itinera-econoom rekening houden met de bredere economische impact en de mate waarin zo’n belasting voor recurrente inkomsten zorgt. “Leidt een meerwaardebelasting tot stabiele belastinginkomsten voor de overheid? Als we de meerwaarden op aandelen sinds het einde van de jaren negentig bekijken, dan blijkt dat crisissen daarna de virtuele winsten hebben uitgewist. Wie meerwaarden belast, zal beleggers ook aanmoedigen om minwaarden te boeken.”

Pijler 3: meer belasting op consumptie en milieu

Een interne verschuiving in de kapitaalbelasting is maar een onderdeel van een grote belastinghervorming. Daarnaast kan worden ingezet op meer belasting en consumptie als compensatie voor lagere arbeidskosten. Dat zeggen zowat alle nationale en internationale studies. Onderzoek toont aan dat een verschuiving van lasten op arbeid naar alternatieven het inkomen per capita doen toenemen met 0,25 procent tot 1 procent op de langere termijn.

Met een impliciete belasting op consumptie van 21 procent bevindt België zich net boven het Europese gemiddelde (19,9 %). Het tarief daalt al meer dan tien jaar. In de mix van belastingen op consumptie, arbeid en kapitaal is het aandeel van de belastingen op consumptie in België het kleinst. Die moeten dus omhoog.

Als de btw-voet van 0 procent stijgt naar 6 procent, die van 6 naar 12 procent en die van 12 naar 21 procent, brengt dat 4,05 miljard euro op. Met dat geld kunnen de lasten op arbeid verlaagd worden. Van de Cloot: “Van de btw wordt gezegd dat het een regressieve belasting is. Ze zouden mensen met een lager inkomen meer raken dan mensen met een hoger inkomen. Maar dat geldt niet voor het optrekken van de btw-voet van 12 naar 21 procent. Bij de andere btw-voeten wel, zij het in beperkte mate. Er zijn sociale correcties nodig. In heel deze belastingverschuiving is een beperkte meerwaardebelasting op aandelen wel mogelijk.”

Dat is ook de visie van een Itinera-studie: een belastinghervorming moet in zijn geheel beoordeeld worden. Bij een hogere consumptiebelasting kunnen maatregelen worden genomen die het herverdelende karakter van het fiscale stelsel garanderen. Zoals een verhoging van het hoogste tarief in de personenbelasting van 50 naar 51 procent voor de belastingschijf vanaf 36.300 euro.

Een hogere belasting op consumptie en lagere lasten op arbeid versterken de concurrentiekracht van een economie en moeten tot jobcreatie leiden. Lasten op arbeid bezwaren de binnenlandse economische activiteit. Hogere consumptiebelastingen zijn een vorm van fiscale devaluatie. Ingevoerde producten worden aan een hogere btw onderworpen, terwijl de uitgevoerde producten even duur blijven aangezien de andere landen hun belasting op consumptie niet optrekken.

Naast de belastingen op consumptie zijn er nog de milieubelastingen. De ontvangsten uit milieubelastingen in België behoren met 2 procent van het bbp tot de laagste van Europa. (zie Ontvangsten uit milieubelastingen) Hier is wel sprake van een zekere ambiguïteit. Milieubelastingen hebben als doel ontradend te werken. Wat logischerwijze betekent dat energieconsumenten spaarzamer zullen zijn waardoor de inkomsten uit milieubelastingen dalen. Dat is de theorie. In de praktijk blijkt dat de grondslagen voor milieufiscaliteit niet prijselastisch zijn, zeker niet op korte termijn. Brandstof en energie mogen duurder worden, maar dat wil niet zeggen dat iedereen plots zal stoppen om met de wagen te rijden of minutieus zal letten op het elektriciteitsverbruik.

Pijler 4: bredere basis, lage tarieven

Eén onderdeel van een belastingverschuiving wordt vaak uit het oog verloren: de verruiming van de belastinggrondslagen. België kent een stelsel van hoge tarieven en enge grondslagen. Veel inkomsten zijn vrijgesteld van belastingen. Een internationale vergelijking leert dat de fiscale aftrekken en vrijstellingen in België goed zijn voor zo’n 12,5 miljard euro of 3,4 procent van het bbp. Enkel in Australië, Italië, de VS, Groot-Brittannië en Spanje liggen die zogenaamde fiscale uitgaven hoger.

Voor een deel is dat beleid ingegeven door sociale motieven. Zo is een belastingvrije som op zich geen slechte maatregel als ze mensen ertoe aanzet te werken in plaats van voor een uitkering te kiezen. Maar tal van fiscale vrijstellingen en aftrekken zijn het gevolg van de typisch Belgische lobbyfiscaliteit, waarbij sectoren die het hardst roepen het meest gedaan krijgen.

Economen willen bijvoorbeeld af van de fiscale vrijstelling van de eerste 1880 euro rente op spaarboekjes. Dat zou passen in een verbreding van de belastbare basis, waarbij de tarieven dan omlaag kunnen. De Hoge Raad van Financiën pleit er al een tijd voor te wieden in de aftrekken. Maar dat lijkt verre toekomstmuziek.

ALAIN MOUTON

De belastingen op vastgoed in België zijn al de tweede hoogste in Europa.

“België belast arbeid als een toxisch goed. Als we jobs willen creëren, moeten we daar echt van afstappen” Ivan Van de Cloot, Itinera

Een vermogenstaks is een belasting op een belasting.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content