Strijd om subsidies: Frankrijk en Duitsland strooien met geld, ons land moet passen
Sinds Europa de regels voor staatssteun versoepeld heeft, strooien grote EU-lidstaten als Frankrijk en Duitsland met miljarden euro’s aan subsidies, om chips- en batterijproducenten te overhalen een site op hun grondgebied te bouwen. België, nochtans altijd een subsidiekampioen geweest, dreigt op achtervolgen aangewezen te zijn.
“De Vlaamse en de federale overheid moeten effectief gebruikmaken van de versoepelde Europese staatssteunregels, zonder excessieve regulitis. Grote Europese landen als Frankrijk en Duitsland gaan hier all the way, all out. Bij hen gaat het om miljarden euro’s, in Vlaanderen hoogstens om honderden miljoenen”, luidde de oproep van Voka-voorzitter Rudy Provoost bij het rentrée-evenement van de Vlaamse werkgeversorganistatie. Hij benadrukt dat de volgende Vlaamse regering nieuwe steuninstrumenten moet ontwikkelen om de industriële bedrijven de kans te geven voorop te lopen in de klimaatomslag.
‘De subsidiekraan is opengedraaid, en dat dreigt de kloof te vergroten tussen de landen die veel geld kunnen vrijmaken en de kleinere lidstaten, die niet kunnen volgen in die subsidierace’
Anaïs Voy-Gillis, geografe
Dat hij zegt dat onze buurlanden “all the way, all out” gaan, is geen toeval. Xavier Bertrand, de voorzitter van de Noord-Franse regio Hauts-de-France, gebruikte diezelfde woorden toen hij het in de Britse pers had over zijn ambitie om van het noorden van Frankrijk een Europese “Battery Valley” te maken. Hij kon de voorbije maanden de bouw van verschillende batterijfabrieken voor elektrische auto’s aankondigen. Zo strijkt ProLogium in Duinkerke neer op een site van 180 hectare. De Taiwanese producent zal er batterijen maken voor 500.000 wagens per jaar. Dezelfde ambities heeft ACC (Automotive Cells Company) in Douvrin Billy-Berclau, in het departement Pas-de-Calais. De joint venture, in 2020 opgericht door Stellantis en TotalEnergies, moet een Europese leider in het ontwerp en de productie van autobatterijen worden. In 2021 heeft Mercedes-Benz zich daarbij aangesloten. Het Japans-Chinees consortium AESC-Envision heeft gekozen voor Douai, 30 kilometer verderop. Elk van de sites zou 1.000 tot 2.000 banen opelveren. In Frankrijk zijn ‘Les trois D’ (Duinkerke, Douai, Douvrin) een begrip geworden.
Dat de batterijproducenten voor onze zuiderburen kiezen, is geen toeval. De Franse president, Emmanuel Macron, zwaait met miljarden euro’s aan subsidies. Dat mag van de Europese Commissie. Onlangs zijn de Europese regels voor staatssteun versoepeld, om de klimaattransitie van de industrie te vergemakkelijken en een antwoord de bieden aan de Amerikaanse Inflation Reduction Act (IRA), die voorziet in enorme financiële stimulansen om in de Verenigde Staten te investeren. In de praktijk is de Commissie minder streng voor staatssteun van de lidstaten, voor zover het gaat om technologieën als halfgeleiders en batterijen. Een Franse president laat zich dat geen twee keer zeggen. Onze zuiderburen hebben een traditie van staatstussenkomst in de economie. Intussen heeft de Franse regering ook al de portefeuille opengetrokken voor de staalreus ArcelorMittal. En STMicroelectronics en GlobalFoundries, die een fabriek voor halfgeleiders bouwen in Grenoble, krijgen 2,9 miljard euro, goed voor een derde van de totale investering.
‘Een klein land als het onze zal zich moeten handhaven in een kleinere wereld en moet binnen de EU marktaandeel verwerven. En dat op een moment dat die subsidies leiden tot grootschalige concurrentievervalsing’
Marc De Vos, Itinera
Umicore naar Noord-Frankrijk?
Die evolutie baart de kleinere EU-landen en regio’s zorgen. Vandaar de oproep van Voka-voorzitter Rudy Provoost. De vrees bestaat dat onder andere Vlaanderen investeringen zal mislopen, omdat het niet de diepe zakken heeft van de grote lidstaten. Die bezorgdheid is nog aangewakkerd door het gerucht dat Umicore voor de bouw van een nieuwe fabriek voor de recyclage van batterijen van elektrische auto’s niet voor Vlaanderen maar voor Noord-Frankrijk zou kiezen. Er is nog niets beslist en de Vlaamse regering zou bereid zijn 200 tot 300 miljoen euro vrij te maken aan subsidies en desnoods een leningswaarborg toe te kennen. Maar indien Macron met miljarden euro’s zwaait, is de keuze snel gemaakt.
“De subsidiekraan is opengedraaid, en dat dreigt de kloof te vergroten tussen de landen die veel geld kunnen vrijmaken en de kleinere lidstaten, die niet kunnen volgen in die subsidierace”, zegt Anaïs Voy-Gillis, geografe verbonden aan L’Institut Français de Géopolitique. “Al zien wij dat momenteel vooral als een concurrentiestrijd tussen Frankrijk en Duitsland.”
De grootste twee EU-lidstaten zijn goed voor 80 procent van de staatssteun aan bedrijven. Toen de Europese Commissie in het voorjaar van 2022 het licht op groen zette voor steunmaatregelen om de impact van de oorlog in Oekraïne op te vangen, is 672 miljard euro aan staatssteun toegekend. 53 procent daarvan door Duitsland, 24 procent door Frankrijk.
In Duitsland mag het staalbedrijf ThyssenKrupp op staatssteun rekenen voor de bouw van een “groene fabriek”. Indrukwekkend is de 10 miljard euro die Berlijn veil heeft voor een chipfabriek van Intel in Maagdenburg. De streek rond Dresden wordt ondertussen ‘Silicon Saxony’ genoemd met de komst van chipfabrikant TSMC.
“Ik kan begrijpen dat men wil rivaliseren met de Amerikaanse Inflation Reduction Act. Bovendien is er in Europa een grote vraag naar producten die onderdeel uitmaken van de klimaattransitie”, zegt John Springford, econoom bij het Centre for European Reform. “Maar je moet erop toezien dat het geld niet gaat naar bedrijven die het eigenlijk niet nodig hebben, die zich hier toch zouden vestigen en succesvol zijn.”
“Een andere bezorgdheid is de mate waarin geld wordt weggesluisd dat welkom is voor onze eigen hoogtechnologische start-ups. Die zijn even belangrijk voor het economische weefsel,” waarschuwt Anaïs Voy-Gillis.“Nog een risico is dat de zwaar gesubsidieerde bedrijven geen remmen kennen en we over een paar jaar met overcapaciteit worden geconfronteerd. Dat kan niet de bedoeling zijn.”
“Europa is getransformeerd. Van een project dat focuste op de vrije interne markt zie je nu een kanteling richting staatskapitalisme via de lidstaten”, zegt professor Marc De Vos, senior fellow bij de denktank Itinera, die eind dit jaar een boek uitbrengt over Europa, waarin ook het subsidiebeleid aan bod komt. “Dat is gedreven door verschillende factoren, zoals de Europese ambitie om als eerste continent klimaatneutraal te zijn. Bijna in een Chinese stijl doet men aan top-downplanning voor de hele industrie. De Europese interne markt was eigenlijk een vergevorderde globalisering, maar dat is blijkbaar niet meer houdbaar. Veel markten in de wereld keren zich af van vrijhandel, en de EU moet daarop een antwoord geven. Wij willen daarom meer technologische soevereiniteit, zoals een eigen arsenaal aan batterijfabrieken. De subsidierace tussen de lidstaten is daarvan een gevolg. De corona- en de energiecrisis hebben de Europese Commissie ertoe aangezet de regels van de interne markt tussen haakjes te zetten.”
De Vos ziet een dubbele subsidierace. De eerste is de mate waarin lidstaten geld van de Europese relanceplannen naar zich toetrekken voor het subsidiëren van de nationale economie. De Vos: “Als de EU de subsidiekraan openzet, dan krijgen de grootste lidstaten het meeste geld. Dat vertaalt zich direct in competitiviteitsvoordelen in toekomstgerichte sectoren. Dat is geen klein bier, want het is een nulsomspel. Europees geld dat naar Duitsland gaat, komt niet naar ons.”
De tweede race is het gevolg van de versoepeling van de regels voor nationale staatssteun. “Het was niet moeilijk te voorspellen: de grootste landen zullen het meeste geld op tafel leggen”, stelt De Vos vast. “Dan ben ik niet verbaasd dat Intel en co voor Duitsland kiezen. Dat had een paar jaar geleden tot een grote Europese crisis geleid. Neem Nederland, dat 30 miljard euro reserveert voor de energietransitie. Wat plaatst België daartegenover? 300 miljoen euro voor de waterstofindustrie.”
Het alibi van de herindustrialisering
Nicolas Baverez, een econoom en historicus die zich al meermaals kritisch uitliet over het beleid van de Franse regeringen en zich ergerde aan de economische achterstand van Frankrijk tegenover Duitsland, is genuanceerder: “Dit gaat om meer dan een antwoord op de IRA of over investeringen in klimaattransitie. Emmanuel Macron ziet een kans om een einde te maken aan de desindustrialisering van Frankrijk, of de herindustrialisering in gang te zetten. De voorbije decennia heeft Frankrijk beleidsfouten gemaakt, waardoor het de rol heeft moeten lossen tegenover Duitsland.”
In een kwarteeuw is het aandeel van de industrie in het Franse bbp gedaald van 23 naar 9 procent, evenveel als in Griekenland. In de eurozone is de industrie goed voor 16 procent van het bbp, in Duitsland is dat 22 procent. “De herindustrialisatie is noodzakelijk om Frankrijk er bovenop te helpen, al gaat dat niet gemakkelijk”, weet Baverez. “Er is niet alleen de concurrentie van de IRA in de VS, Duitsland kan zijn industrie gemakkelijker steunen, omdat zijn begroting er beter voorstaat dan de Franse. Toch zie ik al resultaten. Er zouden vorig jaar in Frankrijk 1.259 fabrieken bij zijn gekomen, tegen 832 in Duitsland. Maar de herindustrialisatie moet niet enkel gebeuren via staatsmanna. Je kan een land ook aantrekkelijker maken door de belastingen te verlagen. De lasten voor bedrijven bedragen hier 18 procent van het bbp, tegen 9 procent in Duitsland.”
‘Subsidies zijn vaak nodig, zeker voor de groene transitie, maar dan moet het geld goed besteed worden. De trend gaat echter de andere richting uit’
Reinhilde Veugelers, hoogleraar industriële economie
Baverez ziet de buurlanden profiteren van die herindustrialisatie, want Belgische bedrijven zouden bijvoorbeeld toeleverancier kunnen worden van het nabije Noord-Franse Battery Valley. “Dat leidt natuurlijk tot waardeketens. Maar wat zal verdwijnen en wat komt in de plaats?” vraagt Marc De Vos zich af. “Europa stelt dat de oude fossiele industrie moet verdwijnen. België, met zijn havengebonden industrie, is daardoor zeer kwetsbaar. En het blijft een nulsomspel: er kan maar een bepaald aantal van die gigabatterijfabrieken worden gebouwd. Ze dienen voor onze Europese markt, niet voor de export. Uiteraard hebben we met onze havens nog troeven. Die zullen niet verschrompelen. Maar met minder globalisering profiteren we minder van internationale export. Een klein land als het onze zal zich moeten handhaven in een kleinere wereld en moet binnen de EU marktaandeel verwerven. En dat op een moment dat die subsidies onrechtstreeks leiden tot een grootschalige concurrentievervalsing.”
80 procent
van de staatssteun van bedrijven in Europa komt voor rekening van Frankrijk en Duitsland.
‘Subsidies zijn een taks voor wie er geen krijgt’
De subsidiewedloop tussen de grote EU-lidstaten zet de Europese Commissie onder druk. Zij is de subsidiewaakhond, die controleert of de staatssteun bijvoorbeeld geen zombiebedrijven in stand houdt. Subsidies voor investeringen met grote risico’s, die de markt niet wil nemen, kunnen wél, bijvoorbeeld wanneer een bedrijf wil investeren in veelbelovende groene technologie die nog veel onderzoekswerk vergt.
In principe werkt de Europese Commissie onafhankelijk, afgeschermd van politieke beïnvloeding. Maar juist daar rijst almaar vaker een probleem, aldus Reinhilde Veugelers, hoogleraar industriële economie aan de KU Leuven en verbonden aan de denktanks Bruegel in Brussel en Peterson Institute for International Economics in Washington DC. “De Europese regels moeten ervoor zorgen dat subsidies naar de beste spelers gaan, nadat iedereen een faire kans gekregen heeft. De lidstaten willen zelf beslissen wie subsidies krijgt. Dat zet de deur open voor eigenbelang en kortetermijnpolitiek. Politici delen graag subsidies uit aan projecten die onmiddellijk jobs creëren in hun kiesgebied. Dat gaat vaak ten koste van subsidies voor investeringen in vernieuwende technologieën, die op de korte termijn veel risico’s inhouden. Maar als zo’n technologie doorbreekt, kan ze op de lange termijn veel meer banen creëren. Subsidies zijn een taks voor wie er geen krijgt.”
Om het subsidieopbod in de Europese batterij-industrie te vermijden, pleit de sector voor een fonds onder Europese controle, dat rechtstreeks subsidies geeft aan bedrijven. Veugelers is het idee genegen: “Zo’n fonds is veel minder gevoelig voor lokaal gelobby, en kan veel meer expertise en spankracht verzamelen dan een nationaal fonds. Maar ik vrees dat de lidstaten dat voorstel niet zullen steunen.”
Dat verwijst naar een ander probleem: de Europese Unie heeft weinig geld om zelf subsidies te geven, wat des te meer manoeuvreerruimte aan de lidstaten laat. De vraag is of de lidstaten zullen inbinden. Ze varen wel bij de huidige toestand. Om de gevolgen van de coronapandemie en de oorlog in Oekraïne het hoofd te bieden, heeft de Europese Commissie de mededingingsregels tijdelijk versoepeld. Dat gaf de lidstaten extra ruimte om subsidies uit te delen, waarvan de landen met diepe zakken profiteren. “Ik maak me grote zorgen”, zegt Veugelers. “Subsidies zijn vaak nodig, zeker voor de groene transitie, maar dan moet het geld goed besteed worden. De trend gaat echter de andere richting uit.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier